Het Boeddhisme in Korea en Stromingen binnen het boeddhisme: verschil tussen pagina's

Uit dharma-lotus.nl
(Verschil tussen pagina's)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
{{#seo:
{{#seo:
|title=Het Boeddhisme in Korea
|title=De 3 grote stromingen binnen het boeddhisme uitgelegd
|titlemode=append
|titlemode=append
|keywords=Korea, boeddhisme, boeddha, boeddhistisch, Dharma, Pali-canon, Gautama, boeddhist, waarheden, soetra, sutta, Dhamma, meditatie, inzicht, Ivar Mol, Dharma-Lotus, mindfulness, India, Nepal  
|keywords=boeddhisme, boeddha, boeddhistisch, Dharma, Pali-canon, Gautama, boeddhist, waarheden, soetra, sutta, Dhamma, meditatie, inzicht, Ivar Mol, Dharma-Lotus, mindfulness, India, Nepal  
|description=de ontstaansgeschiedenis van het boeddhisme en de dagelijkse gebruiken van het boeddhisme in dit land.   
|description=Uitgebreide uitleg over het boeddhisme in het algemeen en de boeddhistische filosofie, de Dharma en de Pali-canon in het bijzonder.   
}}
}}
{{boeddhisme}}
[[File:Buddhist_sects.png|thumb|350px|Verdeling van de grote boeddhistische stromingen]]
{{Boeddhisme per land}}
{{Boeddhisme per land}}
==Korea==
Wat [[Gautama de Boeddha]] onderwees is door de eeuwen heen op verschillende manieren geformuleerd en beoefend. Er zijn hierin vier hoofdstromen te onderscheiden, waar de huidige sangha’s in Nederland deel van uitmaken.
[[File:Seokguram_Buddha.JPG|thumb|350px|Een afbeelding van Gautama Boeddha bij Seokguram Grotto, Gyeongju, in Zuid-Korea]]
[[File:Korea-Haeinsa-21.jpg|thumb|350px|Monniken gaan naar hun kamers na het avondgebed in Haeinsa]]
[[File:Korea_south_silla_stone_buddha.jpg|thumb|350px|Een stenen beeld van een Boeddha, nabij Gyeongju, Zuid-Korea. Silla uit de 7e eeuw]]
[[Bestand:Korean_monks.jpg|thumb|350px|Monniken in Seoul]]
[[File:Korea-Haeinsa-Tripitaka_Koreana-01.jpg|thumb|350px|[[Pali-canon|Tripitaka Koreana]] in Haeinsa]]
[[File:Goryeo-Avalokiteshvara-1310-kagami_Jinjya_Temple.jpg|thumb|350px|Koreaans schilderij van Avalokiteshvara, 1310, inkt op zijde, geschilderd door Umun Kim]]


Het '''Koreaanse boeddhisme''' onderscheidt zich van andere vormen van [[boeddhisme]] door zijn poging om een ​​oplossing te vinden voor wat het ziet als inconsistenties in het [[Stromingen binnen het boeddhisme|Mahayana-boeddhisme]]. Vroege Koreaanse [[monnik|monniken]] geloofden dat de tradities die ze uit het buitenland kregen, intern inconsistent waren. Om dit aan te pakken, ontwikkelden ze een nieuwe holistische benadering van het boeddhisme. Deze benadering is kenmerkend voor vrijwel alle grote Koreaanse denkers en heeft geresulteerd in een duidelijke variatie op het boeddhisme, die Tongbulgyo (' doorgewinterd boeddhisme') wordt genoemd, een vorm die probeerde alle geschillen te harmoniseren door Koreaans geleerden. Koreaanse boeddhistische denkers verfijnden de ideeën van hun voorgangers tot een aparte vorm.
==3 stromingen==


Eeuwen nadat het boeddhisme zijn oorsprong vond in India, arriveerde het Mahayana- boeddhisme in China via de zijderoute in de 1e eeuw na Christus via Tibet, en vervolgens naar het schiereiland Korea in de 3e eeuw tijdens de periode van de drie koninkrijken van waaruit het naar Japan werd overgedragen. In Korea werd het aangenomen als de staatsgodsdienst van 3 samenstellende staatsbesturen van de periode van de Drie Koninkrijken, eerst door de Goguryeo (Gaya) in 372, door de Silla in 528 en door het Baekje in 552.
De huidige drie boeddhistische hoofdstromingen zijn het [[Theravada]], [[Mahayana]] en [[Vajrayana]].


Zoals het er nu uitziet, bestaat het Koreaanse boeddhisme voornamelijk uit de Seon-linie, voornamelijk vertegenwoordigd door de Jogye- en Taego-ordes. De Koreaanse Seon heeft een sterke relatie met andere Mahayana-tradities die zowel de stempel van de [[Zen|Chan-]] leringen als de nauw verwante zen dragen. Andere sekten, zoals de moderne heropleving van de Cheontae- lijn, de Jingak-orde (een moderne esoterische sekte) en de nieuw gevormde Won, hebben ook aanzienlijke volgers aangetrokken.
* Theravada is de oudste school en houdt zich voornamelijk met de geschriften bezig en de bevrijding van het individu en is voornamelijk verspreid naar Zuidoost-Azië.
* Mahayana is ook bekend als het "grote voertuig" en richt zich op verlossing voor iedereen en is voornamelijk verspreid naar het noorden, zoals China en Japan.
* Vajrayana is ook bekend als het "diamanten voertuig" of tantrisch boeddhisme, en is een onderdeel van het Mahayana. Dit is de meest esoterische school en is voornamelijk verspreid naar Tibet en de landen daaromheen, maar wordt ook gevonden in China en Japan.


Het Koreaanse boeddhisme heeft veel bijgedragen aan het Oost-Aziatische boeddhisme, vooral aan de vroege Chinese , Japanse en Tibetaanse scholen van boeddhistisch denken.
[[Bestand:Boeddhisme_scholen.PNG]]


==Historisch overzicht en ontwikkeling==
===aankomst en de verspreiding van het boeddhisme===


Toen het boeddhisme oorspronkelijk in Korea werd geïntroduceerd vanuit de voormalige Qin in 372, ongeveer 800 jaar na de dood van [[Gautama de Boeddha|de historische Boeddha]], was sjamanisme de inheemse religie. De Samguk yusa en Samguk sagi vermelden de volgende 3 monniken die in de 4e eeuw tijdens de periode van de Drie Koninkrijken als een van de eersten boeddhistische leer of Dharma naar Korea brachten: Malananta - een Indiase boeddhistische monnik die uit het Serindische gebied van Zuid-China kwam Oost-Jin-dynastie en bracht het boeddhisme aan de Koning Baekje van Baekje in de zuidelijke Koreaanse schiereiland in 384 CE, Sundo - een monnik uit het noorden van de Chinese staat Voormalig Qin gebracht boeddhisme Goguryeo in Noord-Korea in 372, en Ado - een monnik die het Boeddhisme bracht Silla in centraal Korea. Omdat boeddhisme niet in strijd was met de riten van de natuuraanbidding, werd het door aanhangers van het sjamanisme toegestaan ​​om in hun religie te mengen. Dus de bergen waarvan sjamanisten geloofden dat ze in de pre-boeddhistische tijd de woonplaats van geesten waren, werden later de locaties van boeddhistische tempels.
==Terminologie==


Hoewel het aanvankelijk een brede acceptatie genoot en zelfs werd ondersteund als de staatsideologie tijdens de Goryeo- periode (918-1392), Leed het boeddhisme in Korea onder extreme onderdrukking tijdens het Joseon- tijdperk (1392-1897), Dat meer dan vijfhonderd jaar duurde. Gedurende deze periode, Neo-Confucianisme overwon voorafgaande dominantie van het boeddhisme.
De terminologie voor de belangrijkste onderdelen van het boeddhisme kan verwarrend zijn, aangezien het boeddhisme door geleerden en beoefenaars op verschillende manieren wordt verdeeld volgens geografische, historische en filosofische criteria, waarbij verschillende termen vaak in verschillende contexten worden gebruikt. De volgende termen kunnen worden aangetroffen in beschrijvingen van de belangrijkste boeddhistische divisies:


Pas nadat boeddhistische monniken hielpen bij het afweren van de Japanse invasies in Korea (1592-98), stopte de vervolging van boeddhisten. Het boeddhisme in Korea bleef gematigd tot het einde van de Joseon-periode, toen zijn positie enigszins werd versterkt door de koloniale periode, die duurde van 1910 tot 1945. Deze boeddhistische monniken maakten echter niet alleen een einde aan de Japanse overheersing in 1945, maar ze maakten ook een einde aan de Japanse overheersing in 1945. bevestigden ook hun specifieke en afzonderlijke religieuze identiteit door hun tradities en praktijken te hervormen. Ze legden de basis voor veel boeddhistische samenlevingen, en de jongere generatie monniken kwam met de ideologie van Mingung Pulgyo , of 'boeddhisme voor de mensen'. Het belang van deze ideologie is dat ze werd bedacht door de monniken die zich concentreerden op de dagelijkse problemen van de mannen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Seon-school van het Koreaanse boeddhisme opnieuw geaccepteerd.
'''Conservatief boeddhisme'''
* een alternatieve naam voor de vroege boeddhistische scholen. De scholen waarin het boeddhisme in de eerste paar eeuwen verdeeld raakte; slechts één van deze overleeft als onafhankelijke school; Theravāda
* een term die door geleerden wordt gebruikt om de boeddhistische tradities van Japan, Korea en het grootste deel van China en Zuidoost-Azië te dekken
* een alternatieve naam die door sommige geleerden wordt gebruikt voor het Oost-Aziatische boeddhisme; soms ook gebruikt om te verwijzen naar alle traditionele vormen van boeddhisme, in tegenstelling tot westerse vormen.
* Mahayana-teksten zoals de Lotus Soetra en de Avatamsaka Soetra probeerden alle verschillende leringen op één geweldige manier te verenigen. Deze teksten dienen als inspiratie voor het gebruik van de term Ekayāna in de betekenis van "één voertuig". Dit 'ene voertuig' werd een sleutelaspect van de leerstellingen en praktijken van de boeddhistische sekten van Tiantai en Tendai, die vervolgens de leerstellingen en praktijken van Chán en Zen beïnvloedden. In Japan inspireerde de lering van de Lotus Soetra ook tot de vorming van de [[Nichiren]]-sekte.


===omvang en syncretische invloed van het boeddhisme===
'''Esoterisch boeddhisme'''
* meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". Sommige geleerden hebben de term toegepast op bepaalde praktijken die in de Theravāda worden aangetroffen, vooral in Cambodja.
* betekent letterlijk "mindere auto." Het wordt als een controversiële term beschouwd wanneer het door de Mahāyāna wordt toegepast om ten onrechte naar de Theravāda-school te verwijzen, en wordt als zodanig algemeen beschouwd als neerbuigend en pejoratief. Bovendien verwijst Hīnayāna naar de nu niet bestaande scholen met een beperkt aantal opvattingen, praktijken en resultaten, voorafgaand aan de ontwikkeling van de Mahāyāna-tradities. De term wordt momenteel het vaakst gebruikt als een manier om een ​​etappe op het pad in het Tibetaans boeddhisme te beschrijven, maar wordt vaak ten onrechte verward met de hedendaagse Theravāda-traditie, die veel complexer, gediversifieerder en dieper is dan de letterlijke en beperkende definitie die wordt toegeschreven aan Hīnayāna. Het gebruik ervan in wetenschappelijke publicaties wordt nu ook als controversieel beschouwd.


Uit een overheidsenquête uit 2005 bleek dat ongeveer een kwart van de Zuid-Koreanen als boeddhist werd geïdentificeerd. Het werkelijke aantal boeddhisten in Zuid-Korea is echter dubbelzinnig, aangezien er geen exact of exclusief criterium is waarmee boeddhisten kunnen worden geïdentificeerd, in tegenstelling tot de christelijke bevolking. Met de opname van het boeddhisme in de traditionele Koreaanse cultuur, wordt het nu beschouwd als een filosofie en culturele achtergrond in plaats van een formele religie. Als gevolg hiervan worden veel mensen buiten de praktiserende bevolking sterk beïnvloed door deze tradities. Dus als seculiere gelovigen worden geteld of degenen die door het geloof zijn beïnvloed terwijl ze andere religies niet volgen, wordt het aantal boeddhisten in Zuid-Korea als veel groter beschouwd. Evenzo wordt in officieel atheïstisch Noord-Korea, terwijl boeddhisten officieel 4,5% van de bevolking uitmaken, een veel groter aantal (meer dan 70%) van de bevolking beïnvloed door boeddhistische filosofieën en gebruiken.  
'''Lamaïsme'''
* een oude term, die soms nog wordt gebruikt, synoniem met Tibetaans boeddhisme; algemeen beschouwd als denigrerend.


==Boeddhisme in de Drie Koninkrijken==
'''Mahāyāna'''
* een beweging die voortkwam uit vroege boeddhistische scholen , samen met zijn latere afstammelingen, het Oost-Aziatische en Tibetaanse boeddhisme. Vajrayāna-tradities worden soms afzonderlijk vermeld. Het belangrijkste gebruik van de term in Oost-Aziatische en Tibetaanse tradities heeft betrekking op spirituele niveaus, ongeacht de school.


Toen het boeddhisme in de 4e eeuw na Christus in Korea werd geïntroduceerd, werd het Koreaanse schiereiland politiek onderverdeeld in drie koninkrijken van Korea ]: Goguryeo in het noorden (inclusief grondgebied dat momenteel in Rusland en China ligt), Baekje in het zuidwesten en Silla in het zuidoosten. Er is concreet bewijs van een eerdere introductie van het boeddhisme dan traditioneel werd aangenomen. Een graf uit het midden van de 4e eeuw, opgegraven in de buurt van Pyongyang , blijkt boeddhistische motieven te bevatten in de plafondversiering.
'''Mainstream boeddhisme'''
* een term die door sommige geleerden werd gebruikt voor de vroege boeddhistische scholen.


Koreaanse boeddhistische monniken reisden naar China of India om het boeddhisme te bestuderen in de late periode van de drie koninkrijken, vooral in de 6e eeuw. In 526 reisde de monnik Gyeomik uit Baekje via de zuidelijke zeeroute naar India om Sanskriet te leren en de Vinaya te bestuderen . De monnik Paya (562–613) Uit Goguryeo zou gestudeerd hebben onder de Tiantai-meester Zhiyi . Andere Koreaanse monniken uit die periode brachten talrijke geschriften uit het buitenland mee en voerden missionaire activiteiten uit in heel Korea.
'''Mantrayāna'''
* meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". De Tendai- school in Japan wordt beschreven als beïnvloed door Mantrayana.


In Korea ontwikkelden zich in deze vroege tijden verschillende stromingen:
'''Navayāna'''
* ("nieuw voertuig") verwijst naar de herinterpretatie van het boeddhisme door de moderne Indiase jurist en sociaal hervormer BR Ambedkar.
* een niet-monastiek, op kaste gebaseerd boeddhisme met patrilineaire afkomst en Sanskrietteksten.
* een niet-denigrerende vervangende term voor Hinayana of de vroege boeddhistische scholen.


* de Samlon of Oost-Aziatische Mādhyamaka- school gericht op de Mādhyamaka- doctrine
'''Niet-Mahāyāna'''
* de Gyeyul (Vinaya in het Sanskriet) school hield zich voornamelijk bezig met de studie en implementatie van śīla of 'morele discipline'
* een alternatieve term voor de vroege boeddhistische scholen.
* de Yeolban (Nirvāna in het Sanskriet) school gebaseerd op de thema's van de Mahāyāna Mahāparinirvāṇa Sūtra
* een alternatieve term die door sommige geleerden wordt gebruikt voor het Tibetaans boeddhisme. Ook een oudere term die soms nog wordt gebruikt om zowel Oost-Aziatische als Tibetaanse tradities te omvatten. Het is zelfs gebruikt om alleen naar het Oost-Aziatische boeddhisme te verwijzen, zonder het Tibetaans boeddhisme.
* de Wonyung-school (Yuanrong in het Chinees) werd gevormd tegen het einde van de periode van de Drie Koninkrijken. Deze school leidde tot de actualisering van de metafysica van interpenetratie zoals gevonden in de Avatamsaka Sutra en werd  beschouwd als de belangrijkste school, vooral onder de ontwikkelde aristocratie.
* de Hwaeom (Huayan-school) was de oudste van de "geïmporteerde" scholen. Het had sterke banden met de Beopseong een inheemse Koreaanse denkrichting.


De datum van de eerste missie van Korea naar Japan is onduidelijk, maar naar verluidt werd in 577 op uitnodiging van de Japanse heersers een tweede detachement geleerden naar Japan gestuurd. De sterke Koreaanse invloed op de ontwikkeling van het boeddhisme in Japan zette zich voort door de Unified Silla- periode. Pas in de 8e eeuw begon de onafhankelijke studie door Japanse monniken in grote aantallen.
'''Geheime mantra'''
* een alternatieve weergave van Mantrayāna, een meer letterlijke vertaling van de term die door scholen in het Tibetaans boeddhisme wordt gebruikt wanneer ze naar zichzelf verwijzen.


===Goguryeo===
'''Sektarisch boeddhisme'''
In 372 werd de monnik Sundo door Fu Jian (337-385) van voormalig Qin naar het hof van koning Sosurim van Goguryeo gestuurd. Hij bracht teksten en beelden mee (mogelijk van [[Houdingen van de Boeddha|Maitreya]], die populair was in het boeddhisme in Centraal-Azië ), en de Goguryeo-royalty en hun onderdanen accepteerden zijn leringen snel. Het boeddhisme in China was in een rudimentaire vorm, bestaande uit de wet van oorzaak en gevolg en de zoektocht naar geluk. Dit had veel gemeen met het overheersende sjamanisme, dat waarschijnlijk leidde tot de snelle assimilatie van het boeddhisme door de mensen van Goguryeo.
* een alternatieve naam voor de vroege boeddhistische scholen.
* een alternatieve naam die door sommige geleerden voor Theravāda wordt gebruikt.
* een alternatieve naam gebruikt door sommige geleerden voor Theravāda.
* een alternatieve term die soms voor de vroege boeddhistische scholen werd gebruikt.


Het vroege boeddhisme in Silla ontwikkelde zich onder invloed van Goguryeo. Sommige monniken uit Goguryeo kwamen naar Silla en predikten onder de mensen, waardoor er een paar bekeerlingen waren. In 551 werd Hyeryang, een Goguryeo-monnik, benoemd tot de eerste nationale patriarch van Silla. Hij was eerst voorzitter van de "Dharma-vergadering met honderd zetels" en de "Dharma van acht verboden".
'''Tantrayāna of Tantrisch boeddhisme'''
* meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". Een geleerde beschrijft echter dat de tantra-indelingen van sommige edities van de Tibetaanse geschriften Śravakayāna-, Mahāyāna- en Vajrayāna-teksten omvatten. Sommige geleerden, in het bijzonder François Bizot, hebben de term " Tantrische Theravada " gebruikt om te verwijzen naar bepaalde praktijken die vooral in Cambodja voorkomen.
* het boeddhisme van Sri Lanka , Bangladesh , Birma , Thailand , Laos , Cambodja en delen van Vietnam , China , India en Maleisië . Het is de enige overgebleven vertegenwoordiger van de historische vroege boeddhistische scholen . De term "Theravāda" wordt soms ook gebruikt om te verwijzen naar alle vroege boeddhistische scholen.
* meestal begrepen als het boeddhisme van Tibet, Mongolië, Bhutan en delen van China, India en Rusland, die de Tibetaanse traditie volgen.
* een beweging die is ontstaan ​​uit het Indiase Mahāyāna, samen met zijn latere nakomelingen. Er is enige onenigheid over welke tradities precies in deze categorie vallen. Het wordt algemeen erkend dat het Tibetaans boeddhisme onder deze noemer valt; velen omvatten ook de Japanse Shingon- school. Sommige geleerden passen de term ook toe op de Koreaanse milgyo-traditie, die geen aparte school is. Een geleerde zegt: 'Ondanks de inspanningen van generaties boeddhistische denkers, blijft het buitengewoon moeilijk om precies vast te stellen wat de Vajrayana onderscheidt.'


===Baekje===
==Theravada boeddhisme==
In 384 arriveerde de Indiase monnik Marananta in Baekje en ontving de koninklijke familie de spanning van het boeddhisme die hij bracht. Koning Asin van Baekje verklaarde: "mensen moeten in het boeddhisme geloven en geluk zoeken." In 526 reisde de Baekje-monnik Gyeomik rechtstreeks naar Centraal-India en kwam terug met een verzameling Vinaya-teksten, vergezeld van de Indiase monnik Paedalta ( Sanskriet : Vedatta). Na zijn terugkeer in Baekje vertaalde Gyeomik de boeddhistische geschriften in het Sanskriet in tweeënzeventig delen. De Gyeyul-school in Baekje werd door Gyeomik ongeveer een eeuw eerder opgericht dan zijn tegenhanger in China. Als resultaat van zijn werk wordt hij beschouwd als de vader van Vinaya-studies in Korea.


===Stoel===
De geschiedenis van het [[Theravada]] voert terug naar de gemeenschap van monniken in de tijd van de [[Boeddha]] ( ca. 450 v. Chr. tot ca. 370 v. Chr.) die zijn entourage vormden, bekend onder de naam [[Sangha]]. Na het overlijden van de Boeddha (ca 370 v. Chr.) ontstonden er door splitsingen in de Sangha verschillende vroeg boeddhistische scholen. Theravada was de hoofdstroming, waar de andere scholen door afsplitsingen uit voortkwamen. Theravada is de enige van deze vroege scholen die nog steeds bestaat.
Het boeddhisme kwam pas in de 5e eeuw het koninkrijk van Silla binnen. Het gewone volk voelde zich hier voor het eerst aangetrokken tot het boeddhisme, maar er was weerstand onder de aristocraten. In 527 presenteerde een prominente gerechtsambtenaar genaamd Ichadon zich echter aan koning Beopheung van Silla en kondigde aan dat hij boeddhist was geworden. De koning liet hem onthoofden, maar toen de beul zijn hoofd afhakte, wordt er gezegd dat er melk uitgegoten wordt in plaats van bloed. Schilderijen hiervan zijn in de tempel van Haeinsa en een stenen monument ter ere van zijn martelaarschap bevindt zich in het Nationaal Museum van Kyongju.


Tijdens het bewind van de volgende koning, Jinheung van Silla , werd de groei van het boeddhisme aangemoedigd en uiteindelijk erkend als de nationale religie van Silla. Geselecteerde jonge mannen werden fysiek en spiritueel opgeleid in Hwarangdo volgens boeddhistische principes met betrekking tot iemands vermogen om het koninkrijk te verdedigen. Koning Jinheung werd later zelf monnik.
===de 3 korven===


De monnik Jajang wordt gezien als een belangrijke kracht in de adoptie van het boeddhisme als een nationale religie. Jajang staat ook bekend om zijn deelname aan de oprichting van de Koreaanse monastieke sangha.
Theravada stond in de historische bronnen bekend onder de namen Sthaviravāda en Vibhajyavāda. 'Sthavira' is Sanskriet voor het Pali woord 'Thera' (ouderling), en wordt gebruikt om alle vroege boeddhistische scholen aan te duiden. 'Vibhajya' refereert aan 'analyse', de benaming werd gedurende de periode van koning [[Asoka]] (268 v. Chr. tot 263 v. Chr.) gebruikt. De sterk analytische benadering van de werkelijkheid, vindt men terug in de wijze waarop in de Abhidhamma de werkelijkheid beschreven wordt. De Abhidhamma maakt deel uit van een bundel geschriften die omstreeks 250 v. Chr. werd opgetekend uit de recitaties van de volgelingen van de Boeddha. Deze geschriften werden ingedeeld in drie bundels, die de ‘Drie Korven’ ([[Pali-canon|Ti Pitaka]]) werd genoemd:


Een andere grote geleerde die uit de Silla-periode voortkwam, was Wonhyo . Hij deed afstand van zijn religieuze leven om de mensen beter te dienen en trouwde zelfs voor korte tijd met een prinses, met wie hij een zoon kreeg. Hij schreef veel verhandelingen en zijn filosofie concentreerde zich op de eenheid en onderlinge samenhang van alle dingen. Hij vertrok naar China om boeddhisme te studeren met een goede vriend, Uisang, maar maakte het slechts een deel van de weg ernaartoe. Volgens de legende werd Wonhyo op een nacht erg dorstig wakker. Hij vond een bak met koud water, die hij dronk voordat hij weer in slaap viel. De volgende ochtend zag hij dat de container waaruit hij had gedronken een menselijke schedel was en hij realiseerde zich dat verlichting van de geest afhing. Hij zag geen reden om door te gaan naar China, dus keerde hij terug naar huis. Uisang ging verder naar China en bood na tien jaar studeren een gedicht aan zijn meester aan in de vorm van een zegel dat geometrisch oneindigheid vertegenwoordigt. Het gedicht bevatte de essentie van de Avatamsaka Sutra .
* de Sutta Pitaka bevat de leerredes
* de Vinaya Pitaka bevat de reglementen van de Sangha
* de Abhidhamma Pitaka biedt een diepgaande analyse van de fysieke en mentale werkelijkheid


Het boeddhisme was in deze periode zo succesvol dat veel koningen zich bekeerden en verschillende steden werden vernoemd naar beroemde plaatsen in de tijd van de Boeddha.
===de leer===


==Boeddhisme in de Noord-Zuid Staten periode (668-935)==
Centraal in het Theravada staan het begrip dukkha (lijden, frictie, onvrede) en de weg naar bevrijding uit dukkha. Dit wordt weergegeven in de [4 edele Waarheden]] die de Boeddha in zijn eerste prediking uiteenzette:


===Verenigd Silla (668-935)===
* er is lijden
In 668 slaagde het koninkrijk Silla erin het hele Koreaanse schiereiland te verenigen, waardoor een periode van politieke stabiliteit ontstond die ongeveer honderd jaar duurde onder Unified Silla. Dit leidde tot een hoogtepunt in wetenschappelijke studies van het boeddhisme in Korea. De meest populaire studiegebieden waren Wonyung, Yusik of Oost-Aziatische Yogācāra, Jeongto of Pure Land Buddhism, en de inheemse Koreaanse Beopseong ("Dharma-natuurschool").
* er is een oorzaak van lijden
* er is beëindiging van lijden
* er is een weg die voert naar het einde van lijden.


Wonhyo leerde de Pure Land-praktijk van yeombul, die erg populair zou worden onder zowel geleerden als leken, en een blijvende invloed heeft gehad op het boeddhistische denken in Korea. Zijn werk, dat een synthese probeert te maken van de schijnbaar uiteenlopende onderdelen van de Indiase en Chinese boeddhistische doctrines, maakt gebruik van het Essence-Function raamwerk, dat populair was op inheemse filosofische scholen in Oost-Azië. Zijn werk speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de dominante school van het Koreaanse boeddhistische denken, ook wel bekend als Beopseong, Haedong  en later als Jungdo.
De weg naar het ophouden van lijden wordt beschreven als Het [[8-voudige pad]], dat drie trainingen omvat:


Wonhyo's vriend Uisang ging naar Chang'an , waar hij studeerde onder Huayaanse patriarchen Zhiyan (600–668) en Fazang (643–712). Toen hij na twintig jaar terugkeerde, droeg zijn werk bij aan het Hwaeom-boeddhisme en werd het de overheersende leerstellige invloed op het Koreaanse boeddhisme, samen met Wonhyo's tongbulgyo- gedachte. Hwaeom-principes werden diepgaand verwerkt in de Koreaanse op meditatie gebaseerde Seon-school, waar ze een diepgaande invloed hadden op de basishoudingen ervan.
* sila (ethiek en moraliteit)
* samadhi (concentratie en kalmte van geest)
* panna (wijsheid of inzicht)


Invloeden van het Silla-boeddhisme in het algemeen, en van deze twee filosofen in het bijzonder, kropen terug in het Chinese boeddhisme. Wonhyo's commentaren waren erg belangrijk bij het vormgeven van de gedachte van de vooraanstaande Chinese boeddhistische filosoof Fazang, en Woncheuks commentaar op de Sa thedhinirmocana-sūtra had een sterke invloed in het Tibetaans boeddhisme.
Door oefening op dit pad kan de mens zich vrij maken van lijden en de staat van verlichting realiseren. Hij is dan volledig vrij van hartstochten, boosheid en verblinding, vrij van alle bezoedelingen en bindingen met het bestaan. Een persoon die dit bereikt heeft wordt een [[verlichting|verlichte]] ([[Arhat]]) genoemd. De ontwikkeling naar perfectie heeft een gradueel verloop, uitgebeeld in de vier graden van heiligheid:


De intellectuele ontwikkelingen van het Silla-boeddhisme brachten belangrijke culturele prestaties met zich mee op veel gebieden, waaronder schilderkunst, literatuur, beeldhouwkunst en architectuur. In deze periode zijn er veel grote en mooie tempels gebouwd. Twee bekroningen waren de tempel Bulguksa en de terugtocht in de grot van Seokguram. Bulguksa was beroemd om zijn met juwelen versierde pagodes, terwijl Seokguram bekend stond om de schoonheid van zijn stenen sculptuur.
* stroomwinnaar
* eenmalig terugkerende
* niet terugkerende
* Arhat


===Bohai (698-926)===
===Ethiek en moraliteit (Sila)===
Het boeddhisme bloeide ook in het Noord-Koreaanse koninkrijk Balhae , opgericht na de val van Goguryeo, als staatsgodsdienst. De overblijfselen van tien boeddhistische tempels zijn gevonden in de overblijfselen van de hoofdstad van Balhae, Sanggyeong, samen met boeddhistische artefacten als boeddhabeelden en stenen lantaarns, wat suggereert dat het boeddhisme een overheersende rol speelde in het leven van de Balhae-bevolking. Het Balhae-graf Majeokdal in Sinpo , in de provincie Zuid-Hamgyong , wordt geassocieerd met pagodes en tempels: dit geeft ook aan dat het boeddhisme een sterke invloed had op de begrafenisrituelen in Balhae.


Na de val van Balhae vluchtten zestig monniken uit Balhae, waaronder de monnik Jaeung, samen naar het nieuw opgerichte koninkrijk Goryeo (918-1392).
De beoefenaars, ook bekend als yogi's, proberen zich zo te beheersen in spreken en handelen dat zij noch zichzelf noch anderen schade berokkenen. Daartoe nemen zij de vijf leefregels als uitgangspunt, die uitgebreid kunnen worden tot acht of tien; voor monnikken en nonnen zijn er respectievelijk 227 en 311 leefregels. Leken-yogi’s beoefenen afhankelijk van hun niveau van overtuiging en mentale vermogen de drie- ; de vijf- ; de vijf plus drie spraak regels ; de acht en de tien leefregels. De oefening in juist gedrag wordt als een basis beschouwd voor verdere mentale ontwikkeling (meditatie).


===Seon===
===Meditatie (samadhi en panna)===
Een nieuw tijdperk in het Koreaanse boeddhisme begon tijdens de laatste Silla met de geboorte van scholen voor Koreaanse Seon. In China was de beweging naar een op meditatie gebaseerde beoefening, die bekend werd als Chan-boeddhisme , begonnen tijdens de zesde en zevende eeuw, en het duurde niet lang voordat de invloed van de nieuwe meditatieschool Korea bereikte, waar het bekend was. als Seon. De term is in het Westen meer algemeen bekend in zijn Japanse variant, Zen. Er ontstond een spanning tussen de nieuwe meditatiescholen en de reeds bestaande academisch georiënteerde scholen, die werden beschreven met de term gyo , wat 'leren' of 'studeren' betekent.


Kim Gyo -gak (630-729), een prins die kloosterling werd, kwam naar de regio Anhui naar de berg Jiuhua in China. Veel Chinese boeddhisten geloven dat hij inderdaad het transformerende lichaam van Kṣitigarbha was . Twee ooms die door zijn moeder en zijn vrouw waren gestuurd om hem terug te bellen, werden daar ook kloosterlingen. Zijn goed bewaard gebleven, uitgedroogde lichaam is te zien in het klooster dat hij vandaag op de berg Jiuhua heeft gebouwd. De twee ooms, die ambtenaren waren voordat ze kloosterling werden, vonden het moeilijk om zich te onthouden van wijn en vlees, en oefenden daarom op een andere plaats op de berg. Mensen bouwden het paleis van de twee heiligen in hun oefenplaats om hen te herdenken. Veel boeddhisten bezoeken daar.
Het Achtvoudige Pad omvat twee vormen van meditatie: de kalmtemeditatie en de inzichtsmeditatie. Met kalmtemediatie (ook wel samatha genoemd) wordt de rusteloze geest beteugeld en de geestkracht gebundeld. Dit kan leiden tot diepe stadia van concentratie (ook wel absorbtie of jhana genoemd). Door inzichtsmeditatie (vipassana) doorschouwt de yogi de drie fundamentele kenmerken van van het bestaan: de onbestendigheid (anicca) en de uiteindelijke onbevredigenheid (dukkha) van alle fysieke en mentale verschijnselen en het ontbreken van een duurzaam, sturend zelf (anatta). Daardoor neemt de hechting aan fysieke en mentale verschijnselen af en kunnen de verschillende stadia van verlichting gerealiseerd worden.


Beomnang (632-646), naar verluidt een student van de Chinese meester Daoxin (580-651), wordt over het algemeen gecrediteerd voor de eerste uitzending van Chan naar Korea. Het werd gepopulariseerd door Sinhaeng (704-779) in het laatste deel van de achtste eeuw en door Doui (gestorven in 825) aan het begin van de negende eeuw. Vanaf dat moment studeerden veel Koreanen Chan in China, en na hun terugkeer richtten ze hun eigen scholen op in verschillende bergkloosters met hun leidende discipelen. Aanvankelijk was het aantal van deze scholen vastgesteld op negen, en het Koreaanse Seon werd toen de " negen bergscholen " genoemd. Acht hiervan waren van de Mazu Daoyi(709–788) afkomst, zoals ze tot stand kwamen door verbinding met hem of een van zijn eminente discipelen. De enige uitzondering was de Sumi-san-school, opgericht door Ieom (869-936), die was ontstaan ​​uit de Caodong-school. ​
===Deugden en volmaaktheden===


==Boeddhisme als staatsgodsdienst in de Goryeo-periode (918-1392)==
Degene die het Achtvoudige Pad bewandelt, ontwikkelt tevens wat de Boeddha de Vier Kardinale Deugden en de Tien Volmaaktheden of Perfecties noemde. De Kardinale Deugden omvatten liefdevolle welwillendheid, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid. De Tien Perfecties omvatten - naast liefdevolle welwillendheid en gelijkmoedigheid - : vrijgevigheid, juist handelen, onthouding, wijsheid, energie, geduld, betrouwbaarheid en vastberadenheid. De Perfecties vinden in de Boeddha en in de Arahats (volledig verlichten) hun hoogste invulling.


===Rise of the Seon===  
===Het moderne Theravada-boeddhisme===
Toen het boeddhisme in het middeleeuwse Korea zich ontwikkelde, diende het om de staat te legitimeren.


Aanvankelijk werden de nieuwe Seon-scholen door de gevestigde leerstellige scholen beschouwd als radicale en gevaarlijke parvenu. Zo stuitten de vroege stichters van de verschillende "negen bergen" -kloosters op aanzienlijke weerstand, onderdrukt door de langdurige invloed in de rechtbank van de Gyo-scholen. De strijd die volgde duurde het grootste deel van de Goryeo-periode, maar geleidelijk kreeg het Seon-argument voor het bezit van de ware overdracht van verlichting de overhand. Het standpunt dat in het algemeen werd ingenomen in de latere Seon-scholen, grotendeels te danken aan de inspanningen van Jinul (1158-1210), claimde geen duidelijke superioriteit van de Seon-meditatiemethoden, maar verklaarde eerder de intrinsieke eenheid en overeenkomsten van de Uitzichtpunten Seon en Gyo.
In het moderne Theravada-boeddhisme vormt de wederzijdse afhankelijkheid van de Sangha van monniken en de lekengemeenschap, de basis van de maatschappelijke taakverdeling. Daarbij richten de leken zich op de sociaaleconomische activiteiten en de Sangha zich op
de geestelijke en spirituele gezondheid van de samenleving. Tegenwoordig is Theravada de hoofdstroming in Sri Lanka, Myanmar, Thailand – Laos – Cambodja, Maleisië en Indonesië. Vandaar dat het vaak met de term “Zuidelijk Boeddhisme” wordt aangeduid . Het aantal boeddhisten in Zuid en Zuidoost Azië wordt geschat op 146 miljoen mensen. Het is in die landen gebruikelijk dat kinderen tijdelijk in het klooster toetreden en weer uittreden en er is voor leken die zich geroepen voelen ook de mogelijkheid om voor een langere periode of voorgoed [[monnik]] of non te worden.


Hoewel al deze scholen in historische verslagen worden vermeld, werd Seon tegen het einde van de dynastie een dominante invloed op de regering en de samenleving, evenals de productie van opmerkelijke geleerden en ingewijden. Tijdens de Goryeo-periode werd Seon grondig een "staatsgodsdienst", die uitgebreide steun en privileges ontving door banden met de heersende familie en machtige leden van de rechtbank.
{{Pijl}} [[Theravada|Theravada boeddhisme]]


===Hwaeom (Huayan) en Seon===
==Mahayana boeddhisme==
Hoewel de meeste scholastische scholen in deze periode van Seons groei in activiteit en invloed afnamen, bleef de Hwaeom-school tot ver in de Goryeo een levendige bron van wetenschap, waarvan een groot deel de erfenis van Uisang en Wonhyo voortzette. Met name het werk van Gyunyeo (均 如; 923-973) bereidde zich voor op de verzoening van Hwaeom en Seon, met Hwaeoms meegaande houding ten opzichte van laatstgenoemden. Gyunyeo's werken zijn een belangrijke bron voor moderne wetenschap bij het identificeren van het onderscheidende karakter van Koreaanse Hwaeom.


Een andere belangrijke pleitbezorger van de eenheid tussen Seon en Gyo was Uicheon. Net als de meeste andere vroege Goryeo-monniken, begon hij zijn studie in het boeddhisme bij Hwaeom. Later reisde naar China, en bij zijn terugkeer, actief afgekondigd Cheontae, die werd erkend als een ander Seon school. Deze periode werd dus beschreven als "vijf leerstellige en twee meditatieve scholen". Uicheon zelf vervreemdde echter te veel Seon-aanhangers, en hij stierf op relatief jonge leeftijd zonder dat een Seon-Gyo-eenheid tot stand kwam.
Zen (Chinees: Chán, Vietnamees: Thiền, Koreaans: Seon) is een school van het Mahayana-boeddhisme die zich in China gedurende de Tang-dynastie heeft ontwikkeld en later werd overgebracht naar Vietnam, Korea en Japan. Zen is de Japanse naam waaronder het in het Westen het meest bekend is geworden. Zoals alle andere scholen van het Boeddhisme heeft ook zen in de loop van haar geschiedenis veel kenmerken aangenomen van de omgeving waarin het wortel schoot; in China werd het bijvoorbeeld sterk beïnvloed door het Taoïsme en het Confucianisme. Maar over het algemeen wordt zen gezien als een traditie die zich vooral richt op de directe religieuze ervaring en de liefde en het mededogen dat vanuit die ervaring opgeroepen kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is dat iedereen kan delen in de wijsheid van de Boeddha door zichzelf en de wereld te leren herkennen als een onmetelijk en naadloos geheel.


===Jinul===
In theoretisch opzicht is zen vooral gebaseerd op Mahayana-bronnen zoals Yogacara, de Tathagatagarbha- en Avatamsaka-soetra's met hun nadruk op onze inherente boeddha-natuur en het bodhisattva-ideaal. Ook de Prajnaparamita-, Diamant-, Lankavatara-, Lotus- en Shurangama-soetra worden vaak aangehaald. In de praktijk richt zen zich echter vooral op de manier waarop de inzichten die in deze geschriften vermeld staan ervaren kunnen worden. Daarom worden de literaire bronnen wel vergeleken met vingers die naar de maan wijzen, en vaak wordt voor de overdracht van de dharma het rechtstreekse contact met een bevoegde leraar van groter belang geacht dan de studie van teksten. Ironisch genoeg heeft de zentraditie zelf een grote bijdrage geleverd aan de boeddhistische literatuur met de levensverhalen van zenmeesters waarin o.a. hun verlichtingservaring beschreven wordt. Later werden beknopte versies van deze verhalen gebundeld en gebruikt als onderwerp van [[meditatie]] ([[koan]]).
De belangrijkste figuur van Seon in de Goryeo was Jinul . In zijn tijd bevond de sangha zich in een crisis van uiterlijke schijn en interne leerstellige kwesties. Het boeddhisme raakte langzamerhand betrokken bij seculiere aangelegenheden en nam praktijken op zoals waarzeggerij en het aanbieden van gebeden en rituelen voor succes bij seculiere inspanningen. De neiging tot deze praktijken resulteerde in de overvloed van een steeds groter aantal monniken en nonnen met twijfelachtige motivaties. De correctie, heropleving en verbetering van de kwaliteit van het boeddhisme werden prominente kwesties voor boeddhistische leiders van die periode.


Jinul getracht een nieuwe beweging binnen Seon die hij noemde de "op te richten samādhi en prajna samenleving" waarvan het doel was om een nieuwe gemeenschap van gedisciplineerd, pure-minded beoefenaars diep te vestigen in de bergen. Hij volbracht deze missie uiteindelijk met de oprichting van Songgwangsa op Mt. Jogye. De werken van Jinul worden gekenmerkt door een grondige analyse en herformulering van de methodologieën van Seon-studie en -praktijk.
Volgens een legende die in de Chinese Tang-dynastie ontstaan is, werd de kern van zen door Shakyamuni Boeddha overgedragen op Mahakyashapa, op het moment dat de Boeddha een bloem ophield voor zijn leerlingen en Mahakyashapa als enige glimlachte. Later droeg Mahakyashapa deze mysterieuze kern op zijn beurt over aan Ananda, die het weer verder overdroeg aan een van zijn leerlingen. Daardoor ontstond het fenomeen van opvolgingslijnen die tot op heden doorgaan. In dharma-overdracht wordt de verlichtingservaring van een leerling erkend door de leraar en dit heeft de authenticiteit van de dharma door de eeuwen heen beschermd.


Een belangrijk probleem dat lang had gefermenteerd in Chan, en dat speciale aandacht kreeg van Jinul, was de relatie tussen "geleidelijke" en "plotselinge" methoden in de praktijk en verlichting. Op basis van verschillende Chinese behandelingen van dit onderwerp, vooral die van Huayan Patriarch Guifeng Zongmi (780-841) en Linji-meester Dahui Zonggao (1089-1163), creëerde Jinul een 'plotselinge verlichting gevolgd door geleidelijke beoefening' die hij uiteenzette. in enkele relatief beknopte en toegankelijke teksten. Van Dahui Zonggao nam Jinul ook de hwadu- methode op in zijn praktijk. Deze vorm van meditatie is de belangrijkste methode die tegenwoordig in Seon wordt onderwezen.
Bodhidharma, die deze traditie van India naar China bracht, heeft de kern van zen zo gekarakteriseerd:


Jinul's filosofische oplossing van het Seon-Gyo-conflict had een diep en blijvend effect op het Koreaanse boeddhisme.
: ''Zen wordt doorgegeven los van boeken,''
: ''Buiten woorden en begrippen om.''
: ''Kijk rechtstreeks in je eigen geest,''
: ''Ontdek je ware aard en word Boeddha.''


===Late Goryeo===
Het woord zen betekent meditatie en naast het directe contact met een leermeester is zazen (zittende meditatie) meestal het belangrijkste element van de zenbeoefening, met name in het Westen. Daarnaast krijgen ritueel, studie en sociale activiteiten in de diverse zentradities een verschillende nadruk.
De algemene trend van het boeddhisme in de tweede helft van de Goryeo was een afname als gevolg van corruptie en de opkomst van een sterk antiboeddhistisch politiek en filosofisch sentiment. Deze periode van relatieve decadentie zou echter niettemin enkele van de meest gerenommeerde Seon-meesters van Korea voortbrengen. Drie belangrijke monniken uit deze periode die een prominente rol speelden bij het uitstippelen van de toekomstige koers van het Koreaanse Seon waren tijdgenoten en vrienden: Gyeonghan Baeg'un (1298–1374), Taego Bou (1301–1382) en Naong Hyegeun (1320-1376). Alle drie gingen naar Yuan China aan de hwadu praktijk van de leer Linji scholen die door Jinul was gepopulariseerd. Alle drie keerden terug en legden de scherpe, confronterende methoden van de Imje-school vast in hun eigen onderwijs. Elk van de drie zou ook honderden discipelen hebben gehad, zodat deze nieuwe infusie in het Koreaanse Seon een aanzienlijk effect had.


Ondanks de Imje-invloed, die over het algemeen als anti-wetenschappelijk van aard werd beschouwd, toonden Gyeonghan en Naong, onder invloed van Jinul en de traditionele neiging tot tongbulgyo, een ongebruikelijke interesse in schriftstudie, evenals een sterk begrip van het confucianisme en het taoïsme. , vanwege de toenemende invloed van de Chinese filosofie als de basis van officieel onderwijs. Vanaf die tijd ontstond er een duidelijke tendens onder Koreaanse boeddhistische monniken om "drie leringen" exponenten te zijn.
In de klassieke geschriften, zoals die van de Japanse Eihei Dogen (1200-1253), wordt zazen vaak beschreven als een proces waarin we onze aandacht naar binnen keren en onze inherente boeddha-natuur wakker maken. Met andere woorden, we keren ons af van de objecten van waarneming en richten ons direct op datgene dat waarneemt. Het gevolg hiervan is dat we ons bevrijden van allerlei projecties en voorkeuren waardoor onze waarnemingskanalen gezuiverd worden. Als we onze aandacht daarna weer op de wereld richten, zien we die in een ander licht; de dingen gaan meer tot ons spreken, in een taal die aanzet tot liefdevolle respons. Dit wordt vaak shikantaza genoemd; zitten in volledige aandacht. In al zijn eenvoud is het tegelijkertijd de gemakkelijkste en moeilijkste manier van mediteren.


Een belangrijke historische gebeurtenis uit de Goryeo-periode is de productie van de eerste houtblokeditie van de Tripiṭaka , de Tripitaka Koreana. Er werden twee edities gemaakt, de eerste voltooid van 1210 tot 1231 en de tweede van 1214 tot 1259. De eerste editie werd verwoest tijdens een brand, tijdens een aanval door de Mongolen in 1232, maar de tweede editie bestaat nog steeds in Haeinsa in Gyeongsang . Deze editie van de Tripitaka was van hoge kwaliteit en diende bijna 700 jaar als de standaardversie van de Tripitaka in Oost-Azië.
Shikantaza kent echter veel verschillende niveaus en om onze blik te verruimen is het vaak nodig om op een actieve manier specifieke denk- en gevoelspatronen aan de kaak te stellen. Koans blijken daar uitstekend geschikt voor te zijn: korte teksten - meestal overgeleverde dialogen tussen een meester en leerling - die de boeddhistische leer in een notendop aanbieden en gebruikt kunnen worden gebruikt als object van meditatie. De leraar geeft de leerling een koan en verwacht een spontane presentatie van de essentie ervan in een persoonlijk onderhoud (dokusan). Een eerste reeks van koans richt zich op het ervaren van de wereld als een ondeelbaar geheel. Meer gevorderde koans richten zich op de eindeloze verscheidenheid binnen dit geheel, de innige verbondenheid tussen eenheid en verscheidenheid en de manier waarop ervaringen hiervan liefdevol in woord en daad kunnen worden uitgedrukt.


===Onderdrukking onder Joseondynastie (1392-1910)===
Omdat in de beoefening van zen lichaam en geest in harmonie gebracht worden, heeft het altijd een sterke rituele kant gehad. De meditatiehouding, het maken van buigingen, het offeren van wierook en gezamenlijke soetra-zang worden gezien als een oefening in kinetisch bewustzijn en ook als een fysieke uitdrukking van verworven inzicht. Ceremoniële activiteiten worden bovendien beschouwd als actieve groepsmeditaties; een belangrijke aanvulling op de individuele zitmeditatie. Ritueel is ook in vele andere opzichten een essentiële tegenpool van zazen. Terwijl we bijvoorbeeld in zazen in een bevoorrechte positie zijn om de dharma te ontvangen, krijgen we tijdens ceremonies de gelegenheid om onze dankbaarheid daarvoor tot uitdrukking te brengen.


In 1388 pleegde een invloedrijke generaal genaamd Yi Seonggye (1335–1408) een staatsgreep en vestigde zich in 1392 met de steun van deze neo-confucianistische beweging als de eerste heerser van de Joseon-dynastie. Hij werd postuum omgedoopt tot keizer Taejo van Joseon in 1899. Het Joseon-boeddhisme, dat was begonnen onder het zogenaamde "vijf leerstellige en twee meditatieve" scholenstelsel van de Goryeo, werd eerst samengevat in twee scholen: Seon en Gyo. Uiteindelijk werden deze verder teruggebracht tot de enige school van Seon.
Naast ritueel is ook studie een belangrijker element van training dan vaak gedacht wordt. Dat komt o.a. omdat de meeste Boeddhistische geschriften eigenlijk handleidingen zijn. De teksten kunnen vergeleken worden met de bladmuziek van een musicus: het gaat niet alleen maar om de noten, maar de noten zijn wel belangrijk om muziek te maken. In die zin moet ook de hierboven aangehaalde uitspraak van Bodhidharma begrepen worden. Geschriften zijn wel degelijk nodig – Bodhidharma bracht zelf de Lankavatara-soetra vanuit India mee naar China – maar de bestudering daarvan alleen is niet genoeg; het is de bedoeling dat de inhoud van de geschriften in praktijk gebracht wordt.


Ondanks deze sterke onderdrukking door de regering en felle ideologische oppositie van het Koreaanse neoconfucianisme, bleef het Seon-boeddhisme intellectueel gedijen. Een uitstekende denker was Gihwa (1376–1433), die eerst aan een confucianistische academie had gestudeerd, maar daarna zijn focus verlegde naar het boeddhisme, waar hij door Muhak Jacho werd ingewijd in de gwanhwa- traditie. (1327-1405). Hij schreef veel wetenschappelijke commentaren, maar ook essays en een grote hoeveelheid poëzie. Omdat hij goed thuis was in confucianistische en taoïstische filosofieën, schreef Giwha ook een belangrijke verhandeling ter verdediging van het boeddhisme, vanuit het standpunt van de intrinsieke eenheid van de drie leringen, getiteld de Hyeonjeong non​ In de traditie van eerdere filosofen paste hij che-yong (‘essentie-functie’) en Hwaeom ( sa-sa mu-ae , ‘wederzijdse doordringing van verschijnselen’) toe.
De bodhisattva-geloften zijn een grote inspiratie voor een meer bewust en liefdevol leven. En zij krijgen hun betekenis vooral wanneer ze beoefend worden in combinatie met de andere trainingselementen. Langzaam maar zeker krijgen we meer gevoel voor situaties en wat onze rol daarin zou kunnen zijn. Doordat we beter onze mogelijkheden en ook onze beperkingen gaan inzien, kunnen we een levensvisie ontwikkelen waarin we niet alleen anderen gelukkig maken maar ook onszelf. De bodhisattva-geloften kunnen op allerlei manieren uitgedrukt worden, maar in de moderne zenwereld leiden ze vaak tot een engagement met sociale projecten.


Gemeenschappelijk in de werken van Joseon-geleerde-monniken zijn geschriften over Hwaeom-gerelateerde teksten, evenals de Awakening of Faith in the Mahayana , Sutra of Perfect Enlightenment , Śūraṅgama Sūtra , Diamond Sutra en de Heart Sutra. De Jogye-orde stelde een vast curriculum van schriftstudie in, inclusief de bovengenoemde werken, samen met andere kortere selecties van vooraanstaande Koreaanse monniken, zoals Jinul.
Ondertussen mag niet vergeten worden dat westerse zen heel jong is en eigenlijk nog in een pioniersfase verkeert. In Nederland zijn er veel groepen die verschillende tradities vertegenwoordigen. Sommige daarvan willen de zenmeditatie graag losweken van de oorspronkelijke Boeddhistische context; anderen doen dat juist niet. En het is nog te vroeg om te spreken van een algemeen aanvaarde vorm. Er zijn wat dat betreft ook nog maar weinig kloosters of tempels waar men zich voor langere tijd aan zen kan wijden. Verder is het interessant dat er de afgelopen jaren door sommige groeperingen weer meer aansluiting gezocht wordt met de Aziatische traditie, met name die van Japan en China. Kortom, de toekomst van zen in Nederland ligt nog wijd open.


Tijdens de Joseon-periode daalde het aantal boeddhistische kloosters van enkele honderden tot slechts zesendertig. Er werden grenzen gesteld aan het aantal geestelijken, het landoppervlak en de leeftijden voor het betreden van de sangha. Toen de laatste beperkingen van kracht waren, werd het monniken en nonnen verboden de steden binnen te gaan. Boeddhistische begrafenissen en zelfs bedelen waren verboden. Af en toe verschenen er echter enkele heersers die positief stonden tegenover het boeddhisme en schaften enkele van de meer onderdrukkende voorschriften af. De meest opmerkelijke hiervan was de koningin Munjeong , die als een vrome boeddhist de regering overnam in plaats van haar jonge zoon Myeongjong (reg. 1545–1567), en onmiddellijk vele antiboeddhistische maatregelen introk. De koningin had diep respect voor de briljante monnik Bou (1515-1565), en installeerde hem als hoofd van de Seon-school.
{{Pijl}} [[Mahayana boeddhisme]]


Een van de belangrijkste redenen voor het herstel van het boeddhisme tot een positie van minimale acceptatie was de rol van boeddhistische monniken bij het afweren van de Japanse invasies in Korea, die plaatsvonden tussen 1592 en 1598. In die tijd was de regering zwak door interne ruzies, en was aanvankelijk niet in staat sterke weerstand te bieden tegen de inval. De benarde toestand van het land moedigde sommige leiders van de sangha aan om monniken in guerrilla-eenheden te organiseren, die enkele instrumentele successen boekten. De "rechtvaardige monnik" (uisa ) beweging verspreidde zich tijdens deze achtjarige oorlog, tenslotte inclusief enkele duizenden monniken, geleid door de ouder wordende Seosan Hyujeong (1520–1604), een eersteklas Seon-meester en auteur van een aantal belangrijke religieuze teksten. De aanwezigheid van het leger van de monniken was een cruciale factor bij de uiteindelijke verdrijving van de Japanse indringers.
==Vajrayana (Tibetaans) boeddhisme==


Seosan staat ook bekend om zijn voortdurende inspanningen om de boeddhistische leerstellige studie en praktijk te verenigen. Zijn inspanningen werden sterk beïnvloed door Wonhyo, Jinul en Gihwa. Hij wordt beschouwd als de centrale figuur in de heropleving van het Joseon-boeddhisme, en de meeste grote stromingen van het moderne Koreaanse Seon voeren hun afstamming naar hem terug via een van zijn vier belangrijkste discipelen: Yu Jeong (1544–1610); Eongi (1581–1644), Taeneung (1562–1649) en Ilseon (1533–1608), die alle vier luitenant waren van Seosan tijdens de oorlog met Japan.
: ''Alle levende wezens zijn in essentie boeddha’s,''
: ''Ze zijn alleen tijdelijk verduisterd.''
: ''zijn de verduisteringen eenmaal verwijderd,''
: ''Dan toont zich hun boeddhaschap.''


De biografieën van Seosan en zijn vier belangrijkste discipelen zijn in veel opzichten vergelijkbaar, en deze overeenkomsten zijn kenmerkend voor de typische levensstijl van Seon-monniken uit de late Goryeo- en Joseon-periodes. De meesten van hen begonnen met confucianistische en taoïstische studies. Ze wenden zich tot Seon en volgden een duidelijk rondreizende levensstijl, dwalend door de bergkloosters. In dit stadium werden ze ingewijd in de centrale component van Seon-beoefening, de gong'an of gwanhwa- meditatie. Deze gwanhwa- meditatie bestond, in tegenstelling tot zen-tradities, niet uit contemplatie van een lange, gegradueerde reeks kōans. De typische Koreaanse benadering daarentegen was dat "alle gong'anzijn vervat in één "en daarom was en is het vrij gebruikelijk dat de beoefenaar gedurende zijn hele meditatiecarrière bij één hwadu bleef , meestal de " mu "van Zhaozhou Congshen.
===Wortels van het vajrayana===


Het boeddhisme gedurende de drie eeuwen, vanaf de tijd van Seosan tot de volgende Japanse inval in Korea aan het einde van de negentiende eeuw, bleef redelijk consistent met het hierboven beschreven model. Een aantal vooraanstaande leraren verschenen in de eeuwen na Seosan, maar het boeddhisme van wijlen Joseon, hoewel het de meeste gemeenschappelijke vroegere kenmerken behield, werd vooral gekenmerkt door een heropleving van Hwaeom-studies en af ​​en toe door nieuwe interpretaties van methodologie in Seon-studie. Tijdens de laatste twee eeuwen was er ook een heropleving van het Pure Land-boeddhisme. Hoewel de regering de sangha tamelijk strak onder controle hield, was er nooit meer de extreme onderdrukking van de vroege Joseon.
Veel mensen denken dat [[Tibetaans boeddhisme|vajrayana-boeddhisme]], het ‘diamanten voertuig’, een Tibetaanse inventie is, maar dit is niet zo. De wortels van het vajrayana boeddhisme liggen in India. Niet alleen dat, in essentie is vajrayana een onderdeel van het mahayana. Voor het beoefenen van het vajrayana is een stevige basis in het mahayana dan ook noodzakelijk. Naast de mahayana-soetra’s is het vajrayana ook gebaseerd op de traditie van een groep teksten genaamd Tantra’s, daarom wordt het ook wel Tantrayana genoemd. Tantra betekent ‘web’, ‘continuïteit’, en verwijst zowel naar het wederzijds afhankelijk ontstaan van verschijnselen als naar de continuïteit van bewustzijn of de Boeddhanatuur, het potentieel van ieder mens om verlicht te raken. Daarom wordt soms wel gesproken over soetra-mahayana en tantra-mahayana.


==Boeddhisme onder Japanse koloniale overheersing==
===Het steile pad van vaardige middelen===


Tijdens de Meiji-restauratie in Japan in de jaren 1870 schafte de regering het celibaat voor boeddhistische monniken en nonnen af. Japanse boeddhisten kregen het recht om binnen steden te bekeren, waardoor een vijfhonderd jaar verbod voor geestelijken om steden binnen te komen werd opgeheven. De scholen van Jōdo Shinshū en [[Nichiren]] begonnen missionarissen naar Korea te sturen en er werden nieuwe sekten gevormd in Korea, zoals Won Buddhism.  
Terwijl het basisvoertuig van het hinayana een pad is dat vele levens duurt voor het naar nirvana leidt, en van het mahayana wordt gezegd dat slechts enkele levens voldoende zijn om volkomen realisatie van leegte te verwerven, wordt van het vajrayana gezegd dat het verlichting in één enkel leven kan brengen. Dit komt door de grote hoeveelheid vaardige middelen zoals mantras en mandalavisualisaties die de beoefenaar ter beschikking staan om gedachten en emoties te transformeren.


Na het Japan-Korea-verdrag van 1910 , toen Japan Korea annexeerde, onderging het Koreaanse boeddhisme veel veranderingen. De tempelverordening van 1911 veranderde het traditionele systeem waarbij tempels werden gerund als een collectieve onderneming door de sangha, en verving dit door managementpraktijken in Japanse stijl waarin tempelabten werden aangesteld door de gouverneur. Generaal van Korea kreeg privé-eigendom van tempelbezit en kreeg de rechten van erfenis op dergelijke eigendommen. Wat nog belangrijker is, is dat monniken van pro-Japanse facties Japanse praktijken begonnen over te nemen door te trouwen en kinderen te krijgen.
De tantra’s worden soms beschouwd als een vierde pitaka (verzameling), naast de vinaya, soetra en abhidharma. Het is een groep teksten van mysterieuze oorsprong die zonder inwijding in de beoefening en uitleg van een meester eigenlijk niet te begrijpen zijn. Daarom is de rol van inwijding en begeleiding door een leraar cruciaal in vajrayana. Deze praktijken vonden hun weg naar grote Indiase kloosters als Nalanda en zo ontstond een esoterische vorm van boeddhisme. Deze vorm van boeddhisme heeft zich naar noord en oost-azië (o.a. Shingon in Japan) verspreid, maar is toch vooral in Tibet tot grote bloei gekomen. Dit onderricht komen we ook nu nog in Nederland tegen.


In 1920 werd de Tempelverordening herzien om het tempelbestuur te reorganiseren en de Japanse regering toe te staan ​​rechtstreeks toezicht te houden op de 31 belangrijkste tempels in het land, met een nieuw hoofdkantoor in Kakwangsa (nu Jogyesa ).  Tijdens de Tweede Chinees-Japanse Oorlog kwam het Koreaanse boeddhisme onder grotere controle te staan. De Japanse autoriteiten lieten veel kunstwerken van tempels naar Japan verzenden. De onderhandelingen over de repatriëring van deze kunstwerken zijn nog steeds gaande.
===Tibetaanse boeddhistische scholen===


==Boeddhisme en Westernization (1945 ~ heden)==
In Tibet deed het boeddhisme voor het eerst zijn intrede gedurende de regering van koning Songtsen Gampo (609-649). Hij had een Nepalese en een Chinese vrouw die allebei een beeld van de Boeddha hadden meegenomen. Serieuzer werd het gedurende de periode van koning Trisong Detsen (742-792). Toen zich problemen voordeden met het bouwen van Samye, het eerste Tibetaanse klooster, adviseerde de aanwezige Indiase khenpo Shantarakshita de koning om de hulp in te schakelen van een Indiase mahasiddha genaamd Padmasambhava. Padmasambhava onderwierp de demonen van de oorspronkelijke Bönreligie van Tibet en maakte ze tot beschermers van de dharma. Dit leidde de eerste bloeiperiode van het boeddhisme in Tibet in. Het Tibetaanse schrift werd ontwikkeld speciaal om boeddhistische teksten uit het Sanskriet te kunnen vertalen.


Toen Korea werd bevrijd door de overgave van Japan in 1945, begonnen de celibataire kloosterlingen van wat de grootste sekte van het Koreaanse boeddhisme is geworden in termen van aanhangers en het aantal geestelijken, de Jogye-orde , het roer over te nemen van de gehuwde priesters die de leiding hadden over de tempels tijdens de bezetting. Deze orde beschouwt zichzelf als de belangrijkste vertegenwoordiger van het bestaande traditionele Koreaanse boeddhisme. De Taego-orde is de op een na grootste orde van het Koreaanse boeddhisme en omvat zowel celibataire als gehuwde monniken (van nonnen wordt verwacht dat ze celibatair blijven). Dit is de enige orde die de volledige Koreaanse boeddhistische rituele traditie in stand houdt.
Trisong Detsen organiseerde een groot debat tussen vertegenwoordigers van de Indiase traditie en de Chinese Ch’anschool. Hoewel bronnen verschillen over wie er gewonnen zou hebben, blijkt uit de geschiedenis dat de Tibetanen met de Indiase versie van het boeddhisme zijn verder gegaan. Na de komst van Padmasambhava en de Nyingma (‘de ouden’) was er weer een periode van verval van de dharma in Tibet.


===Zuid-Korea===
Pas in de elfde eeuw ontstonden met de komst van Atisha (982-1054) de nieuwe vertaalscholen. Atisha stichtte de Kadampa’s, beroemd om het onderricht in het trainen van de geest in compassie (lojong). De Kagyü-school van de bekende yogi Milarepa gaat via Marpa terug naar Naropa en de mahasiddha Tilopa in India. Heel bijzonder is dat de Karmapa, de leider van een speciale tak, de Karma-Kagyü, de eerste was die aanwijzingen gaf waar hij opnieuw geboren zou worden. Zo ontstond de lijn der Karmapa’s. Het systeem van veelal abten van kloosters die worden herboren, en die tulku worden genoemd, is door de andere scholen overgenomen. In het Westen zijn de Dalai Lama’s de bekendste incarnatielijn, maar van oorsprong komt dit principe van de Karmapa, die nog steeds aan het einde van ieder leven een brief met precieze details over zijn volgende geboorte achterlaat.
Beginnend in de jaren vijftig, Syngman Rheeen anderen werkten om de boeddhistische sangha in het land verder te verdelen en te verzwakken. Rhee voerde in 1954 campagne tegen de zogenaamde "Japanse boeddhisten". Westers onderwijs en wetenschap, en de empowerment van vrouwen en de armen, veroorzaakten verdeeldheid onder Koreanen. In het bijzonder ontstond er een diepe kloof tussen gehuwde priesters en celibataire monniken, een overdracht van de invloed van het Japanse boeddhisme tijdens de bezettingsperiode, hoewel er voor de annexatie van het Koreaanse schiereiland door sommige Koreaanse monniken werd opgeroepen tot een einde aan het celibaat. De verschillen waren zo groot dat vuistgevechten over de controle van tempels frequent werden. Monniken, meestal behorend tot de celibataire Jogye-orde, dreigden zelfmoord te plegen. Velen van hen waren tegen de gehuwde geestelijkheid. Naarmate de boeddhistische rellen voortduurden, nam de invloed van het boeddhisme af.


Vanaf de jaren zestig is het boeddhisme aanzienlijk gegroeid, door de vorming van onafhankelijke lekenverenigingen (dat wil zeggen, niet gefinancierd of aangesloten bij de belangrijkste ordes), met veel gericht op jongeren, in het bijzonder om boeddhistische leringen, gemeenschap en spirituele ontwikkeling te propageren en te evangeliseren. gebaseerd op het protestantse model. Deze aanpassingen hebben het boeddhisme in Zuid-Korea gemoderniseerd. Bovendien begon de Zuid-Koreaanse regering aanzienlijke bedragen te besteden aan het herstel en de wederopbouw van historische boeddhistische tempels, waardoor het boeddhisme in het land nieuw leven werd ingeblazen. President Park Chung-heeTevergeefs geprobeerd tijdens zijn bewind (1961-1979) om het geschil te beslechten door een pan-nationale boeddhistische organisatie op te bouwen. Hij slaagde er echter in om een ​​bondgenootschap te sluiten met de celibataire factie, de Jogye-orde.
Opmerkelijk bij de Sakya-school is dat de overdrachtslijn in tegenstelling tot de andere Tibetaanse scholen via een bloedlijn loopt. De Sakya-school kreeg grote politieke macht door een bondgenootschap met de Mongolen, gedurende de Yuandynastie (1271-1368). Dit is van grote invloed geweest op de Tibetaanse geschiedenis.


Het was in 1970 dat het Koreaanse boeddhisme zich splitste in een volledig celibataire orde die de naam "Jogye" behield en de Taego-orde die zowel celibataire als gehuwde geestelijken omvatte. De Taego-orde behield de traditionele rode kasa terwijl de Jogye-orde hun kasa veranderde in bruin om de twee ordes visueel te onderscheiden. Zowel de bestellingen blijven het gebruiken Dharmaguptaka Pratimoksha, het geslacht van geloften voor monniken en nonnen die in China en Vietnam, hoewel Taego monniken hebben de mogelijkheid om terug te keren de gelofte van het celibaat. Toen de Jogye-orde werd opgericht, erkende de regering slechts een kleine groep celibataire Seon-beoefenaars als 'legitiem', dus bleven alle rituele specialisten bij de Taego-orde.
In de vijftiende eeuw stichtte de hervormer Tsong Khapa (1357-1419) de Gelugpa (‘deugdzamen’), die voortkomt uit de Kadampaschool. Zijn leerling zou later de eerste Dalai Lama worden. De titel Dalai Lama (Mongools voor ‘Oceaan van Wijsheid’) werd pas aan de derde Dalai [[Lama]] gegeven en de leerling van Tsong Khapa kreeg hem dus met terugwerkende kracht. Opnieuw ontstond een krachtige samenwerking tussen de Mongoolse krijgers en Tibetaanse lama’s, ditmaal van de Gelugpa-school. Enorme kloosters werden gesticht in Ganden, Drepung, en Shigatse met tienduizenden monniken. Dit waren kleine kloosterstadjes en centra van cultuur, studie, debat, kunst en beoefening. In de Gelugpaschool is de studie van de oude Indiase geschriften en Tibetaanse commentaren erg belangrijk. Het vereist wel eenentwintig jaar intensieve studie om de graad van [[geshe]] te behalen.


In de jaren tachtig nam president Chun Doo-hwan , een presbyteriaan, een antiboeddhistisch beleid aan en probeerde hij boeddhistische activiteiten aan banden te leggen. Tijdens zijn regering werden veel historische tempels omgebouwd tot toeristenresorts, die tempels hun autonomie ontnamen, aangezien deze "nationale parken" door de overheid werden beheerd. Bijgevolg waren boeddhisten, vooral de Jogye-orde, zeer kritisch over deze maatregelen. Van 27 tot 31 oktober 1980, tijdens de Kyeongsin-vervolging, deed de regering een inval in grote boeddhistische tempels in het hele land, inclusief het hoofdkwartier in Jogyesa in Seoul, onder het mom van antiregeringsonderzoeken en een poging om het boeddhisme te 'zuiveren'. 55 monniken werden gearresteerd en vele anderen werden ondervraagd en gemarteld, waaronder de abt van Naksansa , die stierf door de misstanden.  Geen van de onderzochte monniken werd ooit aangeklaagd, hoewel velen naar heropvoedingskampen werden gestuurd. Gedurende de jaren tachtig stond de boeddhistische gemeenschap onder streng toezicht van regeringsagenten en velen werden vervolgd onder valse beschuldigingen van steun aan communisten of samenzwering.
===Verspreiding naar het westen===


Voor boeddhisten was de constructie van een door de staat beschermend boeddhisme verdwenen, wat diende om een ​​generatie boeddhisten, waaronder monniken en leken, te radicaliseren en hen ertoe aan te zetten een beweging op te richten genaamd Minjung-boeddhisme. Deze modernisering legde de nadruk op gewone mensen en was een reactie op agressieve christelijke bekering in Korea.  
Met de komst van de Chinezen na 1950 hebben een miljoen Tibetanen het leven gelaten en zijn slechts enkele van de drieënzestighonderd kloosters vernietiging gespaard gebleven. Onder leiding van de huidige veertiende Dalai Lama (1935) wordt in ballingschap geprobeerd de Tibetaanse dharmacultuur in stand te houden. Veel kloosters in India zijn dependances van de oorspronkelijke kloosters in Tibet. Ook in Tibet zelf ontstaat onder het wantrouwend oog van de Chinese autoriteiten de laatste jaren schoorvoetend weer iets meer ruimte om dharma te beoefenen. Door de Tibetaanse diaspora hebben zich lama’s van de verschillende scholen in het westen gevestigd en ook in Nederland zijn de verschillende tradities in diverse centra vertegenwoordigd.


Vanaf het midden van de jaren tachtig tot nu heeft het boeddhisme zich uitgebreid via media en onderwijs. Er zijn twee grote boeddhistische medianetwerken in Zuid-Korea, het Buddhist Broadcasting System (BBS), opgericht in 1990 en het Buddhist Cable TV Network, opgericht in 1995. Boeddhistische ordes zijn ook aangesloten bij of exploiteren 3 universiteiten, 26 scholen en 16 seminaries in het land. De Kwan Um Zen School is een van Zuid-Korea's meest succesvolle internationale missionaire instellingen.
{{Pijl}} [[Tibetaans boeddhisme]]


In de jaren negentig duurden de conflicten tussen de Zuid-Koreaanse regering en boeddhistische leiders, evenals met fundamentalistische protestantse denominaties. De regering beschuldigde het boeddhisme van immoraliteit en veel protestanten gebruikten dit om hun zendingswerk te bevorderen. Sommige religieuze bijeenkomsten zijn zelfs gewelddadig geworden en vernielen beelden van Boeddha en Dangun , de mythische grondlegger van Korea. Kort nadat het FM-radiostation van de Buddhist Broadcasting Service in 1990 werd gelanceerd, vernielden en vernielden jonge mannen geluidsfaciliteiten ter waarde van $ 200.000 USD.
==Westers boeddhisme==


Er was ook een uitbarsting van tempelverbrandingen in de jaren tachtig en negentig, en aanvallen op boeddhistische kunstwerken zijn doorgegaan. In één geval gebruikte een protestantse predikant een microfoon aan een koord als een bolowapen en vernielde hij tempelschilderijen en een standbeeld. In andere gevallen zijn rode kruisen geschilderd op tempelmuren, muurschilderingen en standbeelden. Boeddhabeelden zijn ook onthoofd. Bovendien melden studenten van boeddhistische universiteiten agressieve pogingen om hen te bekeren op de campus, vooral in de buurt van campustempels.
Tot voor kort werden drie hoofdstromingen in het boeddhisme onderscheiden, die allen hun oorsprong hebben in het Oosten. De laatste 50 jaar begint zich een nieuwe hoofdstroming te ontwikkelen die als ‘westers boeddhisme’ wordt aangeduid. Maar wat is westers boeddhisme eigenlijk? Bestaat het wel? Wat wordt er precies met deze term ‘westers boeddhisme’ bedoeld? Daarover probeer ik in dit korte stukje duidelijkheid te geven.


Af en toe nemen sektarische spanningen tussen fundamentalistische protestanten en boeddhisten af ​​en toe toe als gevolg van wat wordt gezien als een neiging van overheidsfunctionarissen - van wie velen christenen zijn, vooral van protestantse denominaties - om het politieke evenwicht te doen kantelen ten gunste van christenen boven boeddhisten. leidde tot onvrede binnen de boeddhistische gemeenschap. Van bijzonder belang was na de opkomst van Lee Myung-bak tot het presidentschap, toen het hoge percentage christenen in relatie tot boeddhisten in de publieke sector bekend werd - met name het kabinet van de president, waar er 12 christenen waren voor slechts één boeddhist. onder andere gerapporteerde incidenten.
In de 19e eeuw kreeg het boeddhisme bekendheid in het Westen via westerlingen met een oosterse belangstelling. In eerste instantie werd vooral het Theravada-boeddhisme, de traditie van de ouderen, bekend. In de jaren zestig van de vorige eeuw raakte men ook met andere boeddhistische tradities vertrouwd. Er kwamen leraren naar het Westen en ook gingen er westerlingen richting Azië om zich te verdiepen in de boeddhistische leer zoals daar onderricht en beoefend. Zo ontstond er een groep mensen die het boeddhisme beoefenden binnen de (oosterse) traditie overgedragen door hun leraren terwijl ze zelf leefden in de westerse cultuur.


Onlangs is het Zuid-Koreaanse publiek steeds kritischer geworden over protestantse kerken en leiders die boeddhistische instellingen aanvallen en agressieve missionaire tactieken toepassen, waarbij veel protestanten hun kerken verlaten en zich tot het boeddhisme bekeren. De groeiende onvrede met het protestantse christendom in Zuid-Korea heeft bijgedragen tot een spirituele en culturele heropleving van het boeddhisme in Zuid-Korea, waarbij het aantal volgers de afgelopen jaren is toegenomen. Het voorzitterschap van Park Geun-hye had tot doel bij te dragen aan de onderdrukking van protestantse aanvallen op boeddhisten en katholieken in Zuid-Korea, met toenemende roep om religieuze samenwerking in het land onder het bestuur. Tijdens het eerste jaar van het parkbestuur werd een nationale boodschap overgebracht voor de viering van Boeddha's geboortedag , in tegenstelling tot het voormalige presidentschap van Lee Myung-bak dat probeerde de boeddhistische invloed in Zuid-Korea te onderdrukken.  
Het boeddhisme ontwikkelde zich op verschillende plaatsen in de wereld, los van elkaar en binnen de cultuur die op die plaatsen heerste. Een grote diversiteit aan scholen was het gevolg en er ontstonden verschillende stromingen met ieder hun eigen karakter. In de huidige ‘westerse’ wereld, dat is de huidige post-industriële moderne cultuur die in Europa, de Verenigde Staten en nu ook elders in de wereld gangbaar is, hebben we toegang tot al deze stromingen.


===Noord-Korea===
Het is van belang om uit deze stromingen, die vaak in een cultureel jasje gestoken zijn van het land van herkomst, te onderscheiden wat de kern is van de Leer van de Boeddha en die toegankelijk te maken voor de wereld van nu. Een aantal leraren van de eerste generatie die de Dharma leerden in het Oosten hebben aan hun leerlingen de Dharma doorgegeven vanuit een oosterse boeddhistische traditie, met aanpassingen gericht op de westerse cultuur.
Het regime in Noord-Korea ontmoedigt actief de beoefening van religie, inclusief het boeddhisme. Momenteel beweert het land ongeveer 10.000 actieve aanhangers van het boeddhisme te hebben. Net als bij andere religies in het land, kwam het boeddhisme onder de aandacht van de regering van het land - inclusief de aanbidding in boeddhistische tempels door monniken, via de door de staat gesponsorde Korea Boeddhistische Federatie. Een belangrijke tempel is Pohyonsa die werd bewaard door Kim Il-Sung.


Desalniettemin deden boeddhisten in Noord-Korea het naar verluidt beter dan andere religieuze groeperingen - met name christenen, die naar verluidt vaak vervolgd zouden worden door de autoriteiten, en boeddhisten kregen beperkte financiering van de regering om de religie te promoten, aangezien het boeddhisme een integrale rol speelde in traditionele Koreaanse cultuur.
==De verschillen tussen Theravada en Mahayana==


===Huidige situatie===
Het belangrijkste verschil tussen de Theravada (Hinayana) en de Mahayana tradities is de motivatie, of het einddoel dat men zich stelt voor het spirituele pad.
De Seon-school, die wordt gedomineerd door de Jogye-orde in termen van het aantal geestelijken en aanhangers, beoefent gedisciplineerde traditionele Seon-praktijken in een aantal grote bergkloosters in Korea, vaak onder leiding van hoog aangeschreven meesters. De Taego-orde, hoewel het meer tempels heeft dan de Jogye-orde, is de tweede wat betreft het aantal geestelijken en aanhangers en houdt, naast Seon-meditatie, traditionele boeddhistische kunsten in leven, zoals Yeongsanjae en andere rituele dans.
In de Theravada traditie probeert men vooral om zelf de bevrijding (Nirvana) te bereiken van het cyclische bestaan dat altijd met problemen en lijden gepaard gaat (samsara). Iemand die dit bereikt heeft wordt een Arhat genoemd.
Ofschoon in de Theravada-beoefening liefde en mededogen essentiële factoren zijn, worden ze in de Mahayana traditie zelfs nog meer benadrukt. In het Mahayana ligt het einddoel van de beoefening hoger, want dit is gericht om alle voelende wezens te verlossen van het cyclische bestaan. Om dit te kunnen doen, dient men ook zelf eerst de allerhoogste staat van boeddhaschap te bereiken, want alleen een Boeddha is alwetend, en kan dus op optimale wijze anderen helpen. Deze laatste motivatie wordt bodhicitta genoemd. Iemand die gevorderd is in dit streven naar het boeddhaschap wordt een Bodhisattva genoemd, en kan gezien worden als een soort heilige binnen het boeddhisme die een altruïstische levenshouding heeft.


De moderne Seon-praktijk staat qua inhoud niet ver af van de oorspronkelijke praktijk van Jinul, die de geïntegreerde combinatie van de beoefening van Gwanhwa-meditatie en de studie van geselecteerde boeddhistische teksten introduceerde. Het Koreaanse monastieke leven is opmerkelijk rondtrekkend voor monniken en nonnen die Seon-meditatietraining volgen: terwijl elke monnik of non een 'thuisklooster' heeft, zal hij of zij regelmatig door de bergen reizen en zo lang blijven als hij of zij wil, studeren en lesgeven. in de stijl van de tempel waarin ze zijn ondergebracht. Het Koreaanse monastieke opleidingssysteem heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw een gestaag toenemende instroom van westerse beoefenaars-aspiranten gezien. De overgrote meerderheid van de Koreaanse monniken en nonnen brengt geen 20 of 30 jaar door in de bergen om Seon-training te volgen in een vorm die herkenbaar is voor westerlingen. De meeste Koreaanse monniken en nonnen krijgen naast rituele training een traditionele academische opleiding, wat niet noodzakelijk in een formeel ritueel trainingsprogramma zit. Degenen die tijd doorbrengen in meditatie in de bergen, doen dat misschien een paar jaar en keren dan in wezen terug naar het leven van een pastoor.
De Theravada traditite baseert zich vooral op geschriften die oorspronkelijk in het Pali zijn neergeschreven, en de Mahayana geschriften zijn oorspronkelijk vooral in het Sanskriet geschreven. Het Theravada onderricht vormt in feite de basis voor het Mahayana onderricht, zodat het Mahayana gezien kan worden als een uitbreiding van de leer. Volgens de Mahayana zelf, is deze leer al door de historische Boeddha onderwezen, maar is veel later neergeschreven en toegankelijk gemaakt voor het grotere publiek.
Volgens de Mahayana scholen dienen enkele leringen van de Boeddha zoals bewaard in de Theravada traditie geinterpreteerd te worden, en niet letterlijk opgevat te worden, waardoor er hier en daar aanzienlijke verschillen ontstaan in filosofie en beoefening.


Momenteel verkeert het Koreaanse boeddhisme in een staat van langzame overgang. Terwijl de heersende theorie achter het Koreaanse boeddhisme was gebaseerd op Jinul's "plotselinge verlichting, geleidelijke cultivatie", heeft de moderne Koreaanse Seon-meester, Seongcheols heropleving van Hui Neng 's "plotselinge verlichting, plotselinge cultivatie", het Koreaanse boeddhisme stormenderhand veroverd . Hoewel er binnen de gelederen van de Jogye-orde weerstand is tegen verandering, is er, met het standpunt van de laatste drie Opperste Patriarchen dat in overeenstemming is met Seongcheol, een geleidelijke verandering opgetreden in de atmosfeer van het Koreaanse boeddhisme.
Het Theravada baseert zich op het publieke onderricht van de historische Boeddha.


====Antagonisme van de Koreaanse protestantisme====
Als gevolg van het optreden van keizer [[Ashoka]], die in de 3e eeuw voor Chr. leefde en die het Indische subcontinent tot eenheid bracht, verspreidde het Theravada-boeddhisme zich zowel naar het zuiden in de richting van Sri Lanka (en van daaruit naar Zuidoost Azië), als naar het noordwesten in de richting van het huidige Afghanistan en de hellenistische wereld (het gebied dat door Alexander de Grote was veroverd) en het noordoosten, naar China (via de Zijderoute). Later, in de 12de eeuw, raakte het boeddhisme in India in verval. Het werd door de islam verdrongen, zoals dat al eerder gebeurd was in de hellenistische gebieden westelijk van India. Het Theravada bleef levend in Sri Lanka, Birma, Thailand, Cambodja, delen van Vietnam en Indonesië.
Het fundamentalistische protestantse antagonisme tegen het boeddhisme is de afgelopen jaren toegenomen. Daden van vandalisme tegen boeddhistische voorzieningen en voorbeelden van fundamentalistische christenen die baden voor de vernietiging van alle boeddhistische tempels en kloosters hebben allemaal de aandacht gevestigd op deze aanhoudende vijandigheid tegen het boeddhisme van Koreaanse protestanten. Zuid-Koreaanse boeddhisten hebben aan de kaak gesteld wat zij beschouwen als discriminerende maatregelen tegen hen en hun religie door de regering van president Lee Myung-bak, die ze toeschrijven aan Lee als protestant . De boeddhistische Jogye-orde heeft de regering-Lee beschuldigd van discriminatie van het boeddhisme door boeddhistische tempels in bepaalde openbare documenten te negeren. In 2006, volgens de Asia Times , "stuurde Lee ook een video-gebedsboodschap naar een christelijke bijeenkomst in de zuidelijke stad Busan, waarin de aanbiddingsleider koortsachtig bad: 'Heer, laat de boeddhistische tempels in dit land afbrokkelen!' Verder, volgens een artikel in Buddhist-Christian Studies :" In de loop van het afgelopen decennium is een vrij groot aantal boeddhistische tempels in Zuid-Korea verwoest of beschadigd door brand door misleide protestantse fundamentalisten. Meer recentelijk boeddhistische standbeelden zijn geïdentificeerd als afgoden, aangevallen en onthoofd. Arrestaties zijn moeilijk uit te voeren, aangezien de brandstichters en vandalen onopvallend in de nacht werken. " Een incident uit 2008 waarbij de politie onderzoek deed naar demonstranten die een toevluchtsoord hadden gekregen in de Jogye-tempel in Seoul en een auto doorzocht die werd bestuurd door Jigwan, toen de uitvoerende chef van het Jogye-bevel, leidde tot protesten van sommigen die beweerden dat de politie Jigwan als een crimineel had behandeld.


Het Theravada maakt een groot onderscheid tussen de sangha (monniken en nonnen) en lekenvolgelingen. De opvatting overheerst, dat je monnik moet worden om de verlichting te kunnen bereiken. De leken hebben de taak de sangha te faciliteren en daarmee verdiensten op te bouwen, waardoor zij later zelf monnik kunnen worden en de verlichting kunnen bereiken.


In veel Zuidoost-Aziatische landen is het traditie dat een jongen rond zijn 18de jaar intreedt in de Sangha. De meesten treden na een maand of drie weer uit. Maar gedurende het leven treden zij weer enkele malen tijdelijk tot de Sangha toe. De leden van de Sangha dienen volgens de kloosterregel te leven. De lekenvolgelingen houden zich aan lekengeloften, die minder ver gaan dan die van de monniken en nonnen.


[[categorie:boeddhisme per land]]
===meditatie===
 
Shamatha is de meditatie waarin eenpuntige aandacht beoefend wordt, waardoor de geest tot rust komt, zijn natuurlijke helderheid hervindt en gelijkmoedigheid ontstaat. Vipassana is een inzichtmeditatie. De student leert gedachten, gevoelens en lichamelijke en zintuigelijke signalen waar te nemen zonder deze te onderdrukken en zonder zich er door te laten meeslepen. Alles wat zich in en om de mediterende afspeelt vormt zo een object voor waarneming, en als het zijn kracht verloren heeft kan de waarneming zich weer richten op de ademhaling. Hierdoor ervaart de student ook de veranderlijkheid van al het bestaande, inclusief de eigen gemoedstoestanden. Door waar te nemen zonder je met het waargenomene te verbinden wordt de identificatie doorbroken. Door de beoefening wordt niet alleen inzicht verworven in het aspect van veranderlijkheid, maar ook in dat van dukkha (lijden) en anatta (niet-zelf). Tenslotte wordt hierdoor inzicht of verlichting gerealiseerd.
 
===Tibetaans boeddhisme===
 
De filosofische leringen van het Vadjrayana (Tibetaans boeddhisme) verschillen weinig van de algemene Mahayana leerstellingen, maar het belangrijkste onderscheid is in de methode van beoefening (zie ook de pagina over tantra). Na het verschijnen van het Vadjrayana enkele eeuwen na Chr., werden in India deze drie verschillende stromingen vaak naast elkaar beoefend, afhankelijk van de voorkeur van de persoon. Zo waren er in de beroemde kloosteruniversiteit van Nalanda in noord India monniken naast elkaar aanwezig die deze drie tradities volgden.
 
Vajrayana (spreek uit: vadjrayana), dat ook wel Tantrayana of Mantrayana wordt genoemd, is een afdeling van het Mahayana boeddhisme of het 'Grote Voertuig'. Het is gebaseerd op zowel de Theravada- als op algemene Mahayana-beoefeningen.
 
Voordat we het Vajrayana binnengaan, is het nodig dat we goed geoefend zijn in het streven om van de cyclus van wedergeboorte bevrijd te worden (drang naar bevrijding), ons hart moet toegewijd zijn aan het bereiken van de verlichting voor het welzijn van alle voelende wezens (Bodhicitta) en we moeten enig inzicht hebben in de wijsheid die de leegte van inherent bestaan realiseert.
Vervolgens kunnen we van een gekwalificeerde tantrische meester een initiatie (inwijding/toestemming) ontvangen, en dienen we ons aan eventuele geloften en verplichtingen die wij bij de initiatie ontvangen te houden. Op basis hiervan kunnen we instructies voor beoefening ontvangen en ons wijden aan de Vajrayana-meditaties.
 
Eén van de belangrijkste Vajrayana-technieken bestaat uit onszelf te visualiseren als boeddha en onze omgeving als de mandala, of de zuivere omgeving van deze boeddha. Door deze visualisaties, transformeren we ons negatieve zelfbeeld in dat van de boeddhavorm, en kunnen zo de edele eigenschappen van een boeddha in onze eigen geestesstroom cultiveren.
Boeddhistische tantra bezit ook technieken om onszelf tijdens het doodsproces, de tussenfase (bardo in het Tibetaans) en de wedergeboorte te transformeren in een boeddha.
Er zijn ook speciale meditatietechnieken om zowel één-puntige concentratie (Shamatha in het Sanskriet) te ontwikkelen als een buitengewoon subtiele geest te manifesteren. Deze subtiele staat van geest kan, wanneer je de leegte realiseert, zeer krachtig en snel de onzuiverheden zuiveren. Hierom kan het Vadjrayana een gestudeerde en goed getrainde beoefenaar, die werkt onder leiding van een volledig gekwalificeerde tantrameester, de verlichting brengen in het huidige leven.
 
Boeddhistische tantra is niet hetzelfde als hindoeïstische tantra, al lijkt het er van buiten wellicht wel op. Evenmin is het een soort magie. Er zijn over het Vajrayana een aantal boeken geschreven die onjuiste informatie of volledig misleidende interpretaties bevatten. Als we hier dus echt iets over te weten willen komen, is het van belang om of boeken te lezen die door een kundig leraar zijn geschreven of, nog veel beter, onderricht van een gekwalificeerde meester te zoeken.
 
Vooral over het sexuele aspect van boeddhistische tantra zijn er bijzonder veel misverstanden; het gaat hier echter in het geheel niet om orgiën te vieren en orgasmes te bereiken; integendeel, als men boeddhistische tantra beoefent dan is juist volledige controle van de sexuele energie belangrijk om deze energie te transformeren in wijsheid en mededogen.
 
==Bronnen==
 
* Onderricht door de jaren heen van Urgyen Sangharakshita ontvangen
* Boeddha in de Polder - Yashobodhi - Uitgeverij Ten Have, augustus 2006
* Boeddha Nu - Dhammaketu - Asoka/Milinda Uitgevers B.V. - januari 2012
* Auteurs: Gunabhadri, Tenkei Coppens, december 2015oktober 2015
 
 
 
 
 
 
[[categorie: boeddhisme]]

Versie van 30 sep 2023 08:41

Verdeling van de grote boeddhistische stromingen

In 2020 werd het Boeddhisme door ongeveer 500 miljoen mensen wereldwijd beoefend, wat neerkomt op 7% tot 8% van de totale wereldbevolking. Het Boeddhisme is de dominante religie in Bhutan, Myanmar (Burma), Cambodja, Hong-Kong, Japan, Tibet, Laos, Macau, Mongolië, Singapore, Sri-Lanka, Thailand en Vietnam. Op het vasteland van China, Taiwan, Nepal en Zuid-Korea leven grote boeddhistische bevolkingsgroepen. China is het land met de grootste populatie boeddhisten, ongeveer 244 miljoen of 18,2% van de totale bevolking.
Pijl.png lees meer over dit onderwerp op: Alle statistieken van de spreiding van het Boeddhisme wereldwijd

Categorie indeling
Home - Boeddhisme - Boeddhisme per land
Alle Boeddhistische landen
Buddhist Expansion.svg
Boeddhisme per land
Introductie en statistieken
Bhutan - Burma - Cambodja - China - Hong-Kong - India - Indonesië
Japan- Korea - Laos - Maleisië - Mongolië - Nepal - Rusland
Singapore - Sri-Lanka - Taiwan - Thailand - Tibet - Vietnam
Dhamma wiel

Wat Gautama de Boeddha onderwees is door de eeuwen heen op verschillende manieren geformuleerd en beoefend. Er zijn hierin vier hoofdstromen te onderscheiden, waar de huidige sangha’s in Nederland deel van uitmaken.

3 stromingen

De huidige drie boeddhistische hoofdstromingen zijn het Theravada, Mahayana en Vajrayana.

  • Theravada is de oudste school en houdt zich voornamelijk met de geschriften bezig en de bevrijding van het individu en is voornamelijk verspreid naar Zuidoost-Azië.
  • Mahayana is ook bekend als het "grote voertuig" en richt zich op verlossing voor iedereen en is voornamelijk verspreid naar het noorden, zoals China en Japan.
  • Vajrayana is ook bekend als het "diamanten voertuig" of tantrisch boeddhisme, en is een onderdeel van het Mahayana. Dit is de meest esoterische school en is voornamelijk verspreid naar Tibet en de landen daaromheen, maar wordt ook gevonden in China en Japan.

Boeddhisme scholen.PNG


Terminologie

De terminologie voor de belangrijkste onderdelen van het boeddhisme kan verwarrend zijn, aangezien het boeddhisme door geleerden en beoefenaars op verschillende manieren wordt verdeeld volgens geografische, historische en filosofische criteria, waarbij verschillende termen vaak in verschillende contexten worden gebruikt. De volgende termen kunnen worden aangetroffen in beschrijvingen van de belangrijkste boeddhistische divisies:

Conservatief boeddhisme

  • een alternatieve naam voor de vroege boeddhistische scholen. De scholen waarin het boeddhisme in de eerste paar eeuwen verdeeld raakte; slechts één van deze overleeft als onafhankelijke school; Theravāda
  • een term die door geleerden wordt gebruikt om de boeddhistische tradities van Japan, Korea en het grootste deel van China en Zuidoost-Azië te dekken
  • een alternatieve naam die door sommige geleerden wordt gebruikt voor het Oost-Aziatische boeddhisme; soms ook gebruikt om te verwijzen naar alle traditionele vormen van boeddhisme, in tegenstelling tot westerse vormen.
  • Mahayana-teksten zoals de Lotus Soetra en de Avatamsaka Soetra probeerden alle verschillende leringen op één geweldige manier te verenigen. Deze teksten dienen als inspiratie voor het gebruik van de term Ekayāna in de betekenis van "één voertuig". Dit 'ene voertuig' werd een sleutelaspect van de leerstellingen en praktijken van de boeddhistische sekten van Tiantai en Tendai, die vervolgens de leerstellingen en praktijken van Chán en Zen beïnvloedden. In Japan inspireerde de lering van de Lotus Soetra ook tot de vorming van de Nichiren-sekte.

Esoterisch boeddhisme

  • meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". Sommige geleerden hebben de term toegepast op bepaalde praktijken die in de Theravāda worden aangetroffen, vooral in Cambodja.
  • betekent letterlijk "mindere auto." Het wordt als een controversiële term beschouwd wanneer het door de Mahāyāna wordt toegepast om ten onrechte naar de Theravāda-school te verwijzen, en wordt als zodanig algemeen beschouwd als neerbuigend en pejoratief. Bovendien verwijst Hīnayāna naar de nu niet bestaande scholen met een beperkt aantal opvattingen, praktijken en resultaten, voorafgaand aan de ontwikkeling van de Mahāyāna-tradities. De term wordt momenteel het vaakst gebruikt als een manier om een ​​etappe op het pad in het Tibetaans boeddhisme te beschrijven, maar wordt vaak ten onrechte verward met de hedendaagse Theravāda-traditie, die veel complexer, gediversifieerder en dieper is dan de letterlijke en beperkende definitie die wordt toegeschreven aan Hīnayāna. Het gebruik ervan in wetenschappelijke publicaties wordt nu ook als controversieel beschouwd.

Lamaïsme

  • een oude term, die soms nog wordt gebruikt, synoniem met Tibetaans boeddhisme; algemeen beschouwd als denigrerend.

Mahāyāna

  • een beweging die voortkwam uit vroege boeddhistische scholen , samen met zijn latere afstammelingen, het Oost-Aziatische en Tibetaanse boeddhisme. Vajrayāna-tradities worden soms afzonderlijk vermeld. Het belangrijkste gebruik van de term in Oost-Aziatische en Tibetaanse tradities heeft betrekking op spirituele niveaus, ongeacht de school.

Mainstream boeddhisme

  • een term die door sommige geleerden werd gebruikt voor de vroege boeddhistische scholen.

Mantrayāna

  • meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". De Tendai- school in Japan wordt beschreven als beïnvloed door Mantrayana.

Navayāna

  • ("nieuw voertuig") verwijst naar de herinterpretatie van het boeddhisme door de moderne Indiase jurist en sociaal hervormer BR Ambedkar.
  • een niet-monastiek, op kaste gebaseerd boeddhisme met patrilineaire afkomst en Sanskrietteksten.
  • een niet-denigrerende vervangende term voor Hinayana of de vroege boeddhistische scholen.

Niet-Mahāyāna

  • een alternatieve term voor de vroege boeddhistische scholen.
  • een alternatieve term die door sommige geleerden wordt gebruikt voor het Tibetaans boeddhisme. Ook een oudere term die soms nog wordt gebruikt om zowel Oost-Aziatische als Tibetaanse tradities te omvatten. Het is zelfs gebruikt om alleen naar het Oost-Aziatische boeddhisme te verwijzen, zonder het Tibetaans boeddhisme.

Geheime mantra

  • een alternatieve weergave van Mantrayāna, een meer letterlijke vertaling van de term die door scholen in het Tibetaans boeddhisme wordt gebruikt wanneer ze naar zichzelf verwijzen.

Sektarisch boeddhisme

  • een alternatieve naam voor de vroege boeddhistische scholen.
  • een alternatieve naam die door sommige geleerden voor Theravāda wordt gebruikt.
  • een alternatieve naam gebruikt door sommige geleerden voor Theravāda.
  • een alternatieve term die soms voor de vroege boeddhistische scholen werd gebruikt.

Tantrayāna of Tantrisch boeddhisme

  • meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". Een geleerde beschrijft echter dat de tantra-indelingen van sommige edities van de Tibetaanse geschriften Śravakayāna-, Mahāyāna- en Vajrayāna-teksten omvatten. Sommige geleerden, in het bijzonder François Bizot, hebben de term " Tantrische Theravada " gebruikt om te verwijzen naar bepaalde praktijken die vooral in Cambodja voorkomen.
  • het boeddhisme van Sri Lanka , Bangladesh , Birma , Thailand , Laos , Cambodja en delen van Vietnam , China , India en Maleisië . Het is de enige overgebleven vertegenwoordiger van de historische vroege boeddhistische scholen . De term "Theravāda" wordt soms ook gebruikt om te verwijzen naar alle vroege boeddhistische scholen.
  • meestal begrepen als het boeddhisme van Tibet, Mongolië, Bhutan en delen van China, India en Rusland, die de Tibetaanse traditie volgen.
  • een beweging die is ontstaan ​​uit het Indiase Mahāyāna, samen met zijn latere nakomelingen. Er is enige onenigheid over welke tradities precies in deze categorie vallen. Het wordt algemeen erkend dat het Tibetaans boeddhisme onder deze noemer valt; velen omvatten ook de Japanse Shingon- school. Sommige geleerden passen de term ook toe op de Koreaanse milgyo-traditie, die geen aparte school is. Een geleerde zegt: 'Ondanks de inspanningen van generaties boeddhistische denkers, blijft het buitengewoon moeilijk om precies vast te stellen wat de Vajrayana onderscheidt.'

Theravada boeddhisme

De geschiedenis van het Theravada voert terug naar de gemeenschap van monniken in de tijd van de Boeddha ( ca. 450 v. Chr. tot ca. 370 v. Chr.) die zijn entourage vormden, bekend onder de naam Sangha. Na het overlijden van de Boeddha (ca 370 v. Chr.) ontstonden er door splitsingen in de Sangha verschillende vroeg boeddhistische scholen. Theravada was de hoofdstroming, waar de andere scholen door afsplitsingen uit voortkwamen. Theravada is de enige van deze vroege scholen die nog steeds bestaat.

de 3 korven

Theravada stond in de historische bronnen bekend onder de namen Sthaviravāda en Vibhajyavāda. 'Sthavira' is Sanskriet voor het Pali woord 'Thera' (ouderling), en wordt gebruikt om alle vroege boeddhistische scholen aan te duiden. 'Vibhajya' refereert aan 'analyse', de benaming werd gedurende de periode van koning Asoka (268 v. Chr. tot 263 v. Chr.) gebruikt. De sterk analytische benadering van de werkelijkheid, vindt men terug in de wijze waarop in de Abhidhamma de werkelijkheid beschreven wordt. De Abhidhamma maakt deel uit van een bundel geschriften die omstreeks 250 v. Chr. werd opgetekend uit de recitaties van de volgelingen van de Boeddha. Deze geschriften werden ingedeeld in drie bundels, die de ‘Drie Korven’ (Ti Pitaka) werd genoemd:

  • de Sutta Pitaka bevat de leerredes
  • de Vinaya Pitaka bevat de reglementen van de Sangha
  • de Abhidhamma Pitaka biedt een diepgaande analyse van de fysieke en mentale werkelijkheid

de leer

Centraal in het Theravada staan het begrip dukkha (lijden, frictie, onvrede) en de weg naar bevrijding uit dukkha. Dit wordt weergegeven in de [4 edele Waarheden]] die de Boeddha in zijn eerste prediking uiteenzette:

  • er is lijden
  • er is een oorzaak van lijden
  • er is beëindiging van lijden
  • er is een weg die voert naar het einde van lijden.

De weg naar het ophouden van lijden wordt beschreven als Het 8-voudige pad, dat drie trainingen omvat:

  • sila (ethiek en moraliteit)
  • samadhi (concentratie en kalmte van geest)
  • panna (wijsheid of inzicht)

Door oefening op dit pad kan de mens zich vrij maken van lijden en de staat van verlichting realiseren. Hij is dan volledig vrij van hartstochten, boosheid en verblinding, vrij van alle bezoedelingen en bindingen met het bestaan. Een persoon die dit bereikt heeft wordt een verlichte (Arhat) genoemd. De ontwikkeling naar perfectie heeft een gradueel verloop, uitgebeeld in de vier graden van heiligheid:

  • stroomwinnaar
  • eenmalig terugkerende
  • niet terugkerende
  • Arhat

Ethiek en moraliteit (Sila)

De beoefenaars, ook bekend als yogi's, proberen zich zo te beheersen in spreken en handelen dat zij noch zichzelf noch anderen schade berokkenen. Daartoe nemen zij de vijf leefregels als uitgangspunt, die uitgebreid kunnen worden tot acht of tien; voor monnikken en nonnen zijn er respectievelijk 227 en 311 leefregels. Leken-yogi’s beoefenen afhankelijk van hun niveau van overtuiging en mentale vermogen de drie- ; de vijf- ; de vijf plus drie spraak regels ; de acht en de tien leefregels. De oefening in juist gedrag wordt als een basis beschouwd voor verdere mentale ontwikkeling (meditatie).

Meditatie (samadhi en panna)

Het Achtvoudige Pad omvat twee vormen van meditatie: de kalmtemeditatie en de inzichtsmeditatie. Met kalmtemediatie (ook wel samatha genoemd) wordt de rusteloze geest beteugeld en de geestkracht gebundeld. Dit kan leiden tot diepe stadia van concentratie (ook wel absorbtie of jhana genoemd). Door inzichtsmeditatie (vipassana) doorschouwt de yogi de drie fundamentele kenmerken van van het bestaan: de onbestendigheid (anicca) en de uiteindelijke onbevredigenheid (dukkha) van alle fysieke en mentale verschijnselen en het ontbreken van een duurzaam, sturend zelf (anatta). Daardoor neemt de hechting aan fysieke en mentale verschijnselen af en kunnen de verschillende stadia van verlichting gerealiseerd worden.

Deugden en volmaaktheden

Degene die het Achtvoudige Pad bewandelt, ontwikkelt tevens wat de Boeddha de Vier Kardinale Deugden en de Tien Volmaaktheden of Perfecties noemde. De Kardinale Deugden omvatten liefdevolle welwillendheid, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid. De Tien Perfecties omvatten - naast liefdevolle welwillendheid en gelijkmoedigheid - : vrijgevigheid, juist handelen, onthouding, wijsheid, energie, geduld, betrouwbaarheid en vastberadenheid. De Perfecties vinden in de Boeddha en in de Arahats (volledig verlichten) hun hoogste invulling.

Het moderne Theravada-boeddhisme

In het moderne Theravada-boeddhisme vormt de wederzijdse afhankelijkheid van de Sangha van monniken en de lekengemeenschap, de basis van de maatschappelijke taakverdeling. Daarbij richten de leken zich op de sociaaleconomische activiteiten en de Sangha zich op de geestelijke en spirituele gezondheid van de samenleving. Tegenwoordig is Theravada de hoofdstroming in Sri Lanka, Myanmar, Thailand – Laos – Cambodja, Maleisië en Indonesië. Vandaar dat het vaak met de term “Zuidelijk Boeddhisme” wordt aangeduid . Het aantal boeddhisten in Zuid en Zuidoost Azië wordt geschat op 146 miljoen mensen. Het is in die landen gebruikelijk dat kinderen tijdelijk in het klooster toetreden en weer uittreden en er is voor leken die zich geroepen voelen ook de mogelijkheid om voor een langere periode of voorgoed monnik of non te worden.

Pijl.png lees meer over dit onderwerp op: Theravada boeddhisme

Mahayana boeddhisme

Zen (Chinees: Chán, Vietnamees: Thiền, Koreaans: Seon) is een school van het Mahayana-boeddhisme die zich in China gedurende de Tang-dynastie heeft ontwikkeld en later werd overgebracht naar Vietnam, Korea en Japan. Zen is de Japanse naam waaronder het in het Westen het meest bekend is geworden. Zoals alle andere scholen van het Boeddhisme heeft ook zen in de loop van haar geschiedenis veel kenmerken aangenomen van de omgeving waarin het wortel schoot; in China werd het bijvoorbeeld sterk beïnvloed door het Taoïsme en het Confucianisme. Maar over het algemeen wordt zen gezien als een traditie die zich vooral richt op de directe religieuze ervaring en de liefde en het mededogen dat vanuit die ervaring opgeroepen kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is dat iedereen kan delen in de wijsheid van de Boeddha door zichzelf en de wereld te leren herkennen als een onmetelijk en naadloos geheel.

In theoretisch opzicht is zen vooral gebaseerd op Mahayana-bronnen zoals Yogacara, de Tathagatagarbha- en Avatamsaka-soetra's met hun nadruk op onze inherente boeddha-natuur en het bodhisattva-ideaal. Ook de Prajnaparamita-, Diamant-, Lankavatara-, Lotus- en Shurangama-soetra worden vaak aangehaald. In de praktijk richt zen zich echter vooral op de manier waarop de inzichten die in deze geschriften vermeld staan ervaren kunnen worden. Daarom worden de literaire bronnen wel vergeleken met vingers die naar de maan wijzen, en vaak wordt voor de overdracht van de dharma het rechtstreekse contact met een bevoegde leraar van groter belang geacht dan de studie van teksten. Ironisch genoeg heeft de zentraditie zelf een grote bijdrage geleverd aan de boeddhistische literatuur met de levensverhalen van zenmeesters waarin o.a. hun verlichtingservaring beschreven wordt. Later werden beknopte versies van deze verhalen gebundeld en gebruikt als onderwerp van meditatie (koan).

Volgens een legende die in de Chinese Tang-dynastie ontstaan is, werd de kern van zen door Shakyamuni Boeddha overgedragen op Mahakyashapa, op het moment dat de Boeddha een bloem ophield voor zijn leerlingen en Mahakyashapa als enige glimlachte. Later droeg Mahakyashapa deze mysterieuze kern op zijn beurt over aan Ananda, die het weer verder overdroeg aan een van zijn leerlingen. Daardoor ontstond het fenomeen van opvolgingslijnen die tot op heden doorgaan. In dharma-overdracht wordt de verlichtingservaring van een leerling erkend door de leraar en dit heeft de authenticiteit van de dharma door de eeuwen heen beschermd.

Bodhidharma, die deze traditie van India naar China bracht, heeft de kern van zen zo gekarakteriseerd:

Zen wordt doorgegeven los van boeken,
Buiten woorden en begrippen om.
Kijk rechtstreeks in je eigen geest,
Ontdek je ware aard en word Boeddha.

Het woord zen betekent meditatie en naast het directe contact met een leermeester is zazen (zittende meditatie) meestal het belangrijkste element van de zenbeoefening, met name in het Westen. Daarnaast krijgen ritueel, studie en sociale activiteiten in de diverse zentradities een verschillende nadruk.

In de klassieke geschriften, zoals die van de Japanse Eihei Dogen (1200-1253), wordt zazen vaak beschreven als een proces waarin we onze aandacht naar binnen keren en onze inherente boeddha-natuur wakker maken. Met andere woorden, we keren ons af van de objecten van waarneming en richten ons direct op datgene dat waarneemt. Het gevolg hiervan is dat we ons bevrijden van allerlei projecties en voorkeuren waardoor onze waarnemingskanalen gezuiverd worden. Als we onze aandacht daarna weer op de wereld richten, zien we die in een ander licht; de dingen gaan meer tot ons spreken, in een taal die aanzet tot liefdevolle respons. Dit wordt vaak shikantaza genoemd; zitten in volledige aandacht. In al zijn eenvoud is het tegelijkertijd de gemakkelijkste en moeilijkste manier van mediteren.

Shikantaza kent echter veel verschillende niveaus en om onze blik te verruimen is het vaak nodig om op een actieve manier specifieke denk- en gevoelspatronen aan de kaak te stellen. Koans blijken daar uitstekend geschikt voor te zijn: korte teksten - meestal overgeleverde dialogen tussen een meester en leerling - die de boeddhistische leer in een notendop aanbieden en gebruikt kunnen worden gebruikt als object van meditatie. De leraar geeft de leerling een koan en verwacht een spontane presentatie van de essentie ervan in een persoonlijk onderhoud (dokusan). Een eerste reeks van koans richt zich op het ervaren van de wereld als een ondeelbaar geheel. Meer gevorderde koans richten zich op de eindeloze verscheidenheid binnen dit geheel, de innige verbondenheid tussen eenheid en verscheidenheid en de manier waarop ervaringen hiervan liefdevol in woord en daad kunnen worden uitgedrukt.

Omdat in de beoefening van zen lichaam en geest in harmonie gebracht worden, heeft het altijd een sterke rituele kant gehad. De meditatiehouding, het maken van buigingen, het offeren van wierook en gezamenlijke soetra-zang worden gezien als een oefening in kinetisch bewustzijn en ook als een fysieke uitdrukking van verworven inzicht. Ceremoniële activiteiten worden bovendien beschouwd als actieve groepsmeditaties; een belangrijke aanvulling op de individuele zitmeditatie. Ritueel is ook in vele andere opzichten een essentiële tegenpool van zazen. Terwijl we bijvoorbeeld in zazen in een bevoorrechte positie zijn om de dharma te ontvangen, krijgen we tijdens ceremonies de gelegenheid om onze dankbaarheid daarvoor tot uitdrukking te brengen.

Naast ritueel is ook studie een belangrijker element van training dan vaak gedacht wordt. Dat komt o.a. omdat de meeste Boeddhistische geschriften eigenlijk handleidingen zijn. De teksten kunnen vergeleken worden met de bladmuziek van een musicus: het gaat niet alleen maar om de noten, maar de noten zijn wel belangrijk om muziek te maken. In die zin moet ook de hierboven aangehaalde uitspraak van Bodhidharma begrepen worden. Geschriften zijn wel degelijk nodig – Bodhidharma bracht zelf de Lankavatara-soetra vanuit India mee naar China – maar de bestudering daarvan alleen is niet genoeg; het is de bedoeling dat de inhoud van de geschriften in praktijk gebracht wordt.

De bodhisattva-geloften zijn een grote inspiratie voor een meer bewust en liefdevol leven. En zij krijgen hun betekenis vooral wanneer ze beoefend worden in combinatie met de andere trainingselementen. Langzaam maar zeker krijgen we meer gevoel voor situaties en wat onze rol daarin zou kunnen zijn. Doordat we beter onze mogelijkheden en ook onze beperkingen gaan inzien, kunnen we een levensvisie ontwikkelen waarin we niet alleen anderen gelukkig maken maar ook onszelf. De bodhisattva-geloften kunnen op allerlei manieren uitgedrukt worden, maar in de moderne zenwereld leiden ze vaak tot een engagement met sociale projecten.

Ondertussen mag niet vergeten worden dat westerse zen heel jong is en eigenlijk nog in een pioniersfase verkeert. In Nederland zijn er veel groepen die verschillende tradities vertegenwoordigen. Sommige daarvan willen de zenmeditatie graag losweken van de oorspronkelijke Boeddhistische context; anderen doen dat juist niet. En het is nog te vroeg om te spreken van een algemeen aanvaarde vorm. Er zijn wat dat betreft ook nog maar weinig kloosters of tempels waar men zich voor langere tijd aan zen kan wijden. Verder is het interessant dat er de afgelopen jaren door sommige groeperingen weer meer aansluiting gezocht wordt met de Aziatische traditie, met name die van Japan en China. Kortom, de toekomst van zen in Nederland ligt nog wijd open.

Pijl.png lees meer over dit onderwerp op: Mahayana boeddhisme

Vajrayana (Tibetaans) boeddhisme

Alle levende wezens zijn in essentie boeddha’s,
Ze zijn alleen tijdelijk verduisterd.
zijn de verduisteringen eenmaal verwijderd,
Dan toont zich hun boeddhaschap.

Wortels van het vajrayana

Veel mensen denken dat vajrayana-boeddhisme, het ‘diamanten voertuig’, een Tibetaanse inventie is, maar dit is niet zo. De wortels van het vajrayana boeddhisme liggen in India. Niet alleen dat, in essentie is vajrayana een onderdeel van het mahayana. Voor het beoefenen van het vajrayana is een stevige basis in het mahayana dan ook noodzakelijk. Naast de mahayana-soetra’s is het vajrayana ook gebaseerd op de traditie van een groep teksten genaamd Tantra’s, daarom wordt het ook wel Tantrayana genoemd. Tantra betekent ‘web’, ‘continuïteit’, en verwijst zowel naar het wederzijds afhankelijk ontstaan van verschijnselen als naar de continuïteit van bewustzijn of de Boeddhanatuur, het potentieel van ieder mens om verlicht te raken. Daarom wordt soms wel gesproken over soetra-mahayana en tantra-mahayana.

Het steile pad van vaardige middelen

Terwijl het basisvoertuig van het hinayana een pad is dat vele levens duurt voor het naar nirvana leidt, en van het mahayana wordt gezegd dat slechts enkele levens voldoende zijn om volkomen realisatie van leegte te verwerven, wordt van het vajrayana gezegd dat het verlichting in één enkel leven kan brengen. Dit komt door de grote hoeveelheid vaardige middelen zoals mantras en mandalavisualisaties die de beoefenaar ter beschikking staan om gedachten en emoties te transformeren.

De tantra’s worden soms beschouwd als een vierde pitaka (verzameling), naast de vinaya, soetra en abhidharma. Het is een groep teksten van mysterieuze oorsprong die zonder inwijding in de beoefening en uitleg van een meester eigenlijk niet te begrijpen zijn. Daarom is de rol van inwijding en begeleiding door een leraar cruciaal in vajrayana. Deze praktijken vonden hun weg naar grote Indiase kloosters als Nalanda en zo ontstond een esoterische vorm van boeddhisme. Deze vorm van boeddhisme heeft zich naar noord en oost-azië (o.a. Shingon in Japan) verspreid, maar is toch vooral in Tibet tot grote bloei gekomen. Dit onderricht komen we ook nu nog in Nederland tegen.

Tibetaanse boeddhistische scholen

In Tibet deed het boeddhisme voor het eerst zijn intrede gedurende de regering van koning Songtsen Gampo (609-649). Hij had een Nepalese en een Chinese vrouw die allebei een beeld van de Boeddha hadden meegenomen. Serieuzer werd het gedurende de periode van koning Trisong Detsen (742-792). Toen zich problemen voordeden met het bouwen van Samye, het eerste Tibetaanse klooster, adviseerde de aanwezige Indiase khenpo Shantarakshita de koning om de hulp in te schakelen van een Indiase mahasiddha genaamd Padmasambhava. Padmasambhava onderwierp de demonen van de oorspronkelijke Bönreligie van Tibet en maakte ze tot beschermers van de dharma. Dit leidde de eerste bloeiperiode van het boeddhisme in Tibet in. Het Tibetaanse schrift werd ontwikkeld speciaal om boeddhistische teksten uit het Sanskriet te kunnen vertalen.

Trisong Detsen organiseerde een groot debat tussen vertegenwoordigers van de Indiase traditie en de Chinese Ch’anschool. Hoewel bronnen verschillen over wie er gewonnen zou hebben, blijkt uit de geschiedenis dat de Tibetanen met de Indiase versie van het boeddhisme zijn verder gegaan. Na de komst van Padmasambhava en de Nyingma (‘de ouden’) was er weer een periode van verval van de dharma in Tibet.

Pas in de elfde eeuw ontstonden met de komst van Atisha (982-1054) de nieuwe vertaalscholen. Atisha stichtte de Kadampa’s, beroemd om het onderricht in het trainen van de geest in compassie (lojong). De Kagyü-school van de bekende yogi Milarepa gaat via Marpa terug naar Naropa en de mahasiddha Tilopa in India. Heel bijzonder is dat de Karmapa, de leider van een speciale tak, de Karma-Kagyü, de eerste was die aanwijzingen gaf waar hij opnieuw geboren zou worden. Zo ontstond de lijn der Karmapa’s. Het systeem van veelal abten van kloosters die worden herboren, en die tulku worden genoemd, is door de andere scholen overgenomen. In het Westen zijn de Dalai Lama’s de bekendste incarnatielijn, maar van oorsprong komt dit principe van de Karmapa, die nog steeds aan het einde van ieder leven een brief met precieze details over zijn volgende geboorte achterlaat.

Opmerkelijk bij de Sakya-school is dat de overdrachtslijn in tegenstelling tot de andere Tibetaanse scholen via een bloedlijn loopt. De Sakya-school kreeg grote politieke macht door een bondgenootschap met de Mongolen, gedurende de Yuandynastie (1271-1368). Dit is van grote invloed geweest op de Tibetaanse geschiedenis.

In de vijftiende eeuw stichtte de hervormer Tsong Khapa (1357-1419) de Gelugpa (‘deugdzamen’), die voortkomt uit de Kadampaschool. Zijn leerling zou later de eerste Dalai Lama worden. De titel Dalai Lama (Mongools voor ‘Oceaan van Wijsheid’) werd pas aan de derde Dalai Lama gegeven en de leerling van Tsong Khapa kreeg hem dus met terugwerkende kracht. Opnieuw ontstond een krachtige samenwerking tussen de Mongoolse krijgers en Tibetaanse lama’s, ditmaal van de Gelugpa-school. Enorme kloosters werden gesticht in Ganden, Drepung, en Shigatse met tienduizenden monniken. Dit waren kleine kloosterstadjes en centra van cultuur, studie, debat, kunst en beoefening. In de Gelugpaschool is de studie van de oude Indiase geschriften en Tibetaanse commentaren erg belangrijk. Het vereist wel eenentwintig jaar intensieve studie om de graad van geshe te behalen.

Verspreiding naar het westen

Met de komst van de Chinezen na 1950 hebben een miljoen Tibetanen het leven gelaten en zijn slechts enkele van de drieënzestighonderd kloosters vernietiging gespaard gebleven. Onder leiding van de huidige veertiende Dalai Lama (1935) wordt in ballingschap geprobeerd de Tibetaanse dharmacultuur in stand te houden. Veel kloosters in India zijn dependances van de oorspronkelijke kloosters in Tibet. Ook in Tibet zelf ontstaat onder het wantrouwend oog van de Chinese autoriteiten de laatste jaren schoorvoetend weer iets meer ruimte om dharma te beoefenen. Door de Tibetaanse diaspora hebben zich lama’s van de verschillende scholen in het westen gevestigd en ook in Nederland zijn de verschillende tradities in diverse centra vertegenwoordigd.

Pijl.png lees meer over dit onderwerp op: Tibetaans boeddhisme

Westers boeddhisme

Tot voor kort werden drie hoofdstromingen in het boeddhisme onderscheiden, die allen hun oorsprong hebben in het Oosten. De laatste 50 jaar begint zich een nieuwe hoofdstroming te ontwikkelen die als ‘westers boeddhisme’ wordt aangeduid. Maar wat is westers boeddhisme eigenlijk? Bestaat het wel? Wat wordt er precies met deze term ‘westers boeddhisme’ bedoeld? Daarover probeer ik in dit korte stukje duidelijkheid te geven.

In de 19e eeuw kreeg het boeddhisme bekendheid in het Westen via westerlingen met een oosterse belangstelling. In eerste instantie werd vooral het Theravada-boeddhisme, de traditie van de ouderen, bekend. In de jaren zestig van de vorige eeuw raakte men ook met andere boeddhistische tradities vertrouwd. Er kwamen leraren naar het Westen en ook gingen er westerlingen richting Azië om zich te verdiepen in de boeddhistische leer zoals daar onderricht en beoefend. Zo ontstond er een groep mensen die het boeddhisme beoefenden binnen de (oosterse) traditie overgedragen door hun leraren terwijl ze zelf leefden in de westerse cultuur.

Het boeddhisme ontwikkelde zich op verschillende plaatsen in de wereld, los van elkaar en binnen de cultuur die op die plaatsen heerste. Een grote diversiteit aan scholen was het gevolg en er ontstonden verschillende stromingen met ieder hun eigen karakter. In de huidige ‘westerse’ wereld, dat is de huidige post-industriële moderne cultuur die in Europa, de Verenigde Staten en nu ook elders in de wereld gangbaar is, hebben we toegang tot al deze stromingen.

Het is van belang om uit deze stromingen, die vaak in een cultureel jasje gestoken zijn van het land van herkomst, te onderscheiden wat de kern is van de Leer van de Boeddha en die toegankelijk te maken voor de wereld van nu. Een aantal leraren van de eerste generatie die de Dharma leerden in het Oosten hebben aan hun leerlingen de Dharma doorgegeven vanuit een oosterse boeddhistische traditie, met aanpassingen gericht op de westerse cultuur.

De verschillen tussen Theravada en Mahayana

Het belangrijkste verschil tussen de Theravada (Hinayana) en de Mahayana tradities is de motivatie, of het einddoel dat men zich stelt voor het spirituele pad. In de Theravada traditie probeert men vooral om zelf de bevrijding (Nirvana) te bereiken van het cyclische bestaan dat altijd met problemen en lijden gepaard gaat (samsara). Iemand die dit bereikt heeft wordt een Arhat genoemd. Ofschoon in de Theravada-beoefening liefde en mededogen essentiële factoren zijn, worden ze in de Mahayana traditie zelfs nog meer benadrukt. In het Mahayana ligt het einddoel van de beoefening hoger, want dit is gericht om alle voelende wezens te verlossen van het cyclische bestaan. Om dit te kunnen doen, dient men ook zelf eerst de allerhoogste staat van boeddhaschap te bereiken, want alleen een Boeddha is alwetend, en kan dus op optimale wijze anderen helpen. Deze laatste motivatie wordt bodhicitta genoemd. Iemand die gevorderd is in dit streven naar het boeddhaschap wordt een Bodhisattva genoemd, en kan gezien worden als een soort heilige binnen het boeddhisme die een altruïstische levenshouding heeft.

De Theravada traditite baseert zich vooral op geschriften die oorspronkelijk in het Pali zijn neergeschreven, en de Mahayana geschriften zijn oorspronkelijk vooral in het Sanskriet geschreven. Het Theravada onderricht vormt in feite de basis voor het Mahayana onderricht, zodat het Mahayana gezien kan worden als een uitbreiding van de leer. Volgens de Mahayana zelf, is deze leer al door de historische Boeddha onderwezen, maar is veel later neergeschreven en toegankelijk gemaakt voor het grotere publiek. Volgens de Mahayana scholen dienen enkele leringen van de Boeddha zoals bewaard in de Theravada traditie geinterpreteerd te worden, en niet letterlijk opgevat te worden, waardoor er hier en daar aanzienlijke verschillen ontstaan in filosofie en beoefening.

Het Theravada baseert zich op het publieke onderricht van de historische Boeddha.

Als gevolg van het optreden van keizer Ashoka, die in de 3e eeuw voor Chr. leefde en die het Indische subcontinent tot eenheid bracht, verspreidde het Theravada-boeddhisme zich zowel naar het zuiden in de richting van Sri Lanka (en van daaruit naar Zuidoost Azië), als naar het noordwesten in de richting van het huidige Afghanistan en de hellenistische wereld (het gebied dat door Alexander de Grote was veroverd) en het noordoosten, naar China (via de Zijderoute). Later, in de 12de eeuw, raakte het boeddhisme in India in verval. Het werd door de islam verdrongen, zoals dat al eerder gebeurd was in de hellenistische gebieden westelijk van India. Het Theravada bleef levend in Sri Lanka, Birma, Thailand, Cambodja, delen van Vietnam en Indonesië.

Het Theravada maakt een groot onderscheid tussen de sangha (monniken en nonnen) en lekenvolgelingen. De opvatting overheerst, dat je monnik moet worden om de verlichting te kunnen bereiken. De leken hebben de taak de sangha te faciliteren en daarmee verdiensten op te bouwen, waardoor zij later zelf monnik kunnen worden en de verlichting kunnen bereiken.

In veel Zuidoost-Aziatische landen is het traditie dat een jongen rond zijn 18de jaar intreedt in de Sangha. De meesten treden na een maand of drie weer uit. Maar gedurende het leven treden zij weer enkele malen tijdelijk tot de Sangha toe. De leden van de Sangha dienen volgens de kloosterregel te leven. De lekenvolgelingen houden zich aan lekengeloften, die minder ver gaan dan die van de monniken en nonnen.

meditatie

Shamatha is de meditatie waarin eenpuntige aandacht beoefend wordt, waardoor de geest tot rust komt, zijn natuurlijke helderheid hervindt en gelijkmoedigheid ontstaat. Vipassana is een inzichtmeditatie. De student leert gedachten, gevoelens en lichamelijke en zintuigelijke signalen waar te nemen zonder deze te onderdrukken en zonder zich er door te laten meeslepen. Alles wat zich in en om de mediterende afspeelt vormt zo een object voor waarneming, en als het zijn kracht verloren heeft kan de waarneming zich weer richten op de ademhaling. Hierdoor ervaart de student ook de veranderlijkheid van al het bestaande, inclusief de eigen gemoedstoestanden. Door waar te nemen zonder je met het waargenomene te verbinden wordt de identificatie doorbroken. Door de beoefening wordt niet alleen inzicht verworven in het aspect van veranderlijkheid, maar ook in dat van dukkha (lijden) en anatta (niet-zelf). Tenslotte wordt hierdoor inzicht of verlichting gerealiseerd.

Tibetaans boeddhisme

De filosofische leringen van het Vadjrayana (Tibetaans boeddhisme) verschillen weinig van de algemene Mahayana leerstellingen, maar het belangrijkste onderscheid is in de methode van beoefening (zie ook de pagina over tantra). Na het verschijnen van het Vadjrayana enkele eeuwen na Chr., werden in India deze drie verschillende stromingen vaak naast elkaar beoefend, afhankelijk van de voorkeur van de persoon. Zo waren er in de beroemde kloosteruniversiteit van Nalanda in noord India monniken naast elkaar aanwezig die deze drie tradities volgden.

Vajrayana (spreek uit: vadjrayana), dat ook wel Tantrayana of Mantrayana wordt genoemd, is een afdeling van het Mahayana boeddhisme of het 'Grote Voertuig'. Het is gebaseerd op zowel de Theravada- als op algemene Mahayana-beoefeningen.

Voordat we het Vajrayana binnengaan, is het nodig dat we goed geoefend zijn in het streven om van de cyclus van wedergeboorte bevrijd te worden (drang naar bevrijding), ons hart moet toegewijd zijn aan het bereiken van de verlichting voor het welzijn van alle voelende wezens (Bodhicitta) en we moeten enig inzicht hebben in de wijsheid die de leegte van inherent bestaan realiseert. Vervolgens kunnen we van een gekwalificeerde tantrische meester een initiatie (inwijding/toestemming) ontvangen, en dienen we ons aan eventuele geloften en verplichtingen die wij bij de initiatie ontvangen te houden. Op basis hiervan kunnen we instructies voor beoefening ontvangen en ons wijden aan de Vajrayana-meditaties.

Eén van de belangrijkste Vajrayana-technieken bestaat uit onszelf te visualiseren als boeddha en onze omgeving als de mandala, of de zuivere omgeving van deze boeddha. Door deze visualisaties, transformeren we ons negatieve zelfbeeld in dat van de boeddhavorm, en kunnen zo de edele eigenschappen van een boeddha in onze eigen geestesstroom cultiveren. Boeddhistische tantra bezit ook technieken om onszelf tijdens het doodsproces, de tussenfase (bardo in het Tibetaans) en de wedergeboorte te transformeren in een boeddha. Er zijn ook speciale meditatietechnieken om zowel één-puntige concentratie (Shamatha in het Sanskriet) te ontwikkelen als een buitengewoon subtiele geest te manifesteren. Deze subtiele staat van geest kan, wanneer je de leegte realiseert, zeer krachtig en snel de onzuiverheden zuiveren. Hierom kan het Vadjrayana een gestudeerde en goed getrainde beoefenaar, die werkt onder leiding van een volledig gekwalificeerde tantrameester, de verlichting brengen in het huidige leven.

Boeddhistische tantra is niet hetzelfde als hindoeïstische tantra, al lijkt het er van buiten wellicht wel op. Evenmin is het een soort magie. Er zijn over het Vajrayana een aantal boeken geschreven die onjuiste informatie of volledig misleidende interpretaties bevatten. Als we hier dus echt iets over te weten willen komen, is het van belang om of boeken te lezen die door een kundig leraar zijn geschreven of, nog veel beter, onderricht van een gekwalificeerde meester te zoeken.

Vooral over het sexuele aspect van boeddhistische tantra zijn er bijzonder veel misverstanden; het gaat hier echter in het geheel niet om orgiën te vieren en orgasmes te bereiken; integendeel, als men boeddhistische tantra beoefent dan is juist volledige controle van de sexuele energie belangrijk om deze energie te transformeren in wijsheid en mededogen.

Bronnen

  • Onderricht door de jaren heen van Urgyen Sangharakshita ontvangen
  • Boeddha in de Polder - Yashobodhi - Uitgeverij Ten Have, augustus 2006
  • Boeddha Nu - Dhammaketu - Asoka/Milinda Uitgevers B.V. - januari 2012
  • Auteurs: Gunabhadri, Tenkei Coppens, december 2015oktober 2015