Stromingen binnen het boeddhisme en Mahayana boeddhisme: verschil tussen pagina's

Uit dharma-lotus.nl
(Verschil tussen pagina's)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
{{#seo:
{{Boeddhisme}}
|title=De 3 grote stromingen binnen het boeddhisme uitgelegd
{{Boeddhisme per land}}
|titlemode=append
|keywords=boeddhisme, boeddha, boeddhistisch, Dharma, Pali-canon, Gautama, boeddhist, waarheden, soetra, sutta, Dhamma, meditatie, inzicht, Ivar Mol, Dharma-Lotus, mindfulness, India, Nepal
|description=Uitgebreide uitleg over het boeddhisme in het algemeen en de boeddhistische filosofie, de Dharma en de Pali-canon in het bijzonder. 
}}
{{boeddhisme}}
[[File:Buddhist_sects.png|thumb|350px|Verdeling van de grote boeddhistische stromingen]]
[[File:Buddhist_sects.png|thumb|350px|Verdeling van de grote boeddhistische stromingen]]
{{Boeddhisme per land}}
==Mahayana boeddhisme==
Wat [[Gautama de Boeddha]] onderwees is door de eeuwen heen op verschillende manieren geformuleerd en beoefend. Er zijn hierin vier hoofdstromen te onderscheiden, waar de huidige sangha’s in Nederland deel van uitmaken.
'''Mahāyāna''' ("Grote voertuig") is een term voor een brede groep [[Stromingen binnen het boeddhisme|boeddhistische tradities]], teksten , filosofieën en praktijken. Het Mahāyāna-boeddhisme ontwikkelde zich in India (ca. 1e eeuw v.Chr.) en wordt beschouwd als een van de drie belangrijkste bestaande takken van het [[boeddhisme]];
 
==3 stromingen==
 
De huidige drie boeddhistische hoofdstromingen zijn het [[Theravada]], [[Mahayana]] en [[Vajrayana]].
 
* Theravada is de oudste school en houdt zich voornamelijk met de geschriften bezig en de bevrijding van het individu en is voornamelijk verspreid naar Zuidoost-Azië.
* Mahayana is ook bekend als het "grote voertuig" en richt zich op verlossing voor iedereen en is voornamelijk verspreid naar het noorden, zoals China en Japan.
* Vajrayana is ook bekend als het "diamanten voertuig" of tantrisch boeddhisme, en is een onderdeel van het Mahayana. Dit is de meest esoterische school en is voornamelijk verspreid naar Tibet en de landen daaromheen, maar wordt ook gevonden in China en Japan.


[[Bestand:Boeddhisme_scholen.PNG]]
* 5% Overige stromingen
* 6% [[Tibetaans boeddhisme|Vajrayāna/Tibetaans boeddhisme]]
* 36% [[Theravada]]
* 53% Mahāyāna boeddhisme


Het Mahāyāna boeddhisme aanvaardt de belangrijkste geschriften en leringen van het [[Ontwikkeling van het vroege boeddhisme|vroege boeddhisme]], maar erkent ook verschillende doctrines en teksten die door het Theravada-boeddhisme niet als origineel worden aanvaard. Deze omvatten de Mahāyāna Sūtra's en de nadruk op het bodhisattva-pad en Prajñāpāramitā.


==Terminologie==
==Bodhisattva==


De terminologie voor de belangrijkste onderdelen van het boeddhisme kan verwarrend zijn, aangezien het boeddhisme door geleerden en beoefenaars op verschillende manieren wordt verdeeld volgens geografische, historische en filosofische criteria, waarbij verschillende termen vaak in verschillende contexten worden gebruikt. De volgende termen kunnen worden aangetroffen in beschrijvingen van de belangrijkste boeddhistische divisies:
Mahāyāna verwijst ook naar het pad van de [[bodhisattva]] die ernaar streeft een volledig [[verlichting|ontwaakte]] [[Boeddha]] te worden ten behoeve van alle levende wezens, en wordt daarom ook wel het "Bodhisattva-voertuig" (Bodhisattvayāna) genoemd. Het Mahāyāna-boeddhisme beschouwt het doel om een ​​Boeddha te worden via het bodhisattva-pad over het algemeen als voor iedereen beschikbaar en beschouwt de staat van de [[arhat]] als onvolledig. Mahāyāna omvat ook tal van boeddha's en bodhisattva's die niet in Theravada voorkomen (zoals Amitābha en Vairocana). De Mahāyāna-boeddhistische filosofie promoot ook unieke theorieën, zoals de Madhyamaka, de
theorie van leegte (śūnyatā) en de Vijñānavāda, de doctrine en de leer van de [[Boeddha-natuur]].


'''Conservatief boeddhisme'''
Hoewel het aanvankelijk een kleine beweging in India was, groeide Mahāyāna uiteindelijk uit tot een invloedrijke kracht in het Indiase boeddhisme. Grote scholastieke centra die verband houden met Mahāyāna, zoals [[Rajgir|Nalanda]] en Vikramashila, bloeiden op tussen de zevende en twaalfde eeuw. In de loop van zijn geschiedenis verspreidde het Mahāyāna-boeddhisme zich door Zuid-Azië, Centraal-Azië, Oost-Azië en Zuidoost-Azië. Het blijft invloedrijk vandaag in [[Het Boeddhisme in China|China]], [[Het Boeddhisme in Mongolie|Mongolië]], [[Het Boeddhisme in Hong-Kong|Hong-Kong]], [[Het Boeddhisme in Korea|Korea]], [[Het Boeddhisme in Japan|Japan]], [[Het Boeddhisme in Singapore|Singapore]], [[Het Boeddhisme in Vietnam|Vietnam]], [[Het Boeddhisme in Nepal|Nepal]], [[Het Boeddhisme in Maleisie|Maleisië]], [[Het Boeddhisme in Taiwan|Taiwam]] en [[Het Boeddhisme in Bhutan|Bhutan]].
* een alternatieve naam voor de vroege boeddhistische scholen. De scholen waarin het boeddhisme in de eerste paar eeuwen verdeeld raakte; slechts één van deze overleeft als onafhankelijke school; Theravāda
* een term die door geleerden wordt gebruikt om de boeddhistische tradities van Japan, Korea en het grootste deel van China en Zuidoost-Azië te dekken
* een alternatieve naam die door sommige geleerden wordt gebruikt voor het Oost-Aziatische boeddhisme; soms ook gebruikt om te verwijzen naar alle traditionele vormen van boeddhisme, in tegenstelling tot westerse vormen.
* Mahayana-teksten zoals de Lotus Soetra en de Avatamsaka Soetra probeerden alle verschillende leringen op één geweldige manier te verenigen. Deze teksten dienen als inspiratie voor het gebruik van de term Ekayāna in de betekenis van "één voertuig". Dit 'ene voertuig' werd een sleutelaspect van de leerstellingen en praktijken van de boeddhistische sekten van Tiantai en Tendai, die vervolgens de leerstellingen en praktijken van Chán en Zen beïnvloedden. In Japan inspireerde de lering van de Lotus Soetra ook tot de vorming van de [[Nichiren]]-sekte.


'''Esoterisch boeddhisme'''
==Het grote voertuig==
* meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". Sommige geleerden hebben de term toegepast op bepaalde praktijken die in de Theravāda worden aangetroffen, vooral in Cambodja.
* betekent letterlijk "mindere auto." Het wordt als een controversiële term beschouwd wanneer het door de Mahāyāna wordt toegepast om ten onrechte naar de Theravāda-school te verwijzen, en wordt als zodanig algemeen beschouwd als neerbuigend en pejoratief. Bovendien verwijst Hīnayāna naar de nu niet bestaande scholen met een beperkt aantal opvattingen, praktijken en resultaten, voorafgaand aan de ontwikkeling van de Mahāyāna-tradities. De term wordt momenteel het vaakst gebruikt als een manier om een ​​etappe op het pad in het Tibetaans boeddhisme te beschrijven, maar wordt vaak ten onrechte verward met de hedendaagse Theravāda-traditie, die veel complexer, gediversifieerder en dieper is dan de letterlijke en beperkende definitie die wordt toegeschreven aan Hīnayāna. Het gebruik ervan in wetenschappelijke publicaties wordt nu ook als controversieel beschouwd.


'''Lamaïsme'''
De term Mahāyāna ("Groot Voertuig") zou oorspronkelijk een ere-synoniem zijn voor Bodhisattvayāna ("Bodhisattva-voertuig"), het voertuig van een bodhisattva die boeddhaschap zoekt ten behoeve van alle levende wezens. De term Mahāyāna (die eerder gewoon was gebruikt als bijnaam voor het boeddhisme zelf) werd daarom al vroeg aangenomen als synoniem voor het pad en de leringen van de bodhisattva's. Omdat het gewoon een eretitel was voor Bodhisattvayāna, werd de aanneming van de term Mahāyānaen de toepassing ervan op Bodhisattvayāna vormde geen belangrijk keerpunt in de ontwikkeling van een Mahāyāna-traditie.
* een oude term, die soms nog wordt gebruikt, synoniem met Tibetaans boeddhisme; algemeen beschouwd als denigrerend.
In het Chinees wordt Mahāyāna; Dacheng genoemd.  


'''Mahāyāna'''
==Vroege Mahāyāna==
* een beweging die voortkwam uit vroege boeddhistische scholen , samen met zijn latere afstammelingen, het Oost-Aziatische en Tibetaanse boeddhisme. Vajrayāna-tradities worden soms afzonderlijk vermeld. Het belangrijkste gebruik van de term in Oost-Aziatische en Tibetaanse tradities heeft betrekking op spirituele niveaus, ongeacht de school.
Het vroegste tekstuele bewijs van "Mahāyāna" komt uit sūtra's die hun oorsprong vonden rond het begin van de Christelijk jaartelling. Enkele belangrijke bewijzen voor het vroege Mahāyāna-boeddhisme komen uit de teksten die zijn vertaald door de Indoscythische monnik Lokakṣema in de 2e eeuw na Christus, die vanuit het koninkrijk Gandhāra naar China kwam. Dit zijn enkele van de vroegst bekende Mahāyāna-teksten. Studie van deze teksten toont aan dat ze het kloosterleven sterk promoten, de legitimiteit van arhatschap erkennen, toewijding aan 'hemelse' bodhisattva 's niet aanbevelen en geen enkele poging tonen om een ​​nieuwe sekte of orde op te richten. Een paar van deze teksten leggen vaak de nadruk op ascetischbeoefeningen, wonen in het bos en diepe staten van [[meditatie|meditatieve]] concentratie (samadhi).


'''Mainstream boeddhisme'''
In het vroege Mahāyāna was het gebruikelijk dat Mahāyāna- en niet-Mahāyāna [[monnik|monniken]] naast elkaar in dezelfde kloosters woonden.  
* een term die door sommige geleerden werd gebruikt voor de vroege boeddhistische scholen.


'''Mantrayāna'''
Ondanks dat het een minderheid was in India, was de Mahāyāna een intellectueel levendige beweging, die verschillende stromingen ontwikkelde tijdens de "De gouden eeuw van de Indiase boeddhistische filosofie" (eerste millennium n.Chr. tot aan de 7e eeuw). Enkele belangrijke Mahāyāna-tradities zijn Prajñāpāramitā, Mādhyamaka, Yogācāra, Boeddha-natuur (Tathāgatagarbha), en de school van Dignaga en Dharmakirti als de laatste en meest recente. Belangrijke vroege figuren zijn Nagarjuna, Āryadeva, Aśvaghoṣa,Asanga, Vasubandhu en Dignaga. Mahāyāna-boeddhisten schijnen actief te zijn geweest in het Kushan-rijk (30–375 n.Chr.), Een periode waarin boeddhisten grote missionaire en literaire activiteiten uitvoerden.
* meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". De Tendai- school in Japan wordt beschreven als beïnvloed door Mantrayana.


'''Navayāna'''
==Groei==
* ("nieuw voertuig") verwijst naar de herinterpretatie van het boeddhisme door de moderne Indiase jurist en sociaal hervormer BR Ambedkar.
* een niet-monastiek, op kaste gebaseerd boeddhisme met patrilineaire afkomst en Sanskrietteksten.
* een niet-denigrerende vervangende term voor Hinayana of de vroege boeddhistische scholen.


'''Niet-Mahāyāna'''
De Mahāyāna-beweging bleef vrij klein totdat ze in de vijfde eeuw veel groei doormaakte. Er zijn zeer weinig manuscripten gevonden vóór de vijfde eeuw maar vanaf de vijfde en zesde eeuw ontstonden de Mahāyāna-manuscripten.  
* een alternatieve term voor de vroege boeddhistische scholen.
* een alternatieve term die door sommige geleerden wordt gebruikt voor het Tibetaans boeddhisme. Ook een oudere term die soms nog wordt gebruikt om zowel Oost-Aziatische als Tibetaanse tradities te omvatten. Het is zelfs gebruikt om alleen naar het Oost-Aziatische boeddhisme te verwijzen, zonder het Tibetaans boeddhisme.


'''Geheime mantra'''
Na de vijfde eeuw kregen het Mahāyāna-boeddhisme en zijn instellingen langzaamaan meer invloed. Enkele van de meest invloedrijke instellingen werden enorme kloosteruniversiteitscomplexen zoals Nalanda (opgericht door de 5e-eeuwse CE Gupta - keizer, Kumaragupta I ) en Vikramashila (opgericht onder Dharmapala c. 783 tot 820), die centra waren van verschillende takken van wetenschap, waaronder Mahāyāna-filosofie. Het Nalanda-complex werd uiteindelijk eeuwenlang het grootste en meest invloedrijke boeddhistische centrum in India.
* een alternatieve weergave van Mantrayāna, een meer letterlijke vertaling van de term die door scholen in het Tibetaans boeddhisme wordt gebruikt wanneer ze naar zichzelf verwijzen.


'''Sektarisch boeddhisme'''
===uitbreiding buiten India===
* een alternatieve naam voor de vroege boeddhistische scholen.
Na verloop van tijd bereikten Indiase Mahāyāna-teksten en -filosofie Centraal-Azië en China via handelsroutes zoals de Zijderoute, die zich later over Oost-Azië verspreidden. Na verloop van tijd werd het Centraal-Aziatische boeddhisme sterk beïnvloed door Mahāyāna en het was een belangrijke bron voor het Chinese boeddhisme. Mahāyāna-werken zijn ook gevonden in Gandhāra, wat het belang van deze regio voor de verspreiding van Mahāyāna aangeeft. Centraal-Aziatische Mahāyāna-geleerden waren erg belangrijk in de zijderoute-overdracht van het boeddhisme. Ze omvatten vertalers zoals Lokakṣema (ca. 167-186), Dharmarakṣa (ca. 265-313),Kumārajīva (ca. 401) en Dharmakṣema (385-433). De site van Dunhuang lijkt een bijzonder belangrijke plaats te zijn geweest voor de studie van het Mahāyāna-boeddhisme.
* een alternatieve naam die door sommige geleerden voor Theravāda wordt gebruikt.
* een alternatieve naam gebruikt door sommige geleerden voor Theravāda.
* een alternatieve term die soms voor de vroege boeddhistische scholen werd gebruikt.


'''Tantrayāna of Tantrisch boeddhisme'''
Tegen de vierde eeuw waren Chinese monniken zoals [[Faxian]] (ca. 337–422) Ook begonnen naar India te reizen om boeddhistische leringen terug te brengen, vooral Mahāyāna-werken. Deze figuren schreven ook over hun ervaringen in India en hun werk blijft van onschatbare waarde voor het begrijpen van het Indiase boeddhisme. In sommige gevallen werden Indiase Mahāyāna-tradities rechtstreeks getransplanteerd, zoals in het geval van de Oost-Aziatische Madhymaka (door Kumārajīva ) en Oost-Aziatische Yogacara (vooral door [[Hsuan-Tsang|Xuanzang]]). Later leidden nieuwe ontwikkelingen in het Chinese Mahāyāna tot nieuwe Chinese boeddhistische tradities zoals Tiantai, Huayen, Pure Land en [[Zen|Chan Boeddhisme (Zen)]]. Deze tradities zouden zich vervolgens verspreiden naar Korea, Vietnam en Japan.
* meestal beschouwd als synoniem met "Vajrayāna". Een geleerde beschrijft echter dat de tantra-indelingen van sommige edities van de Tibetaanse geschriften Śravakayāna-, Mahāyāna- en Vajrayāna-teksten omvatten. Sommige geleerden, in het bijzonder François Bizot, hebben de term " Tantrische Theravada " gebruikt om te verwijzen naar bepaalde praktijken die vooral in Cambodja voorkomen.
* het boeddhisme van Sri Lanka , Bangladesh , Birma , Thailand , Laos , Cambodja en delen van Vietnam , China , India en Maleisië . Het is de enige overgebleven vertegenwoordiger van de historische vroege boeddhistische scholen . De term "Theravāda" wordt soms ook gebruikt om te verwijzen naar alle vroege boeddhistische scholen.
* meestal begrepen als het boeddhisme van Tibet, Mongolië, Bhutan en delen van China, India en Rusland, die de Tibetaanse traditie volgen.
* een beweging die is ontstaan ​​uit het Indiase Mahāyāna, samen met zijn latere nakomelingen. Er is enige onenigheid over welke tradities precies in deze categorie vallen. Het wordt algemeen erkend dat het Tibetaans boeddhisme onder deze noemer valt; velen omvatten ook de Japanse Shingon- school. Sommige geleerden passen de term ook toe op de Koreaanse milgyo-traditie, die geen aparte school is. Een geleerde zegt: 'Ondanks de inspanningen van generaties boeddhistische denkers, blijft het buitengewoon moeilijk om precies vast te stellen wat de Vajrayana onderscheidt.'


==Theravada boeddhisme==
Vormen van het Mahāyāna-boeddhisme die voornamelijk gebaseerd zijn op de leerstellingen van de Indiase Mahāyāna-soetra's zijn nog steeds populair in het Oost-Aziatische boeddhisme , dat grotendeels wordt gedomineerd door verschillende takken van het Mahāyāna-boeddhisme.


De geschiedenis van het [[Theravada]] voert terug naar de gemeenschap van monniken in de tijd van de [[Boeddha]] ( ca. 450 v. Chr. tot ca. 370 v. Chr.) die zijn entourage vormden, bekend onder de naam [[Sangha]]. Na het overlijden van de Boeddha (ca 370 v. Chr.) ontstonden er door splitsingen in de Sangha verschillende vroeg boeddhistische scholen. Theravada was de hoofdstroming, waar de andere scholen door afsplitsingen uit voortkwamen. Theravada is de enige van deze vroege scholen die nog steeds bestaat.
===latere ontwikkelingen===


===de 3 korven===
Het gebruik van mandala 's was een nieuw kenmerk van het tantrische boeddhisme, dat ook nieuwe goden adopteerde, zoals Chakrasamvara.
Beginnend tijdens de Gupta -periode (ca. 3e eeuw-575) begon zich een nieuwe beweging te ontwikkelen die putte uit eerdere Mahāyāna-doctrine en nieuwe pan-Indiase tantrische ideeën. Dit werd bekend onder verschillende namen, zoals Vajrayāna, Mantrayāna en Esoterisch Boeddhisme. Deze nieuwe beweging ging door tot in het Pala-tijdperk (8e eeuw - 12e eeuw), waarin het het Indiase boeddhisme begon te domineren. Mogelijk geleid door groepen zwervende tantrische yogi's genaamd mahasiddha's,  ontwikkelde deze beweging nieuwe tantrische spirituele praktijken en promootte ook nieuwe teksten, de boeddhistische [[Tantra|tantra's]]. Filosofisch gezien bleef het Vajrayāna-boeddhistische denken gebaseerd op de Mahāyāna-boeddhistische ideeën van Madhyamaka, Yogacara en Boeddha-natuur. Het tantrische boeddhisme houdt zich over het algemeen bezig met nieuwe vormen van meditatie en rituelen, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van de visualisatie van boeddhistische godheden (waaronder boeddha's, bodhisattva's, dakini 's en [[woeste goden|woeste godheden]]) en het gebruik van mantra's. De meeste van deze praktijken zijn esoterisch en vereisen rituele initiatie of introductie door een tantrische meester (vajracarya) of goeroe.


Theravada stond in de historische bronnen bekend onder de namen Sthaviravāda en Vibhajyavāda. 'Sthavira' is Sanskriet voor het Pali woord 'Thera' (ouderling), en wordt gebruikt om alle vroege boeddhistische scholen aan te duiden. 'Vibhajya' refereert aan 'analyse', de benaming werd gedurende de periode van koning [[Asoka]] (268 v. Chr. tot 263 v. Chr.) gebruikt. De sterk analytische benadering van de werkelijkheid, vindt men terug in de wijze waarop in de Abhidhamma de werkelijkheid beschreven wordt. De Abhidhamma maakt deel uit van een bundel geschriften die omstreeks 250 v. Chr. werd opgetekend uit de recitaties van de volgelingen van de Boeddha. Deze geschriften werden ingedeeld in drie bundels, die de ‘Drie Korven’ ([[Pali-canon|Ti Pitaka]]) werd genoemd:
De nieuwe tantrische vorm van het Mahāyāna-boeddhisme werd buitengewoon invloedrijk in India, vooral in Kasjmir en in de landen van het Pala-rijk. Het verspreidde zich uiteindelijk ook naar het noorden naar Centraal-Azië, het Tibetaanse plateau en naar Oost-Azië. Vajrayāna blijft de dominante vorm van het boeddhisme in Tibet, in omliggende regio's als Bhutan en in Mongolië. Esoterische elementen zijn ook een belangrijk onderdeel van het Oost-Aziatische boeddhisme, waar het met verschillende termen naar wordt verwezen.


* de Sutta Pitaka bevat de leerredes
==Wereldbeeld==
* de Vinaya Pitaka bevat de reglementen van de Sangha
Over het Mahāyāna-boeddhisme in het algemeen kunnen weinig dingen met zekerheid worden gezegd, behalve dat het boeddhisme dat in China, Indonesië, Vietnam, Korea, Tibet, Mongolië en Japan wordt beoefend, het Mahāyāna-boeddhisme is. Mahāyāna kan worden beschreven als een losjes gebonden verzameling van vele leringen en praktijken (waarvan sommige ogenschijnlijk tegenstrijdig zijn). Mahāyāna vormt een alomvattende en brede reeks tradities die worden gekenmerkt door pluraliteit en de goedkeuring van een groot aantal nieuwe soetra's  ideeën en filosofische verhandelingen naast andere boeddhistische teksten.
* de Abhidhamma Pitaka biedt een diepgaande analyse van de fysieke en mentale werkelijkheid


===de leer===
In grote lijnen accepteren Mahāyāna-boeddhisten de klassieke boeddhistische doctrines die in het vroege boeddhisme worden gevonden zoals de Middenweg, [[Afhankelijk ontstaan]], de [[4 edele waarheden]], het [[8-voudige pad]], de [[3 grote waarheden]], en de bodhipakṣadharma's (hulpmiddelen bij het ontwaken). Het Mahāyāna-boeddhisme accepteert verder enkele van de ideeën die in de boeddhistische [[Abhidhamma]] worden aangetroffengedachte. Mahāyāna voegt echter ook tal van Mahāyāna-teksten en doctrines toe, die als definitief en in sommige gevallen superieure leringen worden gezien.


Centraal in het Theravada staan het begrip dukkha (lijden, frictie, onvrede) en de weg naar bevrijding uit dukkha. Dit wordt weergegeven in de [4 edele Waarheden]] die de Boeddha in zijn eerste prediking uiteenzette:
==De Boeddha's==


* er is lijden
Boeddha's en bodhisattva 's zijn centrale elementen van Mahāyāna. Mahāyāna heeft een enorm uitgebreide kosmologie en theologie , met verschillende boeddha's en krachtige bodhisattva's die in verschillende werelden en boeddhavelden verblijven. Boeddha's die uniek zijn voor Mahāyāna zijn de Boeddha's Amitābha ("Oneindig Licht"), Akṣobhya ("de onverstoorbare"), Bhaiṣajyaguru ("Medicijngoeroe") en Vairocana ("de Illuminator"). In Mahāyāna wordt een Boeddha gezien als een wezen dat de hoogste vorm van ontwaken heeft bereikt vanwege zijn superieure [[liefde|mededogen]] en wens om alle wezens te helpen.
* er is een oorzaak van lijden
* er is beëindiging van lijden
* er is een weg die voert naar het einde van lijden.


De weg naar het ophouden van lijden wordt beschreven als Het [[8-voudige pad]], dat drie trainingen omvat:
Een belangrijk kenmerk van Mahāyāna is de manier waarop het de aard van een Boeddha begrijpt, die verschilt van niet-Mahāyāna-begrippen. Mahāyāna-teksten beelden naast [[Gautama de Boeddha|Sakyamuni]] niet alleen vaak talloze Boeddha's af, maar zien ze ook als transcendentale wezens met grote krachten en enorme levens. De Witte Lotus Soetra beschrijft op beroemde wijze de levensduur van de Boeddha als onmetelijk en stelt dat hij het Boeddhaschap talloze eonen geleden heeft bereikt en de [[Dharma]] heeft onderwezen via zijn talrijke avatars gedurende een onvoorstelbare tijdsperiode.


* sila (ethiek en moraliteit)
Bovendien zijn Boeddha's actief in de wereld en bedenken ze voortdurend manieren om alle levende wezens te onderwijzen en te helpen. Ze worden gezien als "een spirituele koning, die betrekking heeft op en zorgt voor de wereld", in plaats van simpelweg een leraar die na zijn dood "volledig 'verder is gegaan' dan de wereld en haar zorgen". Het leven en de dood van Boeddha Sakyamuni op aarde worden dan gewoonlijk docetisch opgevat als een "slechts uiterlijk", zijn dood is een show, terwijl hij in werkelijkheid uit mededogen blijft om alle levende wezens te helpen. Evenzo beschrijft Guang Xing de Boeddha in Mahāyāna als een almachtige en almachtige godheid ."begiftigd met talloze bovennatuurlijke eigenschappen en kwaliteiten."
* samadhi (concentratie en kalmte van geest)
* panna (wijsheid of inzicht)


Door oefening op dit pad kan de mens zich vrij maken van lijden en de staat van verlichting realiseren. Hij is dan volledig vrij van hartstochten, boosheid en verblinding, vrij van alle bezoedelingen en bindingen met het bestaan. Een persoon die dit bereikt heeft wordt een [[verlichting|verlichte]] ([[Arhat]]) genoemd. De ontwikkeling naar perfectie heeft een gradueel verloop, uitgebeeld in de vier graden van heiligheid:
Het idee dat boeddha's toegankelijk blijven, is buitengewoon invloedrijk in Mahāyāna en maakt het ook mogelijk om een ​​wederzijdse relatie met een Boeddha te hebben door middel van gebed, visioenen, toewijding en openbaringen. Door het gebruik van verschillende praktijken kan een Mahāyāna-toegewijde ernaar streven herboren te worden in het zuivere land of boeddhaveld van een Boeddha (buddhakṣetra), waar ze kunnen streven naar Boeddhaschap in de best mogelijke omstandigheden. Afhankelijk van de sekte kan bevrijding in een boeddhaveld worden verkregen door geloof, meditatie of soms zelfs door de naam van Boeddha te herhalen. Op geloof gebaseerde devotionele praktijken gericht op wedergeboorte in zuivere landen zijn gebruikelijk in het Oost-Aziatische Pure Land-boeddhisme.


* stroomwinnaar
Het invloedrijke Mahāyāna-concept van de drie lichamen (trikāya) van een Boeddha ontwikkelde zich om de transcendentale aard van de Boeddha te begrijpen. Deze leer stelt dat de "lichamen van magische transformatie" (nirmāṇakāya's) en de "genotslichamen" (saṃbhogakāya) emanaties zijn van het ultieme Boeddha-lichaam, de Dharmakaya, die niets anders is dan de ultieme realiteit zelf, dwz leegte.
* eenmalig terugkerende
* niet terugkerende
* Arhat


===Ethiek en moraliteit (Sila)===
==De Bodhisattva's==


De beoefenaars, ook bekend als yogi's, proberen zich zo te beheersen in spreken en handelen dat zij noch zichzelf noch anderen schade berokkenen. Daartoe nemen zij de vijf leefregels als uitgangspunt, die uitgebreid kunnen worden tot acht of tien; voor monnikken en nonnen zijn er respectievelijk 227 en 311 leefregels. Leken-yogi’s beoefenen afhankelijk van hun niveau van overtuiging en mentale vermogen de drie- ; de vijf- ; de vijf plus drie spraak regels ; de acht en de tien leefregels. De oefening in juist gedrag wordt als een basis beschouwd voor verdere mentale ontwikkeling (meditatie).
Het Mahāyāna bodhisattva-pad wordt door Mahāyānisten gezien als het superieure spirituele pad, bovenop de paden van degenen die arhatschap of 'eenzame boeddhaschap' zoeken voor hun eigen bestwil. Mahāyāna-boeddhisten zijn over het algemeen van mening dat het nastreven van alleen de persoonlijke bevrijding van lijden, dwz nirvāṇa, een kleiner of inferieur streven is (genaamd "hinayana"), omdat het de wens en vastberadenheid mist om alle andere levende wezens te bevrijden van saṃsāra (de ronde van [[reincarnatie|wedergeboorte]] door een Arhat te worden.


===Meditatie (samadhi en panna)===
Deze wens om anderen te helpen wordt bodhicitta genoemd. Iemand die dit pad bewandelt om boeddhaschap te voltooien, wordt een bodhisattva genoemd. Bodhisattva's van hoog niveau worden gezien als buitengewoon machtige bovenaardse wezens die in de hele Mahāyāna-landen objecten van toewijding en gebed zijn. Populaire bodhisattva's die in heel Mahāyāna worden vereerd, zijn Avalokiteshvara, Manjushri, Tara en Maitreya. Bodhisattva's konden het persoonlijke nirvana van de arhats bereiken, maar ze wijzen dit doel af en blijven in saṃsāra om anderen uit mededogen te helpen.


Het Achtvoudige Pad omvat twee vormen van meditatie: de kalmtemeditatie en de inzichtsmeditatie. Met kalmtemediatie (ook wel samatha genoemd) wordt de rusteloze geest beteugeld en de geestkracht gebundeld. Dit kan leiden tot diepe stadia van concentratie (ook wel absorbtie of jhana genoemd). Door inzichtsmeditatie (vipassana) doorschouwt de yogi de drie fundamentele kenmerken van van het bestaan: de onbestendigheid (anicca) en de uiteindelijke onbevredigenheid (dukkha) van alle fysieke en mentale verschijnselen en het ontbreken van een duurzaam, sturend zelf (anatta). Daardoor neemt de hechting aan fysieke en mentale verschijnselen af en kunnen de verschillende stadia van verlichting gerealiseerd worden.
Er zijn twee modellen voor de aard van de bodhisattva's, die te zien zijn in de verschillende Mahāyāna-teksten


===Deugden en volmaaktheden===
* Een daarvan is het idee dat een bodhisattva zijn ontwaken moet uitstellen totdat Boeddhaschap is bereikt. Dit kan eeuwen duren en in de tussentijd zullen ze talloze wezens helpen. Nadat ze het boeddhaschap hebben bereikt, gaan ze over naar nirvāṇa.
* Het tweede model is het idee dat er twee soorten nirvāṇa zijn, de nirvāṇa van een arhat en een superieur type nirvāṇa genaamd apratiṣṭhita (niet-blijvend, niet gevestigd) waarmee een Boeddha voor altijd betrokken kan blijven bij de wereld.


Degene die het Achtvoudige Pad bewandelt, ontwikkelt tevens wat de Boeddha de Vier Kardinale Deugden en de Tien Volmaaktheden of Perfecties noemde. De Kardinale Deugden omvatten liefdevolle welwillendheid, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid. De Tien Perfecties omvatten - naast liefdevolle welwillendheid en gelijkmoedigheid - : vrijgevigheid, juist handelen, onthouding, wijsheid, energie, geduld, betrouwbaarheid en vastberadenheid. De Perfecties vinden in de Boeddha en in de Arahats (volledig verlichten) hun hoogste invulling.
===Het Bodhisattva-pad===
In de meeste klassieke Mahāyāna-bronnen (evenals in niet-Mahāyāna-bronnen over het onderwerp), wordt gezegd dat het bodhisattva-pad drie of vier asaṃkheyya's ("ontelbare eonen") in beslag neemt, wat een enorm aantal levens van oefening vereist. Bepaalde praktijken worden echter soms beschouwd als kortere wegen naar Boeddhaschap (deze variëren sterk per traditie). Volgens de Bodhipathapradīpa (Een lamp voor het pad naar ontwaken) van de Indiase meester Atiśa, is het centrale bepalende kenmerk van het pad van een bodhisattva het universele streven om een ​​einde te maken aan het lijden voor zichzelf en alle andere wezens, dwz bodhicitta.  


===Het moderne Theravada-boeddhisme===
Traditioneel wordt aangenomen dat het spirituele pad van de bodhisattva begint met de revolutionaire gebeurtenis die het "ontwaken van de ontwakende geest" (bodhicittotpāda) wordt genoemd, wat de wens is om een ​​Boeddha te worden om alle wezens te helpen. Dit wordt op verschillende manieren bereikt, zoals de meditatie onderwezen door de Indiase meester Shantideva in zijn Bodhicaryavatara genaamd "zelf en anderen gelijk maken en zelf en anderen uitwisselen". Andere Indiase meesters zoals Atisha en Kamalashila onderwijzen ook een meditatie waarin we nadenken over hoe alle wezens onze naaste verwanten of vrienden zijn geweest in vorige levens. Deze contemplatie leidt tot het ontstaan ​​van diepe liefde (maitrī) en mededogen (karuṇā) voor anderen, en zo wordt bodhicitta gegenereerd. Volgens de Indiase filosoof Shantideva, wanneer groot mededogen en bodhicitta in het hart van een persoon opkomen, houden ze op een gewoon persoon te zijn en worden ze een "zoon of dochter van de Boeddha's".
 
In het moderne Theravada-boeddhisme vormt de wederzijdse afhankelijkheid van de Sangha van monniken en de lekengemeenschap, de basis van de maatschappelijke taakverdeling. Daarbij richten de leken zich op de sociaaleconomische activiteiten en de Sangha zich op
de geestelijke en spirituele gezondheid van de samenleving. Tegenwoordig is Theravada de hoofdstroming in Sri Lanka, Myanmar, Thailand – Laos – Cambodja, Maleisië en Indonesië. Vandaar dat het vaak met de term “Zuidelijk Boeddhisme” wordt aangeduid . Het aantal boeddhisten in Zuid en Zuidoost Azië wordt geschat op 146 miljoen mensen. Het is in die landen gebruikelijk dat kinderen tijdelijk in het klooster toetreden en weer uittreden en er is voor leken die zich geroepen voelen ook de mogelijkheid om voor een langere periode of voorgoed [[monnik]] of non te worden.
 
{{Pijl}} [[Theravada|Theravada boeddhisme]]
 
==Mahayana boeddhisme==


Zen (Chinees: Chán, Vietnamees: Thiền, Koreaans: Seon) is een school van het Mahayana-boeddhisme die zich in China gedurende de Tang-dynastie heeft ontwikkeld en later werd overgebracht naar Vietnam, Korea en Japan. Zen is de Japanse naam waaronder het in het Westen het meest bekend is geworden. Zoals alle andere scholen van het Boeddhisme heeft ook zen in de loop van haar geschiedenis veel kenmerken aangenomen van de omgeving waarin het wortel schoot; in China werd het bijvoorbeeld sterk beïnvloed door het Taoïsme en het Confucianisme. Maar over het algemeen wordt zen gezien als een traditie die zich vooral richt op de directe religieuze ervaring en de liefde en het mededogen dat vanuit die ervaring opgeroepen kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is dat iedereen kan delen in de wijsheid van de Boeddha door zichzelf en de wereld te leren herkennen als een onmetelijk en naadloos geheel.
===de Bodhisattva buiten het Mahayana boeddhisme===


In theoretisch opzicht is zen vooral gebaseerd op Mahayana-bronnen zoals Yogacara, de Tathagatagarbha- en Avatamsaka-soetra's met hun nadruk op onze inherente boeddha-natuur en het bodhisattva-ideaal. Ook de Prajnaparamita-, Diamant-, Lankavatara-, Lotus- en Shurangama-soetra worden vaak aangehaald. In de praktijk richt zen zich echter vooral op de manier waarop de inzichten die in deze geschriften vermeld staan ervaren kunnen worden. Daarom worden de literaire bronnen wel vergeleken met vingers die naar de maan wijzen, en vaak wordt voor de overdracht van de dharma het rechtstreekse contact met een bevoegde leraar van groter belang geacht dan de studie van teksten. Ironisch genoeg heeft de zentraditie zelf een grote bijdrage geleverd aan de boeddhistische literatuur met de levensverhalen van zenmeesters waarin o.a. hun verlichtingservaring beschreven wordt. Later werden beknopte versies van deze verhalen gebundeld en gebruikt als onderwerp van [[meditatie]] ([[koan]]).
Het idee van de bodhisattva is niet uniek voor het Mahāyāna-boeddhisme en wordt gevonden in Theravada en andere vroege boeddhistische scholen. Deze scholen waren echter van mening dat om een ​​bodhisattva te worden een voorspelling van iemands toekomstige boeddhaschap in aanwezigheid van een levende boeddha vereist was. In Mahāyāna is een bodhisattva van toepassing op elke persoon vanaf het moment dat ze van plan zijn een Boeddha te worden (dwz het ontstaan ​​van bodhicitta) en zonder de vereiste van een levende Boeddha. Sommige Mahāyāna-sūtra's, zoals de Lotus Sutra, promoten het bodhisattva-pad als universeel en open voor iedereen. Andere teksten zijn het daar niet mee eens.


Volgens een legende die in de Chinese Tang-dynastie ontstaan is, werd de kern van zen door Shakyamuni Boeddha overgedragen op Mahakyashapa, op het moment dat de Boeddha een bloem ophield voor zijn leerlingen en Mahakyashapa als enige glimlachte. Later droeg Mahakyashapa deze mysterieuze kern op zijn beurt over aan Ananda, die het weer verder overdroeg aan een van zijn leerlingen. Daardoor ontstond het fenomeen van opvolgingslijnen die tot op heden doorgaan. In dharma-overdracht wordt de verlichtingservaring van een leerling erkend door de leraar en dit heeft de authenticiteit van de dharma door de eeuwen heen beschermd.
De generatie van bodhicitta kan dan worden gevolgd door het afleggen van de bodhisattva-geloften om 'de hele onmetelijke wereld van wezens naar nirvana te leiden', zoals de Prajñaparamita sutra's stellen. Deze compassievolle toewijding om anderen te helpen is het centrale kenmerk van de Mahāyāna bodhisattva. Deze geloften kunnen gepaard gaan met bepaalde ethische richtlijnen of bodhisattva-voorschriften. Talrijke soetra's stellen ook dat een belangrijk onderdeel van het bodhisattva-pad de beoefening is van een reeks deugden die pāramitā's (transcendente of allerhoogste deugden) worden genoemd. Soms worden er zes geschetst: geven, ethische discipline, geduldig uithoudingsvermogen, ijver, meditatie en transcendente wijsheid. Andere soetra's (zoals de Daśabhūmika) geven een lijst van tien, met de toevoeging van upāya (bekwame middelen), praṇidhāna (gelofte, besluit), Bala (spirituele kracht) en [[Jhana|Jñāna]] (kennis). [[Prana|Prajñā]] (transcendente kennis of wijsheid) is misschien wel de belangrijkste deugd van de bodhisattva. Dit verwijst naar een begrip van de leegte van alle verschijnselen, voortkomend uit studie, diepe overweging en meditatie.


Bodhidharma, die deze traditie van India naar China bracht, heeft de kern van zen zo gekarakteriseerd:
===Bodhisattva-niveaus===
Verschillende teksten associëren het begin van de bodhisattva-oefening met wat het "pad van accumulatie" of uitrusting ( saṃbhāra-mārga ) wordt genoemd, het eerste pad van het klassieke schema met vijf paden. De Daśabhūmika Sūtra en andere teksten schetsen ook een reeks bodhisattva-niveaus of spirituele stadia (bhūmis) op het pad naar Boeddhaschap. De verschillende teksten zijn het echter niet eens over het aantal stadia, de Daśabhūmika geeft er bijvoorbeeld tien (en brengt ze allemaal in kaart met de tien paramita's), de Bodhisattvabhūmi geeft zeven en dertien en de Avatamsaka schetst 40 stadia.


: ''Zen wordt doorgegeven los van boeken,''
===Bekwame middelen en het ene voertuig===
: ''Buiten woorden en begrippen om.''
: ''Kijk rechtstreeks in je eigen geest,''
: ''Ontdek je ware aard en word Boeddha.''


Het woord zen betekent meditatie en naast het directe contact met een leermeester is zazen (zittende meditatie) meestal het belangrijkste element van de zenbeoefening, met name in het Westen. Daarnaast krijgen ritueel, studie en sociale activiteiten in de diverse zentradities een verschillende nadruk.
'Bekwame middelen' is een andere belangrijke deugd en doctrine in het Mahāyāna-boeddhisme. Het idee is het beroemdst uiteengezet in de Witte Lotus Soetra en verwijst naar elke effectieve methode of techniek die bevorderlijk is voor spirituele groei en die wezens naar ontwaken en nirvana leidt. Deze doctrine stelt dat de Boeddha zijn leer aanpast aan degene aan wie hij onderwijst uit mededogen. Hierdoor is het mogelijk dat de Boeddha schijnbaar tegenstrijdige dingen aan verschillende mensen leert. Dit idee wordt ook gebruikt om het uitgebreide tekstcorpus in Mahāyāna uit te leggen.


In de klassieke geschriften, zoals die van de Japanse Eihei Dogen (1200-1253), wordt zazen vaak beschreven als een proces waarin we onze aandacht naar binnen keren en onze inherente boeddha-natuur wakker maken. Met andere woorden, we keren ons af van de objecten van waarneming en richten ons direct op datgene dat waarneemt. Het gevolg hiervan is dat we ons bevrijden van allerlei projecties en voorkeuren waardoor onze waarnemingskanalen gezuiverd worden. Als we onze aandacht daarna weer op de wereld richten, zien we die in een ander licht; de dingen gaan meer tot ons spreken, in een taal die aanzet tot liefdevolle respons. Dit wordt vaak shikantaza genoemd; zitten in volledige aandacht. In al zijn eenvoud is het tegelijkertijd de gemakkelijkste en moeilijkste manier van mediteren.
Een nauw verwante leer is de leer van 'het Ene Voertuig'. Deze leer stelt dat hoewel de Boeddha drie voertuigen zou hebben onderwezen:


Shikantaza kent echter veel verschillende niveaus en om onze blik te verruimen is het vaak nodig om op een actieve manier specifieke denk- en gevoelspatronen aan de kaak te stellen. Koans blijken daar uitstekend geschikt voor te zijn: korte teksten - meestal overgeleverde dialogen tussen een meester en leerling - die de boeddhistische leer in een notendop aanbieden en gebruikt kunnen worden gebruikt als object van meditatie. De leraar geeft de leerling een koan en verwacht een spontane presentatie van de essentie ervan in een persoonlijk onderhoud (dokusan). Een eerste reeks van koans richt zich op het ervaren van de wereld als een ondeelbaar geheel. Meer gevorderde koans richten zich op de eindeloze verscheidenheid binnen dit geheel, de innige verbondenheid tussen eenheid en verscheidenheid en de manier waarop ervaringen hiervan liefdevol in woord en daad kunnen worden uitgedrukt.
* het voertuig van de discipelen
* het voertuig van de eenzame boeddha's
* het bodhisattva-voertuig


Omdat in de beoefening van zen lichaam en geest in harmonie gebracht worden, heeft het altijd een sterke rituele kant gehad. De meditatiehouding, het maken van buigingen, het offeren van wierook en gezamenlijke soetra-zang worden gezien als een oefening in kinetisch bewustzijn en ook als een fysieke uitdrukking van verworven inzicht. Ceremoniële activiteiten worden bovendien beschouwd als actieve groepsmeditaties; een belangrijke aanvulling op de individuele zitmeditatie. Ritueel is ook in vele andere opzichten een essentiële tegenpool van zazen. Terwijl we bijvoorbeeld in zazen in een bevoorrechte positie zijn om de dharma te ontvangen, krijgen we tijdens ceremonies de gelegenheid om onze dankbaarheid daarvoor tot uitdrukking te brengen.
die door alle vroege boeddhistische scholen worden aanvaard. Daarom zijn er niet drie voertuigen in ultieme zin, maar één voertuig, het allerhoogste voertuig van de boeddha's, dat op verschillende manieren wordt onderwezen, afhankelijk van de vermogens van individuen. Zelfs die wezens die denken dat ze het pad (dwz de arhats) hebben voltooid, zijn in feite nog niet klaar en zullen uiteindelijk het boeddhaschap bereiken.


Naast ritueel is ook studie een belangrijker element van training dan vaak gedacht wordt. Dat komt o.a. omdat de meeste Boeddhistische geschriften eigenlijk handleidingen zijn. De teksten kunnen vergeleken worden met de bladmuziek van een musicus: het gaat niet alleen maar om de noten, maar de noten zijn wel belangrijk om muziek te maken. In die zin moet ook de hierboven aangehaalde uitspraak van Bodhidharma begrepen worden. Geschriften zijn wel degelijk nodig – Bodhidharma bracht zelf de Lankavatara-soetra vanuit India mee naar China – maar de bestudering daarvan alleen is niet genoeg; het is de bedoeling dat de inhoud van de geschriften in praktijk gebracht wordt.
Deze doctrine werd niet volledig aanvaard door alle Mahāyāna-tradities. De Yogācāra-school verdedigde op beroemde wijze een alternatieve theorie die stelde dat niet alle wezens boeddha's konden worden. Dit werd een onderwerp van veel discussie in de geschiedenis van het Mahāyāna-boeddhisme.


De bodhisattva-geloften zijn een grote inspiratie voor een meer bewust en liefdevol leven. En zij krijgen hun betekenis vooral wanneer ze beoefend worden in combinatie met de andere trainingselementen. Langzaam maar zeker krijgen we meer gevoel voor situaties en wat onze rol daarin zou kunnen zijn. Doordat we beter onze mogelijkheden en ook onze beperkingen gaan inzien, kunnen we een levensvisie ontwikkelen waarin we niet alleen anderen gelukkig maken maar ook onszelf. De bodhisattva-geloften kunnen op allerlei manieren uitgedrukt worden, maar in de moderne zenwereld leiden ze vaak tot een engagement met sociale projecten.
===Prajñāpāramitā (Transcendente Kennis)===


Ondertussen mag niet vergeten worden dat westerse zen heel jong is en eigenlijk nog in een pioniersfase verkeert. In Nederland zijn er veel groepen die verschillende tradities vertegenwoordigen. Sommige daarvan willen de zenmeditatie graag losweken van de oorspronkelijke Boeddhistische context; anderen doen dat juist niet. En het is nog te vroeg om te spreken van een algemeen aanvaarde vorm. Er zijn wat dat betreft ook nog maar weinig kloosters of tempels waar men zich voor langere tijd aan zen kan wijden. Verder is het interessant dat er de afgelopen jaren door sommige groeperingen weer meer aansluiting gezocht wordt met de Aziatische traditie, met name die van Japan en China. Kortom, de toekomst van zen in Nederland ligt nog wijd open.
Enkele van de belangrijkste Mahāyāna-leringen zijn te vinden in de teksten van Prajñāpāramitā ("Transcendente Kennis" of "Perfectie van Wijsheid"), die enkele van de vroegste Mahāyāna-werken zijn. Prajñāpāramitā is een diepe kennis van de werkelijkheid die boeddha's en bodhisattva's verwerven. Het is een transcendente, niet-conceptuele en non-duale vorm van kennis van de ware aard van de dingen. Deze wijsheid wordt ook geassocieerd met inzicht in de leegte (śūnyatā) van dharma's (verschijnselen) en hun illusoire aard (māyā). Dit komt neer op het idee dat alle verschijnselen (dharma's) hebben zonder uitzondering 'geen essentiële onveranderlijke kern' (dwz ze missen svabhāva , een essentie of inherente aard), en hebben daarom 'geen fundamenteel werkelijk bestaan'. Deze lege verschijnselen worden ook wel conceptuele constructies genoemd.


{{Pijl}} [[Mahayana boeddhisme]]
Hierdoor zijn alle dharma 's (dingen, verschijnselen), zelfs de leer van de Boeddha, de Boeddha zelf, Nirvāṇa en alle levende wezens, als 'illusies' of 'magie' en 'dromen'. Deze leegte of het ontbreken van werkelijk bestaan ​​is zelfs van toepassing op het schijnbaar ontstaan ​​en verdwijnen van verschijnselen. Daarom worden alle verschijnselen in de Prajñāpāramitā-literatuur ook beschreven als niet-ontstaan , ongeboren, "voorbij komen en gaan". De bekendste is de Hart Sutrastelt dat "alle verschijnselen leeg zijn, dat wil zeggen zonder karakteristiek, niet-geproduceerd, onophoudelijk, roestvrij, niet roestvrij, onverminderd, ongevuld." De Prajñāpāramitā-teksten gebruiken ook verschillende metaforen om de aard van dingen te beschrijven, de Diamant Sutra vergelijkt verschijnselen bijvoorbeeld met: "Een vallende ster, een vertroebeling van het zicht, een lamp, een illusie, een dauwdruppel, een luchtbel, een droom, een bliksemflits, een donderwolk."


==Vajrayana (Tibetaans) boeddhisme==
Prajñāpāramitā wordt ook geassocieerd met niets in de wereld begrijpen, geen standpunt innemen of 'niet opnemen' (aparigṛhīta). De Aṣṭasāhasrikā Prajñāpāramitā Sūtra legt het uit als "niet grijpen naar vorm, niet grijpen naar sensatie, perceptie, wilskracht en cognitie". Dit omvat het niet begrijpen of opnemen van zelfs maar correcte boeddhistische ideeën of mentale tekens (zoals 'niet-zelf', 'leegte', bodhicitta, geloften), aangezien deze dingen uiteindelijk ook allemaal lege concepten zijn.


: ''Alle levende wezens zijn in essentie boeddha’s,''
==Madhyamaka (centrisme)==
: ''Ze zijn alleen tijdelijk verduisterd.''
: ''zijn de verduisteringen eenmaal verwijderd,''
: ''Dan toont zich hun boeddhaschap.''


===Wortels van het vajrayana===
De Mahāyāna filosofische school genaamd Madhyamaka (middentheorie of centrisme, ook bekend als śūnyavāda, 'de leegtetheorie') werd gesticht door de figuur van Nagarjuna uit de tweede eeuw. Deze filosofische traditie richt zich op het weerleggen van alle theorieën die enige vorm van substantie, inherent bestaan ​​of intrinsieke aard veronderstellen.


Veel mensen denken dat [[Tibetaans boeddhisme|vajrayana-boeddhisme]], het ‘diamanten voertuig’, een Tibetaanse inventie is, maar dit is niet zo. De wortels van het vajrayana boeddhisme liggen in India. Niet alleen dat, in essentie is vajrayana een onderdeel van het mahayana. Voor het beoefenen van het vajrayana is een stevige basis in het mahayana dan ook noodzakelijk. Naast de mahayana-soetra’s is het vajrayana ook gebaseerd op de traditie van een groep teksten genaamd Tantra’s, daarom wordt het ook wel Tantrayana genoemd. Tantra betekent ‘web’, ‘continuïteit’, en verwijst zowel naar het wederzijds afhankelijk ontstaan van verschijnselen als naar de continuïteit van bewustzijn of de Boeddhanatuur, het potentieel van ieder mens om verlicht te raken. Daarom wordt soms wel gesproken over soetra-mahayana en tantra-mahayana.
In zijn geschriften probeert Nagarjuna aan te tonen dat elke theorie van intrinsieke aard wordt tegengesproken door de Boeddha's theorie van afhankelijk ontstaan, aangezien alles wat een onafhankelijk bestaan ​​heeft, niet afhankelijk kan ontstaan. De śūnyavāda- filosofen waren onvermurwbaar dat hun ontkenning van svabhāva geen soort nihilisme is (tegen protesten van het tegendeel door hun tegenstanders).


===Het steile pad van vaardige middelen===
Met behulp van de theorie van twee waarheden beweert Madhyamaka dat hoewel men kan spreken over dingen die in conventionele, relatieve zin bestaan, ze niet inherent in ultieme zin bestaan. Madhyamaka stelt ook dat leegte zelf ook "leeg" is, het heeft geen absoluut eigen bestaan. Het moet ook niet worden opgevat als een transcendentale absolute werkelijkheid. In plaats daarvan is de leegtetheorie slechts een bruikbaar concept waaraan niet moet worden vastgehouden. In feite, voor Madhyamaka, aangezien alles leeg is van het ware bestaan, zijn alle dingen slechts conceptualisaties, inclusief de theorie van leegte, en alle concepten moeten uiteindelijk worden losgelaten om de aard van de dingen echt te begrijpen.


Terwijl het basisvoertuig van het hinayana een pad is dat vele levens duurt voor het naar nirvana leidt, en van het mahayana wordt gezegd dat slechts enkele levens voldoende zijn om volkomen realisatie van leegte te verwerven, wordt van het vajrayana gezegd dat het verlichting in één enkel leven kan brengen. Dit komt door de grote hoeveelheid vaardige middelen zoals mantras en mandalavisualisaties die de beoefenaar ter beschikking staan om gedachten en emoties te transformeren.
==Vijñānavāda (de bewustzijnsdoctrine)==


De tantra’s worden soms beschouwd als een vierde pitaka (verzameling), naast de vinaya, soetra en abhidharma. Het is een groep teksten van mysterieuze oorsprong die zonder inwijding in de beoefening en uitleg van een meester eigenlijk niet te begrijpen zijn. Daarom is de rol van inwijding en begeleiding door een leraar cruciaal in vajrayana. Deze praktijken vonden hun weg naar grote Indiase kloosters als Nalanda en zo ontstond een esoterische vorm van boeddhisme. Deze vorm van boeddhisme heeft zich naar noord en oost-azië (o.a. Shingon in Japan) verspreid, maar is toch vooral in Tibet tot grote bloei gekomen. Dit onderricht komen we ook nu nog in Nederland tegen.
Vijñānavāda ("de leer van het bewustzijn") is een andere belangrijke doctrine die werd gepromoot door sommige Mahāyāna-soetra's die later de centrale theorie werd van een belangrijke filosofische beweging die ontstond tijdens de Gupta-periode genaamd Yogācāra. De primaire soetra die bij deze denkrichting hoort, is de Saṃdhinirmocana Sūtra, die beweert dat śūnyavāda niet de laatste definitieve leer van de Boeddha is. In plaats daarvan wordt gezegd dat de ultieme waarheid de opvatting is dat alle dingen (dharma's) alleen geest, bewustzijn of percepties zijn en dat ogenschijnlijk "externe" objecten (of "interne" onderwerpen) niet echt bestaan ​​los van de afhankelijk voortgekomen stroom van mentale ervaringen.


===Tibetaanse boeddhistische scholen===
Wanneer deze stroom van mentaliteit wordt gezien als leeg van de subject-object dualiteit die we eraan opleggen, bereikt men de non-duale kennis van "Aldus", wat nirvana is. Deze doctrine is ontwikkeld door middel van verschillende theorieën, waarvan de belangrijkste de acht bewustzijnsvormen en de drie naturen zijn . De Saṃdhinirmocana noemt zijn doctrine de ' derde omwenteling van het dharmawiel'. De Pratyutpanna sutra vermeldt deze doctrine ook en stelt: "wat ook tot deze drievoudige wereld behoort, is niets anders dan gedachte. Waarom is dat? Het is omdat hoe ik me de dingen ook voorstel, ze er zo uitzien".


In Tibet deed het boeddhisme voor het eerst zijn intrede gedurende de regering van koning Songtsen Gampo (609-649). Hij had een Nepalese en een Chinese vrouw die allebei een beeld van de Boeddha hadden meegenomen. Serieuzer werd het gedurende de periode van koning Trisong Detsen (742-792). Toen zich problemen voordeden met het bouwen van Samye, het eerste Tibetaanse klooster, adviseerde de aanwezige Indiase khenpo Shantarakshita de koning om de hulp in te schakelen van een Indiase mahasiddha genaamd Padmasambhava. Padmasambhava onderwierp de demonen van de oorspronkelijke Bönreligie van Tibet en maakte ze tot beschermers van de dharma. Dit leidde de eerste bloeiperiode van het boeddhisme in Tibet in. Het Tibetaanse schrift werd ontwikkeld speciaal om boeddhistische teksten uit het Sanskriet te kunnen vertalen.
De meest invloedrijke denkers in deze traditie waren de Indiase broers Asanga en Vasubandhu , samen met een obscure figuur genaamd Maitreyanātha. Yogācāra-filosofen ontwikkelden hun eigen interpretatie van de leer van leegte, die Madhyamaka ook bekritiseerde omdat ze in het nihilisme vervalt.


Trisong Detsen organiseerde een groot debat tussen vertegenwoordigers van de Indiase traditie en de Chinese Ch’anschool. Hoewel bronnen verschillen over wie er gewonnen zou hebben, blijkt uit de geschiedenis dat de Tibetanen met de Indiase versie van het boeddhisme zijn verder gegaan. Na de komst van Padmasambhava en de Nyingma (‘de ouden’) was er weer een periode van verval van de dharma in Tibet.
==Boeddha-natuur==


Pas in de elfde eeuw ontstonden met de komst van Atisha (982-1054) de nieuwe vertaalscholen. Atisha stichtte de Kadampa’s, beroemd om het onderricht in het trainen van de geest in compassie (lojong). De Kagyü-school van de bekende yogi Milarepa gaat via Marpa terug naar Naropa en de mahasiddha Tilopa in India. Heel bijzonder is dat de Karmapa, de leider van een speciale tak, de Karma-Kagyü, de eerste was die aanwijzingen gaf waar hij opnieuw geboren zou worden. Zo ontstond de lijn der Karmapa’s. Het systeem van veelal abten van kloosters die worden herboren, en die tulku worden genoemd, is door de andere scholen overgenomen. In het Westen zijn de Dalai Lama’s de bekendste incarnatielijn, maar van oorsprong komt dit principe van de Karmapa, die nog steeds aan het einde van ieder leven een brief met precieze details over zijn volgende geboorte achterlaat.
De leer van de Boeddha-natuur, is belangrijk in alle moderne Mahāyāna-tradities, hoewel het op veel verschillende manieren wordt geïnterpreteerd. In grote lijnen houdt de Boeddha-natuur zich bezig met het verklaren van wat levende wezens in staat stelt om Boeddha's te worden. De vroegste bronnen voor dit idee kunnen de Tathagatagarbha Sūtra en de Mahāyāna Mahāparinirvāṇa Sūtra omvatten. De Mahāyāna Mahāparinirvāṇa verwijst naar "een heilige natuur die de basis vormt voor [wezens] die boeddha's worden", en het beschrijft het ook als het 'Zelf' (atman).


Opmerkelijk bij de Sakya-school is dat de overdrachtslijn in tegenstelling tot de andere Tibetaanse scholen via een bloedlijn loopt. De Sakya-school kreeg grote politieke macht door een bondgenootschap met de Mongolen, gedurende de Yuandynastie (1271-1368). Dit is van grote invloed geweest op de Tibetaanse geschiedenis.
De ideeën die in de Boeddha-natuurliteratuur worden gevonden, zijn een bron van veel discussie en onenigheid onder zowel Mahāyāna-boeddhistische filosofen als moderne academici. Sommige geleerden hebben dit gezien als een invloed van het brahmaanse hindoeïsme, en sommige van deze soetra's geven toe dat het gebruik van de term 'zelf' gedeeltelijk wordt gedaan om niet-boeddhistische asceten voor zich te winnen (met andere woorden, het is een bekwame middelen). Volgens sommige geleerden vertegenwoordigt de Boeddha-natuur die in sommige Mahāyāna-sūtra's wordt besproken, geen substantiële zelf (ātman) die de Boeddha bekritiseerde; het is eerder een positieve uitdrukking van leegte en vertegenwoordigt de mogelijkheid om Boeddhaschap te realiseren door middel van boeddhistische praktijken.


In de vijftiende eeuw stichtte de hervormer Tsong Khapa (1357-1419) de Gelugpa (‘deugdzamen’), die voortkomt uit de Kadampaschool. Zijn leerling zou later de eerste Dalai Lama worden. De titel Dalai Lama (Mongools voor ‘Oceaan van Wijsheid’) werd pas aan de derde Dalai [[Lama]] gegeven en de leerling van Tsong Khapa kreeg hem dus met terugwerkende kracht. Opnieuw ontstond een krachtige samenwerking tussen de Mongoolse krijgers en Tibetaanse lama’s, ditmaal van de Gelugpa-school. Enorme kloosters werden gesticht in Ganden, Drepung, en Shigatse met tienduizenden monniken. Dit waren kleine kloosterstadjes en centra van cultuur, studie, debat, kunst en beoefening. In de Gelugpaschool is de studie van de oude Indiase geschriften en Tibetaanse commentaren erg belangrijk. Het vereist wel eenentwintig jaar intensieve studie om de graad van [[geshe]] te behalen.
Het Boeddha-natuurgenre van sūtra's kan worden gezien als een poging om boeddhistische leringen te verkondigen met behulp van positieve taal en tegelijkertijd de middenweg te handhaven, om te voorkomen dat mensen zich van het boeddhisme afkeren door een verkeerde indruk van nihilisme. Dit is het standpunt van de Laṅkāvatāra Sūtra, waarin staat dat de Boeddha's de leer van tathāgatagarbha onderwijzen (die klinkt als een atman) om die wezens te helpen die gehecht zijn aan het idee van anatman. De soetra gaat echter verder met te zeggen dat de tathāgatagarbha leeg is en eigenlijk geen substantieel zelf is.


===Verspreiding naar het westen===
==Twijfel en discussie==


Met de komst van de Chinezen na 1950 hebben een miljoen Tibetanen het leven gelaten en zijn slechts enkele van de drieënzestighonderd kloosters vernietiging gespaard gebleven. Onder leiding van de huidige veertiende Dalai Lama (1935) wordt in ballingschap geprobeerd de Tibetaanse dharmacultuur in stand te houden. Veel kloosters in India zijn dependances van de oorspronkelijke kloosters in Tibet. Ook in Tibet zelf ontstaat onder het wantrouwend oog van de Chinese autoriteiten de laatste jaren schoorvoetend weer iets meer ruimte om dharma te beoefenen. Door de Tibetaanse diaspora hebben zich lama’s van de verschillende scholen in het westen gevestigd en ook in Nederland zijn de verschillende tradities in diverse centra vertegenwoordigd.
Indiase Mahāyāna-boeddhisten kregen te maken met verschillende kritieken van niet-mahāyānisten met betrekking tot de authenticiteit van hun leringen. De belangrijkste kritiek waarmee ze te maken kregen, was dat de Mahāyāna-leringen niet door de Boeddha waren onderwezen, maar door latere figuren waren uitgevonden. Talrijke Mahāyāna-teksten bespreken deze kwestie en proberen op verschillende manieren de waarheid en authenticiteit van Mahāyāna te verdedigen.  


{{Pijl}} [[Tibetaans boeddhisme]]
Een idee dat Mahāyāna-teksten naar voren brachten, is dat Mahāyāna-leringen later werden onderwezen omdat de meeste mensen de Mahāyāna-sūtra's ten tijde van de Boeddha niet konden begrijpen en dat mensen pas in latere tijden bereid waren om de Mahāyāna te horen. Bepaalde traditionele verslagen stellen dat Mahāyāna-soetra's werden verborgen of veilig bewaard door goddelijke wezens zoals Naga 's of bodhisattva's totdat de tijd aanbrak om ze te verspreiden.


==Westers boeddhisme==
Evenzo stellen sommige bronnen ook dat Mahāyāna-leringen door andere boeddha's, bodhisattva's en deva 's aan een select aantal individuen werden geopenbaard (vaak door middel van visioenen of dromen). Sommige geleerden hebben een verband gezien tussen dit idee en Mahāyāna-meditatiepraktijken waarbij de visualisatie van Boeddha's en hun Boeddhalanden betrokken zijn.


Tot voor kort werden drie hoofdstromingen in het boeddhisme onderscheiden, die allen hun oorsprong hebben in het Oosten. De laatste 50 jaar begint zich een nieuwe hoofdstroming te ontwikkelen die als ‘westers boeddhisme’ wordt aangeduid. Maar wat is westers boeddhisme eigenlijk? Bestaat het wel? Wat wordt er precies met deze term ‘westers boeddhisme’ bedoeld? Daarover probeer ik in dit korte stukje duidelijkheid te geven.
De moderne Japanse zenboeddhistische geleerde DT Suzuki voerde op dezelfde manier aan dat hoewel de Mahāyāna-sūtra's misschien niet rechtstreeks door de historische Boeddha zijn onderwezen, de 'geest en centrale ideeën' van Mahāyāna afkomstig zijn van de Boeddha. Volgens Suzuki evolueerde Mahāyāna en paste zich aan de tijd aan door nieuwe leringen en teksten te ontwikkelen, met behoud van de geest van de Boeddha.


In de 19e eeuw kreeg het boeddhisme bekendheid in het Westen via westerlingen met een oosterse belangstelling. In eerste instantie werd vooral het Theravada-boeddhisme, de traditie van de ouderen, bekend. In de jaren zestig van de vorige eeuw raakte men ook met andere boeddhistische tradities vertrouwd. Er kwamen leraren naar het Westen en ook gingen er westerlingen richting Azië om zich te verdiepen in de boeddhistische leer zoals daar onderricht en beoefend. Zo ontstond er een groep mensen die het boeddhisme beoefenden binnen de (oosterse) traditie overgedragen door hun leraren terwijl ze zelf leefden in de westerse cultuur.
==Paramitā==


Het boeddhisme ontwikkelde zich op verschillende plaatsen in de wereld, los van elkaar en binnen de cultuur die op die plaatsen heerste. Een grote diversiteit aan scholen was het gevolg en er ontstonden verschillende stromingen met ieder hun eigen karakter. In de huidige ‘westerse’ wereld, dat is de huidige post-industriële moderne cultuur die in Europa, de Verenigde Staten en nu ook elders in de wereld gangbaar is, hebben we toegang tot al deze stromingen.
De Prajñapāramitā sūtra's en een groot aantal andere Mahāyāna-teksten noemen zes perfecties:


Het is van belang om uit deze stromingen, die vaak in een cultureel jasje gestoken zijn van het land van herkomst, te onderscheiden wat de kern is van de Leer van de Boeddha en die toegankelijk te maken voor de wereld van nu. Een aantal leraren van de eerste generatie die de Dharma leerden in het Oosten hebben aan hun leerlingen de Dharma doorgegeven vanuit een oosterse boeddhistische traditie, met aanpassingen gericht op de westerse cultuur.
*1 vrijgevigheid, liefdadigheid, geven
*2 deugd, discipline, correct gedrag (zie ook: Bodhisattva voorschriften )
*3 geduld, verdraagzaamheid, verdraagzaamheid, acceptatie, uithoudingsvermogen
*4 energie, ijver, kracht, inspanning
*5 eenpuntige concentratie, contemplatie, meditatie
*6  transcendente wijsheid, spirituele kennis


==De verschillen tussen Theravada en Mahayana==
Deze lijst wordt ook genoemd door de Theravāda-commentator Dhammapala, die het beschrijft als een indeling van dezelfde tien perfecties van het Theravada-boeddhisme.
In de Ten Stages Sutra en de Mahāratnakūṭa Sūtra worden nog vier pāramitā's vermeld:


Het belangrijkste verschil tussen de Theravada (Hinayana) en de Mahayana tradities is de motivatie, of het einddoel dat men zich stelt voor het spirituele pad.
*7 Upāya pāramitā : bekwame middelen
In de Theravada traditie probeert men vooral om zelf de bevrijding (Nirvana) te bereiken van het cyclische bestaan dat altijd met problemen en lijden gepaard gaat (samsara). Iemand die dit bereikt heeft wordt een Arhat genoemd.
*8 Praṇidhāna pāramitā : gelofte, resolutie, aspiratie, vastberadenheid, dit gerelateerd aan de bodhisattva-geloften
Ofschoon in de Theravada-beoefening liefde en mededogen essentiële factoren zijn, worden ze in de Mahayana traditie zelfs nog meer benadrukt. In het Mahayana ligt het einddoel van de beoefening hoger, want dit is gericht om alle voelende wezens te verlossen van het cyclische bestaan. Om dit te kunnen doen, dient men ook zelf eerst de allerhoogste staat van boeddhaschap te bereiken, want alleen een Boeddha is alwetend, en kan dus op optimale wijze anderen helpen. Deze laatste motivatie wordt bodhicitta genoemd. Iemand die gevorderd is in dit streven naar het boeddhaschap wordt een Bodhisattva genoemd, en kan gezien worden als een soort heilige binnen het boeddhisme die een altruïstische levenshouding heeft.
*9 Bala paramitā : spirituele kracht
*10 In Jñāna paramitā : kennis


De Theravada traditite baseert zich vooral op geschriften die oorspronkelijk in het Pali zijn neergeschreven, en de Mahayana geschriften zijn oorspronkelijk vooral in het Sanskriet geschreven. Het Theravada onderricht vormt in feite de basis voor het Mahayana onderricht, zodat het Mahayana gezien kan worden als een uitbreiding van de leer. Volgens de Mahayana zelf, is deze leer al door de historische Boeddha onderwezen, maar is veel later neergeschreven en toegankelijk gemaakt voor het grotere publiek.
==Meditatie==
Volgens de Mahayana scholen dienen enkele leringen van de Boeddha zoals bewaard in de Theravada traditie geinterpreteerd te worden, en niet letterlijk opgevat te worden, waardoor er hier en daar aanzienlijke verschillen ontstaan in filosofie en beoefening.


Het Theravada baseert zich op het publieke onderricht van de historische Boeddha.
Het Mahāyāna-boeddhisme leert een breed scala aan meditatiepraktijken. Deze omvatten meditaties die worden gedeeld met de vroege boeddhistische tradities, waaronder opmerkzaamheid van de ademhaling; aandacht voor de onaantrekkelijkheden van het lichaam  liefdevolle vriendelijkheid; de contemplatie van afhankelijk ontstaan; en mindfulness van de Boeddha. In het Chinese boeddhisme staan ​​deze vijf praktijken bekend als de "vijf methoden om de geest tot rust te brengen of tot rust te brengen" en ondersteunen ze de ontwikkeling van de stadia van Jhãna.


Als gevolg van het optreden van keizer [[Ashoka]], die in de 3e eeuw voor Chr. leefde en die het Indische subcontinent tot eenheid bracht, verspreidde het Theravada-boeddhisme zich zowel naar het zuiden in de richting van Sri Lanka (en van daaruit naar Zuidoost Azië), als naar het noordwesten in de richting van het huidige Afghanistan en de hellenistische wereld (het gebied dat door Alexander de Grote was veroverd) en het noordoosten, naar China (via de Zijderoute). Later, in de 12de eeuw, raakte het boeddhisme in India in verval. Het werd door de islam verdrongen, zoals dat al eerder gebeurd was in de hellenistische gebieden westelijk van India. Het Theravada bleef levend in Sri Lanka, Birma, Thailand, Cambodja, delen van Vietnam en Indonesië.
De Yogācārabhūmi-Śāstra (samengesteld rond de 4e eeuw), de meest uitgebreide Indiase verhandeling over Mahāyāna-beoefening, bespreekt klassieke boeddhistische talrijke meditatiemethoden en -onderwerpen, waaronder de vier Jhãna's, de verschillende soorten samādhi, de ontwikkeling van inzicht ([[Vipassana]]) en rust (śamatha), [[4 grondslagen van oplettendheid]], [[5 hindernissen van meditatie]] en klassieke boeddhistische meditaties en [[Mindfulness]].


Het Theravada maakt een groot onderscheid tussen de sangha (monniken en nonnen) en lekenvolgelingen. De opvatting overheerst, dat je monnik moet worden om de verlichting te kunnen bereiken. De leken hebben de taak de sangha te faciliteren en daarmee verdiensten op te bouwen, waardoor zij later zelf monnik kunnen worden en de verlichting kunnen bereiken.
Een zeer populaire Mahāyāna-praktijk uit zeer vroege tijden omvatte de visualisatie van een Boeddha terwijl het beoefenen van mindfulness van een Boeddha samen met hun Pure Land. Deze praktijk kon de mediteerder het gevoel geven dat hij in de aanwezigheid van de Boeddha was en in sommige gevallen werd aangenomen dat het kon leiden tot visioenen van de Boeddha's, waardoor men leringen van hen kon ontvangen.  
Deze meditatie wordt onderwezen in talloze Mahāyāna-sūtra's, zoals de Pure Land-sutra's, de Akṣobhya-vyūha en de Pratyutpanna Samādhi. De Pratyutpanna stelt dat men door opmerkzaamheid van de Boeddha-meditatie deze Boeddha in een visioen of een droom kan ontmoeten en van hen kan leren.


In veel Zuidoost-Aziatische landen is het traditie dat een jongen rond zijn 18de jaar intreedt in de Sangha. De meesten treden na een maand of drie weer uit. Maar gedurende het leven treden zij weer enkele malen tijdelijk tot de Sangha toe. De leden van de Sangha dienen volgens de kloosterregel te leven. De lekenvolgelingen houden zich aan lekengeloften, die minder ver gaan dan die van de monniken en nonnen.
In het Oost-Aziatische Mahāyāna-boeddhisme ontwikkelde ook tal van unieke meditatiemethoden, waaronder de [[Zen|Chan (Zen)]] praktijken van huatou, koan-meditatie en stille verlichting. Het Tibetaans boeddhisme omvat ook tal van unieke vormen van contemplatie, zoals [[Tonglen]] en lojong.


===meditatie===
==3 wendingen van Gautama de Boeddha==


Shamatha is de meditatie waarin eenpuntige aandacht beoefend wordt, waardoor de geest tot rust komt, zijn natuurlijke helderheid hervindt en gelijkmoedigheid ontstaat. Vipassana is een inzichtmeditatie. De student leert gedachten, gevoelens en lichamelijke en zintuigelijke signalen waar te nemen zonder deze te onderdrukken en zonder zich er door te laten meeslepen. Alles wat zich in en om de mediterende afspeelt vormt zo een object voor waarneming, en als het zijn kracht verloren heeft kan de waarneming zich weer richten op de ademhaling. Hierdoor ervaart de student ook de veranderlijkheid van al het bestaande, inclusief de eigen gemoedstoestanden. Door waar te nemen zonder je met het waargenomene te verbinden wordt de identificatie doorbroken. Door de beoefening wordt niet alleen inzicht verworven in het aspect van veranderlijkheid, maar ook in dat van dukkha (lijden) en anatta (niet-zelf). Tenslotte wordt hierdoor inzicht of verlichting gerealiseerd.
Binnen de Mahayana gaan ze ervan uit dat [[Gautama de Boeddha]] 3 verschillende scholen creerde aan leerlingen die daartoe geschikt waren:


===Tibetaans boeddhisme===
* In de eerste wending onderwees de Boeddha de vier edele waarheden in [[Sarnath]] voor degenen in de Theravada. Het wordt beschreven als geweldig en wonderbaarlijk, maar vereist interpretatie en veroorzaakt controverse. De doctrines van de eerste wending worden geïllustreerd in de Dharmacakra Pravartana Sūtra. Deze ommekeer vertegenwoordigt de vroegste fase van de boeddhistische leer en de vroegste periode in de geschiedenis van het boeddhisme.


De filosofische leringen van het Vadjrayana (Tibetaans boeddhisme) verschillen weinig van de algemene Mahayana leerstellingen, maar het belangrijkste onderscheid is in de methode van beoefening (zie ook de pagina over tantra). Na het verschijnen van het Vadjrayana enkele eeuwen na Chr., werden in India deze drie verschillende stromingen vaak naast elkaar beoefend, afhankelijk van de voorkeur van de persoon. Zo waren er in de beroemde kloosteruniversiteit van Nalanda in noord India monniken naast elkaar aanwezig die deze drie tradities volgden.
* In de tweede wending onderwees de Boeddha de Mahāyāna-leringen aan de bodhisattva's, waarbij hij leerde dat alle verschijnselen geen essentie hebben, niet ontstaan, niet vergaan, oorspronkelijk in rust zijn en in wezen ophouden. Deze wending wordt ook beschreven als wonderbaarlijk en wonderbaarlijk, maar vereist interpretatie en veroorzaakt controverse. De leer van de tweede wending is vastgelegd in de Prajñāpāramitā-leringen, die voor het eerst rond 100 vGT op schrift werden gesteld. In Indiase filosofische scholen wordt het geïllustreerd door de Mādhyamaka-school van Nāgārjuna.


Vajrayana (spreek uit: vadjrayana), dat ook wel Tantrayana of Mantrayana wordt genoemd, is een afdeling van het Mahayana boeddhisme of het 'Grote Voertuig'. Het is gebaseerd op zowel de Theravada- als op algemene Mahayana-beoefeningen.
* In de derde wending onderwees de Boeddha soortgelijke leringen als in de tweede wending, maar voor iedereen in de drie voertuigen, inclusief alle śravaka's, pratyekabuddha's en bodhisattva's. Deze waren bedoeld als volledig expliciete leringen in hun volledige detail, waarvoor interpretaties niet nodig zouden zijn en er geen controverse zou ontstaan. Deze leringen werden al in de 1e of 2e eeuw n.Chr. Vastgesteld door de Saṃdhinirmocana Sūtra. In de Indiase filosofische scholen wordt de derde wending geïllustreerd door de Yogācāra -school van Asaṅga en Vasubandhu.


Voordat we het Vajrayana binnengaan, is het nodig dat we goed geoefend zijn in het streven om van de cyclus van wedergeboorte bevrijd te worden (drang naar bevrijding), ons hart moet toegewijd zijn aan het bereiken van de verlichting voor het welzijn van alle voelende wezens (Bodhicitta) en we moeten enig inzicht hebben in de wijsheid die de leegte van inherent bestaan realiseert.
Sommige tradities van het Tibetaans boeddhisme beschouwen de leer van het esoterisch boeddhisme en Vajrayāna als de derde omwenteling van het Dharmawiel. Tibetaanse leraren, met name van de Gelugpa- school, beschouwen de tweede wending als de hoogste leer, vanwege hun specifieke interpretatie van de Yogācāra-doctrine. De leringen van de Boeddhanatuur worden normaal gesproken opgenomen in de derde omwenteling van het wiel.
Vervolgens kunnen we van een gekwalificeerde tantrische meester een initiatie (inwijding/toestemming) ontvangen, en dienen we ons aan eventuele geloften en verplichtingen die wij bij de initiatie ontvangen te houden. Op basis hiervan kunnen we instructies voor beoefening ontvangen en ons wijden aan de Vajrayana-meditaties.


Eén van de belangrijkste Vajrayana-technieken bestaat uit onszelf te visualiseren als boeddha en onze omgeving als de mandala, of de zuivere omgeving van deze boeddha. Door deze visualisaties, transformeren we ons negatieve zelfbeeld in dat van de boeddhavorm, en kunnen zo de edele eigenschappen van een boeddha in onze eigen geestesstroom cultiveren.
==Verdeling per land==
Boeddhistische tantra bezit ook technieken om onszelf tijdens het doodsproces, de tussenfase (bardo in het Tibetaans) en de wedergeboorte te transformeren in een boeddha.
Er zijn meerdere landen waar het Mahayana boeddhisme de voornaamste stroming is, en in elk land wordt het weer anders beleidt;
Er zijn ook speciale meditatietechnieken om zowel één-puntige concentratie (Shamatha in het Sanskriet) te ontwikkelen als een buitengewoon subtiele geest te manifesteren. Deze subtiele staat van geest kan, wanneer je de leegte realiseert, zeer krachtig en snel de onzuiverheden zuiveren. Hierom kan het Vadjrayana een gestudeerde en goed getrainde beoefenaar, die werkt onder leiding van een volledig gekwalificeerde tantrameester, de verlichting brengen in het huidige leven.


Boeddhistische tantra is niet hetzelfde als hindoeïstische tantra, al lijkt het er van buiten wellicht wel op. Evenmin is het een soort magie. Er zijn over het Vajrayana een aantal boeken geschreven die onjuiste informatie of volledig misleidende interpretaties bevatten. Als we hier dus echt iets over te weten willen komen, is het van belang om of boeken te lezen die door een kundig leraar zijn geschreven of, nog veel beter, onderricht van een gekwalificeerde meester te zoeken.
===Chinees===


Vooral over het sexuele aspect van boeddhistische tantra zijn er bijzonder veel misverstanden; het gaat hier echter in het geheel niet om orgiën te vieren en orgasmes te bereiken; integendeel, als men boeddhistische tantra beoefent dan is juist volledige controle van de sexuele energie belangrijk om deze energie te transformeren in wijsheid en mededogen.
Hedendaags Chinees Mahāyāna-boeddhisme (ook bekend als Han -boeddhisme) wordt beoefend door middel van vele verschillende vormen, zoals Chan, Pure land, Tiantai, Huayan en mantrapraktijken. Deze groep is de grootste populatie boeddhisten ter wereld. Er zijn tussen de 228 en 239 miljoen Mahāyāna-boeddhisten in de Volksrepubliek China (exclusief de Tibetaanse en Mongoolse boeddhisten die het Tibetaans boeddhisme beoefenen).


==Bronnen==
===Koreaans===
Het Koreaanse boeddhisme bestaat grotendeels uit de Koreaanse Seon - school (dwz Zen), voornamelijk vertegenwoordigd door de Jogye-orde en de Taego-orde. Koreaanse Seon bevat ook wat Pure Land-oefeningen. Het wordt voornamelijk beoefend in Zuid-Korea , met een ruwe bevolking van ongeveer 10,9 miljoen boeddhisten. Er zijn ook enkele kleinere scholen, zoals de Cheontae (dwz Koreaanse Tiantai), en de esoterische Jingak- en Chinŏn-scholen.


* Onderricht door de jaren heen van Urgyen Sangharakshita ontvangen
===Japans===
* Boeddha in de Polder - Yashobodhi - Uitgeverij Ten Have, augustus 2006
Het Japanse boeddhisme is verdeeld in talloze tradities, waaronder verschillende sekten van het Pure Land-boeddhisme, Tendai, [[Nichiren]]-boeddhisme, Shingon en Zen. Er zijn ook verschillende Mahāyāna-georiënteerde Japanse nieuwe religies die in de naoorlogse periode zijn ontstaan . Veel van deze nieuwe religies zijn lekenbewegingen zoals Sōka Gakkai en Agon Shū.
* Boeddha Nu - Dhammaketu - Asoka/Milinda Uitgevers B.V. - januari 2012
* Auteurs: Gunabhadri, Tenkei Coppens, december 2015oktober 2015


===Vietnamees===
Het Vietnamese boeddhisme is sterk beïnvloed door de Chinese traditie. Het is een synthese van talrijke praktijken en ideeën. Het Vietnamese Mahāyāna ontleent praktijken aan het Vietnamese Thiền (Chan/Zen), Tịnh độ (Pure Land) en Mật Tông (Mantrayana) en zijn filosofie aan Hoa Nghiêm (Huayan) en Thiên Thai (Tiantai). Nieuwe Mahāyāna-bewegingen hebben zich ook ontwikkeld in de moderne tijd, waarvan misschien wel de meest invloedrijke Thích Nhất Hạnh 's Plum Village Tradition is geweest, die ook put uit het Theravada-boeddhisme.


Hoewel het Vietnamese boeddhisme zwaar leed tijdens de oorlog in Vietnam (1955-1975) en tijdens de daaropvolgende communistische overname van het zuiden, is er een heropleving van de religie sinds de liberaliseringsperiode na 1986. Er zijn ongeveer 43 miljoen Vietnamese Mahāyāna-boeddhisten.


===Noordelijk boeddhisme===


Indo-Tibetaans boeddhisme, Tibetaans boeddhisme of "Noordelijk" boeddhisme is afgeleid van het Indiase Vajrayana-boeddhisme dat in het middeleeuwse Tibet werd overgenomen. Hoewel het tal van tantrische boeddhistische praktijken bevat die niet in het Oost-Aziatische Mahāyāna voorkomen, beschouwt het noordelijke boeddhisme zichzelf nog steeds als onderdeel van het Mahāyāna-boeddhisme (zij het als een die ook een effectiever en duidelijker voertuig of yana bevat).


Het hedendaagse noordelijke boeddhisme wordt traditioneel voornamelijk beoefend in de Himalaya-regio's en in sommige regio's van Centraal-Azië , waaronder: [212]


[[categorie: boeddhisme]]
[[categorie: boeddhisme]]

Versie van 30 sep 2023 08:42

In 2020 werd het Boeddhisme door ongeveer 500 miljoen mensen wereldwijd beoefend, wat neerkomt op 7% tot 8% van de totale wereldbevolking. Het Boeddhisme is de dominante religie in Bhutan, Myanmar (Burma), Cambodja, Hong-Kong, Japan, Tibet, Laos, Macau, Mongolië, Singapore, Sri-Lanka, Thailand en Vietnam. Op het vasteland van China, Taiwan, Nepal en Zuid-Korea leven grote boeddhistische bevolkingsgroepen. China is het land met de grootste populatie boeddhisten, ongeveer 244 miljoen of 18,2% van de totale bevolking.
Pijl.png lees meer over dit onderwerp op: Alle statistieken van de spreiding van het Boeddhisme wereldwijd

Categorie indeling
Home - Boeddhisme - Boeddhisme per land
Alle Boeddhistische landen
Buddhist Expansion.svg
Boeddhisme per land
Introductie en statistieken
Bhutan - Burma - Cambodja - China - Hong-Kong - India - Indonesië
Japan- Korea - Laos - Maleisië - Mongolië - Nepal - Rusland
Singapore - Sri-Lanka - Taiwan - Thailand - Tibet - Vietnam
Dhamma wiel
Verdeling van de grote boeddhistische stromingen

Mahayana boeddhisme

Mahāyāna ("Grote voertuig") is een term voor een brede groep boeddhistische tradities, teksten , filosofieën en praktijken. Het Mahāyāna-boeddhisme ontwikkelde zich in India (ca. 1e eeuw v.Chr.) en wordt beschouwd als een van de drie belangrijkste bestaande takken van het boeddhisme;

Het Mahāyāna boeddhisme aanvaardt de belangrijkste geschriften en leringen van het vroege boeddhisme, maar erkent ook verschillende doctrines en teksten die door het Theravada-boeddhisme niet als origineel worden aanvaard. Deze omvatten de Mahāyāna Sūtra's en de nadruk op het bodhisattva-pad en Prajñāpāramitā.

Bodhisattva

Mahāyāna verwijst ook naar het pad van de bodhisattva die ernaar streeft een volledig ontwaakte Boeddha te worden ten behoeve van alle levende wezens, en wordt daarom ook wel het "Bodhisattva-voertuig" (Bodhisattvayāna) genoemd. Het Mahāyāna-boeddhisme beschouwt het doel om een ​​Boeddha te worden via het bodhisattva-pad over het algemeen als voor iedereen beschikbaar en beschouwt de staat van de arhat als onvolledig. Mahāyāna omvat ook tal van boeddha's en bodhisattva's die niet in Theravada voorkomen (zoals Amitābha en Vairocana). De Mahāyāna-boeddhistische filosofie promoot ook unieke theorieën, zoals de Madhyamaka, de theorie van leegte (śūnyatā) en de Vijñānavāda, de doctrine en de leer van de Boeddha-natuur.

Hoewel het aanvankelijk een kleine beweging in India was, groeide Mahāyāna uiteindelijk uit tot een invloedrijke kracht in het Indiase boeddhisme. Grote scholastieke centra die verband houden met Mahāyāna, zoals Nalanda en Vikramashila, bloeiden op tussen de zevende en twaalfde eeuw. In de loop van zijn geschiedenis verspreidde het Mahāyāna-boeddhisme zich door Zuid-Azië, Centraal-Azië, Oost-Azië en Zuidoost-Azië. Het blijft invloedrijk vandaag in China, Mongolië, Hong-Kong, Korea, Japan, Singapore, Vietnam, Nepal, Maleisië, Taiwam en Bhutan.

Het grote voertuig

De term Mahāyāna ("Groot Voertuig") zou oorspronkelijk een ere-synoniem zijn voor Bodhisattvayāna ("Bodhisattva-voertuig"), het voertuig van een bodhisattva die boeddhaschap zoekt ten behoeve van alle levende wezens. De term Mahāyāna (die eerder gewoon was gebruikt als bijnaam voor het boeddhisme zelf) werd daarom al vroeg aangenomen als synoniem voor het pad en de leringen van de bodhisattva's. Omdat het gewoon een eretitel was voor Bodhisattvayāna, werd de aanneming van de term Mahāyānaen de toepassing ervan op Bodhisattvayāna vormde geen belangrijk keerpunt in de ontwikkeling van een Mahāyāna-traditie. In het Chinees wordt Mahāyāna; Dacheng genoemd.

Vroege Mahāyāna

Het vroegste tekstuele bewijs van "Mahāyāna" komt uit sūtra's die hun oorsprong vonden rond het begin van de Christelijk jaartelling. Enkele belangrijke bewijzen voor het vroege Mahāyāna-boeddhisme komen uit de teksten die zijn vertaald door de Indoscythische monnik Lokakṣema in de 2e eeuw na Christus, die vanuit het koninkrijk Gandhāra naar China kwam. Dit zijn enkele van de vroegst bekende Mahāyāna-teksten. Studie van deze teksten toont aan dat ze het kloosterleven sterk promoten, de legitimiteit van arhatschap erkennen, toewijding aan 'hemelse' bodhisattva 's niet aanbevelen en geen enkele poging tonen om een ​​nieuwe sekte of orde op te richten. Een paar van deze teksten leggen vaak de nadruk op ascetischbeoefeningen, wonen in het bos en diepe staten van meditatieve concentratie (samadhi).

In het vroege Mahāyāna was het gebruikelijk dat Mahāyāna- en niet-Mahāyāna monniken naast elkaar in dezelfde kloosters woonden.

Ondanks dat het een minderheid was in India, was de Mahāyāna een intellectueel levendige beweging, die verschillende stromingen ontwikkelde tijdens de "De gouden eeuw van de Indiase boeddhistische filosofie" (eerste millennium n.Chr. tot aan de 7e eeuw). Enkele belangrijke Mahāyāna-tradities zijn Prajñāpāramitā, Mādhyamaka, Yogācāra, Boeddha-natuur (Tathāgatagarbha), en de school van Dignaga en Dharmakirti als de laatste en meest recente. Belangrijke vroege figuren zijn Nagarjuna, Āryadeva, Aśvaghoṣa,Asanga, Vasubandhu en Dignaga. Mahāyāna-boeddhisten schijnen actief te zijn geweest in het Kushan-rijk (30–375 n.Chr.), Een periode waarin boeddhisten grote missionaire en literaire activiteiten uitvoerden.

Groei

De Mahāyāna-beweging bleef vrij klein totdat ze in de vijfde eeuw veel groei doormaakte. Er zijn zeer weinig manuscripten gevonden vóór de vijfde eeuw maar vanaf de vijfde en zesde eeuw ontstonden de Mahāyāna-manuscripten.

Na de vijfde eeuw kregen het Mahāyāna-boeddhisme en zijn instellingen langzaamaan meer invloed. Enkele van de meest invloedrijke instellingen werden enorme kloosteruniversiteitscomplexen zoals Nalanda (opgericht door de 5e-eeuwse CE Gupta - keizer, Kumaragupta I ) en Vikramashila (opgericht onder Dharmapala c. 783 tot 820), die centra waren van verschillende takken van wetenschap, waaronder Mahāyāna-filosofie. Het Nalanda-complex werd uiteindelijk eeuwenlang het grootste en meest invloedrijke boeddhistische centrum in India.

uitbreiding buiten India

Na verloop van tijd bereikten Indiase Mahāyāna-teksten en -filosofie Centraal-Azië en China via handelsroutes zoals de Zijderoute, die zich later over Oost-Azië verspreidden. Na verloop van tijd werd het Centraal-Aziatische boeddhisme sterk beïnvloed door Mahāyāna en het was een belangrijke bron voor het Chinese boeddhisme. Mahāyāna-werken zijn ook gevonden in Gandhāra, wat het belang van deze regio voor de verspreiding van Mahāyāna aangeeft. Centraal-Aziatische Mahāyāna-geleerden waren erg belangrijk in de zijderoute-overdracht van het boeddhisme. Ze omvatten vertalers zoals Lokakṣema (ca. 167-186), Dharmarakṣa (ca. 265-313),Kumārajīva (ca. 401) en Dharmakṣema (385-433). De site van Dunhuang lijkt een bijzonder belangrijke plaats te zijn geweest voor de studie van het Mahāyāna-boeddhisme.

Tegen de vierde eeuw waren Chinese monniken zoals Faxian (ca. 337–422) Ook begonnen naar India te reizen om boeddhistische leringen terug te brengen, vooral Mahāyāna-werken. Deze figuren schreven ook over hun ervaringen in India en hun werk blijft van onschatbare waarde voor het begrijpen van het Indiase boeddhisme. In sommige gevallen werden Indiase Mahāyāna-tradities rechtstreeks getransplanteerd, zoals in het geval van de Oost-Aziatische Madhymaka (door Kumārajīva ) en Oost-Aziatische Yogacara (vooral door Xuanzang). Later leidden nieuwe ontwikkelingen in het Chinese Mahāyāna tot nieuwe Chinese boeddhistische tradities zoals Tiantai, Huayen, Pure Land en Chan Boeddhisme (Zen). Deze tradities zouden zich vervolgens verspreiden naar Korea, Vietnam en Japan.

Vormen van het Mahāyāna-boeddhisme die voornamelijk gebaseerd zijn op de leerstellingen van de Indiase Mahāyāna-soetra's zijn nog steeds populair in het Oost-Aziatische boeddhisme , dat grotendeels wordt gedomineerd door verschillende takken van het Mahāyāna-boeddhisme.

latere ontwikkelingen

Het gebruik van mandala 's was een nieuw kenmerk van het tantrische boeddhisme, dat ook nieuwe goden adopteerde, zoals Chakrasamvara. Beginnend tijdens de Gupta -periode (ca. 3e eeuw-575) begon zich een nieuwe beweging te ontwikkelen die putte uit eerdere Mahāyāna-doctrine en nieuwe pan-Indiase tantrische ideeën. Dit werd bekend onder verschillende namen, zoals Vajrayāna, Mantrayāna en Esoterisch Boeddhisme. Deze nieuwe beweging ging door tot in het Pala-tijdperk (8e eeuw - 12e eeuw), waarin het het Indiase boeddhisme begon te domineren. Mogelijk geleid door groepen zwervende tantrische yogi's genaamd mahasiddha's, ontwikkelde deze beweging nieuwe tantrische spirituele praktijken en promootte ook nieuwe teksten, de boeddhistische tantra's. Filosofisch gezien bleef het Vajrayāna-boeddhistische denken gebaseerd op de Mahāyāna-boeddhistische ideeën van Madhyamaka, Yogacara en Boeddha-natuur. Het tantrische boeddhisme houdt zich over het algemeen bezig met nieuwe vormen van meditatie en rituelen, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van de visualisatie van boeddhistische godheden (waaronder boeddha's, bodhisattva's, dakini 's en woeste godheden) en het gebruik van mantra's. De meeste van deze praktijken zijn esoterisch en vereisen rituele initiatie of introductie door een tantrische meester (vajracarya) of goeroe.

De nieuwe tantrische vorm van het Mahāyāna-boeddhisme werd buitengewoon invloedrijk in India, vooral in Kasjmir en in de landen van het Pala-rijk. Het verspreidde zich uiteindelijk ook naar het noorden naar Centraal-Azië, het Tibetaanse plateau en naar Oost-Azië. Vajrayāna blijft de dominante vorm van het boeddhisme in Tibet, in omliggende regio's als Bhutan en in Mongolië. Esoterische elementen zijn ook een belangrijk onderdeel van het Oost-Aziatische boeddhisme, waar het met verschillende termen naar wordt verwezen.

Wereldbeeld

Over het Mahāyāna-boeddhisme in het algemeen kunnen weinig dingen met zekerheid worden gezegd, behalve dat het boeddhisme dat in China, Indonesië, Vietnam, Korea, Tibet, Mongolië en Japan wordt beoefend, het Mahāyāna-boeddhisme is. Mahāyāna kan worden beschreven als een losjes gebonden verzameling van vele leringen en praktijken (waarvan sommige ogenschijnlijk tegenstrijdig zijn). Mahāyāna vormt een alomvattende en brede reeks tradities die worden gekenmerkt door pluraliteit en de goedkeuring van een groot aantal nieuwe soetra's ideeën en filosofische verhandelingen naast andere boeddhistische teksten.

In grote lijnen accepteren Mahāyāna-boeddhisten de klassieke boeddhistische doctrines die in het vroege boeddhisme worden gevonden zoals de Middenweg, Afhankelijk ontstaan, de 4 edele waarheden, het 8-voudige pad, de 3 grote waarheden, en de bodhipakṣadharma's (hulpmiddelen bij het ontwaken). Het Mahāyāna-boeddhisme accepteert verder enkele van de ideeën die in de boeddhistische Abhidhamma worden aangetroffengedachte. Mahāyāna voegt echter ook tal van Mahāyāna-teksten en doctrines toe, die als definitief en in sommige gevallen superieure leringen worden gezien.

De Boeddha's

Boeddha's en bodhisattva 's zijn centrale elementen van Mahāyāna. Mahāyāna heeft een enorm uitgebreide kosmologie en theologie , met verschillende boeddha's en krachtige bodhisattva's die in verschillende werelden en boeddhavelden verblijven. Boeddha's die uniek zijn voor Mahāyāna zijn de Boeddha's Amitābha ("Oneindig Licht"), Akṣobhya ("de onverstoorbare"), Bhaiṣajyaguru ("Medicijngoeroe") en Vairocana ("de Illuminator"). In Mahāyāna wordt een Boeddha gezien als een wezen dat de hoogste vorm van ontwaken heeft bereikt vanwege zijn superieure mededogen en wens om alle wezens te helpen.

Een belangrijk kenmerk van Mahāyāna is de manier waarop het de aard van een Boeddha begrijpt, die verschilt van niet-Mahāyāna-begrippen. Mahāyāna-teksten beelden naast Sakyamuni niet alleen vaak talloze Boeddha's af, maar zien ze ook als transcendentale wezens met grote krachten en enorme levens. De Witte Lotus Soetra beschrijft op beroemde wijze de levensduur van de Boeddha als onmetelijk en stelt dat hij het Boeddhaschap talloze eonen geleden heeft bereikt en de Dharma heeft onderwezen via zijn talrijke avatars gedurende een onvoorstelbare tijdsperiode.

Bovendien zijn Boeddha's actief in de wereld en bedenken ze voortdurend manieren om alle levende wezens te onderwijzen en te helpen. Ze worden gezien als "een spirituele koning, die betrekking heeft op en zorgt voor de wereld", in plaats van simpelweg een leraar die na zijn dood "volledig 'verder is gegaan' dan de wereld en haar zorgen". Het leven en de dood van Boeddha Sakyamuni op aarde worden dan gewoonlijk docetisch opgevat als een "slechts uiterlijk", zijn dood is een show, terwijl hij in werkelijkheid uit mededogen blijft om alle levende wezens te helpen. Evenzo beschrijft Guang Xing de Boeddha in Mahāyāna als een almachtige en almachtige godheid ."begiftigd met talloze bovennatuurlijke eigenschappen en kwaliteiten."

Het idee dat boeddha's toegankelijk blijven, is buitengewoon invloedrijk in Mahāyāna en maakt het ook mogelijk om een ​​wederzijdse relatie met een Boeddha te hebben door middel van gebed, visioenen, toewijding en openbaringen. Door het gebruik van verschillende praktijken kan een Mahāyāna-toegewijde ernaar streven herboren te worden in het zuivere land of boeddhaveld van een Boeddha (buddhakṣetra), waar ze kunnen streven naar Boeddhaschap in de best mogelijke omstandigheden. Afhankelijk van de sekte kan bevrijding in een boeddhaveld worden verkregen door geloof, meditatie of soms zelfs door de naam van Boeddha te herhalen. Op geloof gebaseerde devotionele praktijken gericht op wedergeboorte in zuivere landen zijn gebruikelijk in het Oost-Aziatische Pure Land-boeddhisme.

Het invloedrijke Mahāyāna-concept van de drie lichamen (trikāya) van een Boeddha ontwikkelde zich om de transcendentale aard van de Boeddha te begrijpen. Deze leer stelt dat de "lichamen van magische transformatie" (nirmāṇakāya's) en de "genotslichamen" (saṃbhogakāya) emanaties zijn van het ultieme Boeddha-lichaam, de Dharmakaya, die niets anders is dan de ultieme realiteit zelf, dwz leegte.

De Bodhisattva's

Het Mahāyāna bodhisattva-pad wordt door Mahāyānisten gezien als het superieure spirituele pad, bovenop de paden van degenen die arhatschap of 'eenzame boeddhaschap' zoeken voor hun eigen bestwil. Mahāyāna-boeddhisten zijn over het algemeen van mening dat het nastreven van alleen de persoonlijke bevrijding van lijden, dwz nirvāṇa, een kleiner of inferieur streven is (genaamd "hinayana"), omdat het de wens en vastberadenheid mist om alle andere levende wezens te bevrijden van saṃsāra (de ronde van wedergeboorte door een Arhat te worden.

Deze wens om anderen te helpen wordt bodhicitta genoemd. Iemand die dit pad bewandelt om boeddhaschap te voltooien, wordt een bodhisattva genoemd. Bodhisattva's van hoog niveau worden gezien als buitengewoon machtige bovenaardse wezens die in de hele Mahāyāna-landen objecten van toewijding en gebed zijn. Populaire bodhisattva's die in heel Mahāyāna worden vereerd, zijn Avalokiteshvara, Manjushri, Tara en Maitreya. Bodhisattva's konden het persoonlijke nirvana van de arhats bereiken, maar ze wijzen dit doel af en blijven in saṃsāra om anderen uit mededogen te helpen.

Er zijn twee modellen voor de aard van de bodhisattva's, die te zien zijn in de verschillende Mahāyāna-teksten

  • Een daarvan is het idee dat een bodhisattva zijn ontwaken moet uitstellen totdat Boeddhaschap is bereikt. Dit kan eeuwen duren en in de tussentijd zullen ze talloze wezens helpen. Nadat ze het boeddhaschap hebben bereikt, gaan ze over naar nirvāṇa.
  • Het tweede model is het idee dat er twee soorten nirvāṇa zijn, de nirvāṇa van een arhat en een superieur type nirvāṇa genaamd apratiṣṭhita (niet-blijvend, niet gevestigd) waarmee een Boeddha voor altijd betrokken kan blijven bij de wereld.

Het Bodhisattva-pad

In de meeste klassieke Mahāyāna-bronnen (evenals in niet-Mahāyāna-bronnen over het onderwerp), wordt gezegd dat het bodhisattva-pad drie of vier asaṃkheyya's ("ontelbare eonen") in beslag neemt, wat een enorm aantal levens van oefening vereist. Bepaalde praktijken worden echter soms beschouwd als kortere wegen naar Boeddhaschap (deze variëren sterk per traditie). Volgens de Bodhipathapradīpa (Een lamp voor het pad naar ontwaken) van de Indiase meester Atiśa, is het centrale bepalende kenmerk van het pad van een bodhisattva het universele streven om een ​​einde te maken aan het lijden voor zichzelf en alle andere wezens, dwz bodhicitta.

Traditioneel wordt aangenomen dat het spirituele pad van de bodhisattva begint met de revolutionaire gebeurtenis die het "ontwaken van de ontwakende geest" (bodhicittotpāda) wordt genoemd, wat de wens is om een ​​Boeddha te worden om alle wezens te helpen. Dit wordt op verschillende manieren bereikt, zoals de meditatie onderwezen door de Indiase meester Shantideva in zijn Bodhicaryavatara genaamd "zelf en anderen gelijk maken en zelf en anderen uitwisselen". Andere Indiase meesters zoals Atisha en Kamalashila onderwijzen ook een meditatie waarin we nadenken over hoe alle wezens onze naaste verwanten of vrienden zijn geweest in vorige levens. Deze contemplatie leidt tot het ontstaan ​​van diepe liefde (maitrī) en mededogen (karuṇā) voor anderen, en zo wordt bodhicitta gegenereerd. Volgens de Indiase filosoof Shantideva, wanneer groot mededogen en bodhicitta in het hart van een persoon opkomen, houden ze op een gewoon persoon te zijn en worden ze een "zoon of dochter van de Boeddha's".

de Bodhisattva buiten het Mahayana boeddhisme

Het idee van de bodhisattva is niet uniek voor het Mahāyāna-boeddhisme en wordt gevonden in Theravada en andere vroege boeddhistische scholen. Deze scholen waren echter van mening dat om een ​​bodhisattva te worden een voorspelling van iemands toekomstige boeddhaschap in aanwezigheid van een levende boeddha vereist was. In Mahāyāna is een bodhisattva van toepassing op elke persoon vanaf het moment dat ze van plan zijn een Boeddha te worden (dwz het ontstaan ​​van bodhicitta) en zonder de vereiste van een levende Boeddha. Sommige Mahāyāna-sūtra's, zoals de Lotus Sutra, promoten het bodhisattva-pad als universeel en open voor iedereen. Andere teksten zijn het daar niet mee eens.

De generatie van bodhicitta kan dan worden gevolgd door het afleggen van de bodhisattva-geloften om 'de hele onmetelijke wereld van wezens naar nirvana te leiden', zoals de Prajñaparamita sutra's stellen. Deze compassievolle toewijding om anderen te helpen is het centrale kenmerk van de Mahāyāna bodhisattva. Deze geloften kunnen gepaard gaan met bepaalde ethische richtlijnen of bodhisattva-voorschriften. Talrijke soetra's stellen ook dat een belangrijk onderdeel van het bodhisattva-pad de beoefening is van een reeks deugden die pāramitā's (transcendente of allerhoogste deugden) worden genoemd. Soms worden er zes geschetst: geven, ethische discipline, geduldig uithoudingsvermogen, ijver, meditatie en transcendente wijsheid. Andere soetra's (zoals de Daśabhūmika) geven een lijst van tien, met de toevoeging van upāya (bekwame middelen), praṇidhāna (gelofte, besluit), Bala (spirituele kracht) en Jñāna (kennis). Prajñā (transcendente kennis of wijsheid) is misschien wel de belangrijkste deugd van de bodhisattva. Dit verwijst naar een begrip van de leegte van alle verschijnselen, voortkomend uit studie, diepe overweging en meditatie.

Bodhisattva-niveaus

Verschillende teksten associëren het begin van de bodhisattva-oefening met wat het "pad van accumulatie" of uitrusting ( saṃbhāra-mārga ) wordt genoemd, het eerste pad van het klassieke schema met vijf paden. De Daśabhūmika Sūtra en andere teksten schetsen ook een reeks bodhisattva-niveaus of spirituele stadia (bhūmis) op het pad naar Boeddhaschap. De verschillende teksten zijn het echter niet eens over het aantal stadia, de Daśabhūmika geeft er bijvoorbeeld tien (en brengt ze allemaal in kaart met de tien paramita's), de Bodhisattvabhūmi geeft zeven en dertien en de Avatamsaka schetst 40 stadia.

Bekwame middelen en het ene voertuig

'Bekwame middelen' is een andere belangrijke deugd en doctrine in het Mahāyāna-boeddhisme. Het idee is het beroemdst uiteengezet in de Witte Lotus Soetra en verwijst naar elke effectieve methode of techniek die bevorderlijk is voor spirituele groei en die wezens naar ontwaken en nirvana leidt. Deze doctrine stelt dat de Boeddha zijn leer aanpast aan degene aan wie hij onderwijst uit mededogen. Hierdoor is het mogelijk dat de Boeddha schijnbaar tegenstrijdige dingen aan verschillende mensen leert. Dit idee wordt ook gebruikt om het uitgebreide tekstcorpus in Mahāyāna uit te leggen.

Een nauw verwante leer is de leer van 'het Ene Voertuig'. Deze leer stelt dat hoewel de Boeddha drie voertuigen zou hebben onderwezen:

  • het voertuig van de discipelen
  • het voertuig van de eenzame boeddha's
  • het bodhisattva-voertuig

die door alle vroege boeddhistische scholen worden aanvaard. Daarom zijn er niet drie voertuigen in ultieme zin, maar één voertuig, het allerhoogste voertuig van de boeddha's, dat op verschillende manieren wordt onderwezen, afhankelijk van de vermogens van individuen. Zelfs die wezens die denken dat ze het pad (dwz de arhats) hebben voltooid, zijn in feite nog niet klaar en zullen uiteindelijk het boeddhaschap bereiken.

Deze doctrine werd niet volledig aanvaard door alle Mahāyāna-tradities. De Yogācāra-school verdedigde op beroemde wijze een alternatieve theorie die stelde dat niet alle wezens boeddha's konden worden. Dit werd een onderwerp van veel discussie in de geschiedenis van het Mahāyāna-boeddhisme.

Prajñāpāramitā (Transcendente Kennis)

Enkele van de belangrijkste Mahāyāna-leringen zijn te vinden in de teksten van Prajñāpāramitā ("Transcendente Kennis" of "Perfectie van Wijsheid"), die enkele van de vroegste Mahāyāna-werken zijn. Prajñāpāramitā is een diepe kennis van de werkelijkheid die boeddha's en bodhisattva's verwerven. Het is een transcendente, niet-conceptuele en non-duale vorm van kennis van de ware aard van de dingen. Deze wijsheid wordt ook geassocieerd met inzicht in de leegte (śūnyatā) van dharma's (verschijnselen) en hun illusoire aard (māyā). Dit komt neer op het idee dat alle verschijnselen (dharma's) hebben zonder uitzondering 'geen essentiële onveranderlijke kern' (dwz ze missen svabhāva , een essentie of inherente aard), en hebben daarom 'geen fundamenteel werkelijk bestaan'. Deze lege verschijnselen worden ook wel conceptuele constructies genoemd.

Hierdoor zijn alle dharma 's (dingen, verschijnselen), zelfs de leer van de Boeddha, de Boeddha zelf, Nirvāṇa en alle levende wezens, als 'illusies' of 'magie' en 'dromen'. Deze leegte of het ontbreken van werkelijk bestaan ​​is zelfs van toepassing op het schijnbaar ontstaan ​​en verdwijnen van verschijnselen. Daarom worden alle verschijnselen in de Prajñāpāramitā-literatuur ook beschreven als niet-ontstaan , ongeboren, "voorbij komen en gaan". De bekendste is de Hart Sutrastelt dat "alle verschijnselen leeg zijn, dat wil zeggen zonder karakteristiek, niet-geproduceerd, onophoudelijk, roestvrij, niet roestvrij, onverminderd, ongevuld." De Prajñāpāramitā-teksten gebruiken ook verschillende metaforen om de aard van dingen te beschrijven, de Diamant Sutra vergelijkt verschijnselen bijvoorbeeld met: "Een vallende ster, een vertroebeling van het zicht, een lamp, een illusie, een dauwdruppel, een luchtbel, een droom, een bliksemflits, een donderwolk."

Prajñāpāramitā wordt ook geassocieerd met niets in de wereld begrijpen, geen standpunt innemen of 'niet opnemen' (aparigṛhīta). De Aṣṭasāhasrikā Prajñāpāramitā Sūtra legt het uit als "niet grijpen naar vorm, niet grijpen naar sensatie, perceptie, wilskracht en cognitie". Dit omvat het niet begrijpen of opnemen van zelfs maar correcte boeddhistische ideeën of mentale tekens (zoals 'niet-zelf', 'leegte', bodhicitta, geloften), aangezien deze dingen uiteindelijk ook allemaal lege concepten zijn.

Madhyamaka (centrisme)

De Mahāyāna filosofische school genaamd Madhyamaka (middentheorie of centrisme, ook bekend als śūnyavāda, 'de leegtetheorie') werd gesticht door de figuur van Nagarjuna uit de tweede eeuw. Deze filosofische traditie richt zich op het weerleggen van alle theorieën die enige vorm van substantie, inherent bestaan ​​of intrinsieke aard veronderstellen.

In zijn geschriften probeert Nagarjuna aan te tonen dat elke theorie van intrinsieke aard wordt tegengesproken door de Boeddha's theorie van afhankelijk ontstaan, aangezien alles wat een onafhankelijk bestaan ​​heeft, niet afhankelijk kan ontstaan. De śūnyavāda- filosofen waren onvermurwbaar dat hun ontkenning van svabhāva geen soort nihilisme is (tegen protesten van het tegendeel door hun tegenstanders).

Met behulp van de theorie van twee waarheden beweert Madhyamaka dat hoewel men kan spreken over dingen die in conventionele, relatieve zin bestaan, ze niet inherent in ultieme zin bestaan. Madhyamaka stelt ook dat leegte zelf ook "leeg" is, het heeft geen absoluut eigen bestaan. Het moet ook niet worden opgevat als een transcendentale absolute werkelijkheid. In plaats daarvan is de leegtetheorie slechts een bruikbaar concept waaraan niet moet worden vastgehouden. In feite, voor Madhyamaka, aangezien alles leeg is van het ware bestaan, zijn alle dingen slechts conceptualisaties, inclusief de theorie van leegte, en alle concepten moeten uiteindelijk worden losgelaten om de aard van de dingen echt te begrijpen.

Vijñānavāda (de bewustzijnsdoctrine)

Vijñānavāda ("de leer van het bewustzijn") is een andere belangrijke doctrine die werd gepromoot door sommige Mahāyāna-soetra's die later de centrale theorie werd van een belangrijke filosofische beweging die ontstond tijdens de Gupta-periode genaamd Yogācāra. De primaire soetra die bij deze denkrichting hoort, is de Saṃdhinirmocana Sūtra, die beweert dat śūnyavāda niet de laatste definitieve leer van de Boeddha is. In plaats daarvan wordt gezegd dat de ultieme waarheid de opvatting is dat alle dingen (dharma's) alleen geest, bewustzijn of percepties zijn en dat ogenschijnlijk "externe" objecten (of "interne" onderwerpen) niet echt bestaan ​​los van de afhankelijk voortgekomen stroom van mentale ervaringen.

Wanneer deze stroom van mentaliteit wordt gezien als leeg van de subject-object dualiteit die we eraan opleggen, bereikt men de non-duale kennis van "Aldus", wat nirvana is. Deze doctrine is ontwikkeld door middel van verschillende theorieën, waarvan de belangrijkste de acht bewustzijnsvormen en de drie naturen zijn . De Saṃdhinirmocana noemt zijn doctrine de ' derde omwenteling van het dharmawiel'. De Pratyutpanna sutra vermeldt deze doctrine ook en stelt: "wat ook tot deze drievoudige wereld behoort, is niets anders dan gedachte. Waarom is dat? Het is omdat hoe ik me de dingen ook voorstel, ze er zo uitzien".

De meest invloedrijke denkers in deze traditie waren de Indiase broers Asanga en Vasubandhu , samen met een obscure figuur genaamd Maitreyanātha. Yogācāra-filosofen ontwikkelden hun eigen interpretatie van de leer van leegte, die Madhyamaka ook bekritiseerde omdat ze in het nihilisme vervalt.

Boeddha-natuur

De leer van de Boeddha-natuur, is belangrijk in alle moderne Mahāyāna-tradities, hoewel het op veel verschillende manieren wordt geïnterpreteerd. In grote lijnen houdt de Boeddha-natuur zich bezig met het verklaren van wat levende wezens in staat stelt om Boeddha's te worden. De vroegste bronnen voor dit idee kunnen de Tathagatagarbha Sūtra en de Mahāyāna Mahāparinirvāṇa Sūtra omvatten. De Mahāyāna Mahāparinirvāṇa verwijst naar "een heilige natuur die de basis vormt voor [wezens] die boeddha's worden", en het beschrijft het ook als het 'Zelf' (atman).

De ideeën die in de Boeddha-natuurliteratuur worden gevonden, zijn een bron van veel discussie en onenigheid onder zowel Mahāyāna-boeddhistische filosofen als moderne academici. Sommige geleerden hebben dit gezien als een invloed van het brahmaanse hindoeïsme, en sommige van deze soetra's geven toe dat het gebruik van de term 'zelf' gedeeltelijk wordt gedaan om niet-boeddhistische asceten voor zich te winnen (met andere woorden, het is een bekwame middelen). Volgens sommige geleerden vertegenwoordigt de Boeddha-natuur die in sommige Mahāyāna-sūtra's wordt besproken, geen substantiële zelf (ātman) die de Boeddha bekritiseerde; het is eerder een positieve uitdrukking van leegte en vertegenwoordigt de mogelijkheid om Boeddhaschap te realiseren door middel van boeddhistische praktijken.

Het Boeddha-natuurgenre van sūtra's kan worden gezien als een poging om boeddhistische leringen te verkondigen met behulp van positieve taal en tegelijkertijd de middenweg te handhaven, om te voorkomen dat mensen zich van het boeddhisme afkeren door een verkeerde indruk van nihilisme. Dit is het standpunt van de Laṅkāvatāra Sūtra, waarin staat dat de Boeddha's de leer van tathāgatagarbha onderwijzen (die klinkt als een atman) om die wezens te helpen die gehecht zijn aan het idee van anatman. De soetra gaat echter verder met te zeggen dat de tathāgatagarbha leeg is en eigenlijk geen substantieel zelf is.

Twijfel en discussie

Indiase Mahāyāna-boeddhisten kregen te maken met verschillende kritieken van niet-mahāyānisten met betrekking tot de authenticiteit van hun leringen. De belangrijkste kritiek waarmee ze te maken kregen, was dat de Mahāyāna-leringen niet door de Boeddha waren onderwezen, maar door latere figuren waren uitgevonden. Talrijke Mahāyāna-teksten bespreken deze kwestie en proberen op verschillende manieren de waarheid en authenticiteit van Mahāyāna te verdedigen.

Een idee dat Mahāyāna-teksten naar voren brachten, is dat Mahāyāna-leringen later werden onderwezen omdat de meeste mensen de Mahāyāna-sūtra's ten tijde van de Boeddha niet konden begrijpen en dat mensen pas in latere tijden bereid waren om de Mahāyāna te horen. Bepaalde traditionele verslagen stellen dat Mahāyāna-soetra's werden verborgen of veilig bewaard door goddelijke wezens zoals Naga 's of bodhisattva's totdat de tijd aanbrak om ze te verspreiden.

Evenzo stellen sommige bronnen ook dat Mahāyāna-leringen door andere boeddha's, bodhisattva's en deva 's aan een select aantal individuen werden geopenbaard (vaak door middel van visioenen of dromen). Sommige geleerden hebben een verband gezien tussen dit idee en Mahāyāna-meditatiepraktijken waarbij de visualisatie van Boeddha's en hun Boeddhalanden betrokken zijn.

De moderne Japanse zenboeddhistische geleerde DT Suzuki voerde op dezelfde manier aan dat hoewel de Mahāyāna-sūtra's misschien niet rechtstreeks door de historische Boeddha zijn onderwezen, de 'geest en centrale ideeën' van Mahāyāna afkomstig zijn van de Boeddha. Volgens Suzuki evolueerde Mahāyāna en paste zich aan de tijd aan door nieuwe leringen en teksten te ontwikkelen, met behoud van de geest van de Boeddha.

Paramitā

De Prajñapāramitā sūtra's en een groot aantal andere Mahāyāna-teksten noemen zes perfecties:

  • 1 vrijgevigheid, liefdadigheid, geven
  • 2 deugd, discipline, correct gedrag (zie ook: Bodhisattva voorschriften )
  • 3 geduld, verdraagzaamheid, verdraagzaamheid, acceptatie, uithoudingsvermogen
  • 4 energie, ijver, kracht, inspanning
  • 5 eenpuntige concentratie, contemplatie, meditatie
  • 6 transcendente wijsheid, spirituele kennis

Deze lijst wordt ook genoemd door de Theravāda-commentator Dhammapala, die het beschrijft als een indeling van dezelfde tien perfecties van het Theravada-boeddhisme. In de Ten Stages Sutra en de Mahāratnakūṭa Sūtra worden nog vier pāramitā's vermeld:

  • 7 Upāya pāramitā : bekwame middelen
  • 8 Praṇidhāna pāramitā : gelofte, resolutie, aspiratie, vastberadenheid, dit gerelateerd aan de bodhisattva-geloften
  • 9 Bala paramitā : spirituele kracht
  • 10 In Jñāna paramitā : kennis

Meditatie

Het Mahāyāna-boeddhisme leert een breed scala aan meditatiepraktijken. Deze omvatten meditaties die worden gedeeld met de vroege boeddhistische tradities, waaronder opmerkzaamheid van de ademhaling; aandacht voor de onaantrekkelijkheden van het lichaam liefdevolle vriendelijkheid; de contemplatie van afhankelijk ontstaan; en mindfulness van de Boeddha. In het Chinese boeddhisme staan ​​deze vijf praktijken bekend als de "vijf methoden om de geest tot rust te brengen of tot rust te brengen" en ondersteunen ze de ontwikkeling van de stadia van Jhãna.

De Yogācārabhūmi-Śāstra (samengesteld rond de 4e eeuw), de meest uitgebreide Indiase verhandeling over Mahāyāna-beoefening, bespreekt klassieke boeddhistische talrijke meditatiemethoden en -onderwerpen, waaronder de vier Jhãna's, de verschillende soorten samādhi, de ontwikkeling van inzicht (Vipassana) en rust (śamatha), 4 grondslagen van oplettendheid, 5 hindernissen van meditatie en klassieke boeddhistische meditaties en Mindfulness.

Een zeer populaire Mahāyāna-praktijk uit zeer vroege tijden omvatte de visualisatie van een Boeddha terwijl het beoefenen van mindfulness van een Boeddha samen met hun Pure Land. Deze praktijk kon de mediteerder het gevoel geven dat hij in de aanwezigheid van de Boeddha was en in sommige gevallen werd aangenomen dat het kon leiden tot visioenen van de Boeddha's, waardoor men leringen van hen kon ontvangen. Deze meditatie wordt onderwezen in talloze Mahāyāna-sūtra's, zoals de Pure Land-sutra's, de Akṣobhya-vyūha en de Pratyutpanna Samādhi. De Pratyutpanna stelt dat men door opmerkzaamheid van de Boeddha-meditatie deze Boeddha in een visioen of een droom kan ontmoeten en van hen kan leren.

In het Oost-Aziatische Mahāyāna-boeddhisme ontwikkelde ook tal van unieke meditatiemethoden, waaronder de Chan (Zen) praktijken van huatou, koan-meditatie en stille verlichting. Het Tibetaans boeddhisme omvat ook tal van unieke vormen van contemplatie, zoals Tonglen en lojong.

3 wendingen van Gautama de Boeddha

Binnen de Mahayana gaan ze ervan uit dat Gautama de Boeddha 3 verschillende scholen creerde aan leerlingen die daartoe geschikt waren:

  • In de eerste wending onderwees de Boeddha de vier edele waarheden in Sarnath voor degenen in de Theravada. Het wordt beschreven als geweldig en wonderbaarlijk, maar vereist interpretatie en veroorzaakt controverse. De doctrines van de eerste wending worden geïllustreerd in de Dharmacakra Pravartana Sūtra. Deze ommekeer vertegenwoordigt de vroegste fase van de boeddhistische leer en de vroegste periode in de geschiedenis van het boeddhisme.
  • In de tweede wending onderwees de Boeddha de Mahāyāna-leringen aan de bodhisattva's, waarbij hij leerde dat alle verschijnselen geen essentie hebben, niet ontstaan, niet vergaan, oorspronkelijk in rust zijn en in wezen ophouden. Deze wending wordt ook beschreven als wonderbaarlijk en wonderbaarlijk, maar vereist interpretatie en veroorzaakt controverse. De leer van de tweede wending is vastgelegd in de Prajñāpāramitā-leringen, die voor het eerst rond 100 vGT op schrift werden gesteld. In Indiase filosofische scholen wordt het geïllustreerd door de Mādhyamaka-school van Nāgārjuna.
  • In de derde wending onderwees de Boeddha soortgelijke leringen als in de tweede wending, maar voor iedereen in de drie voertuigen, inclusief alle śravaka's, pratyekabuddha's en bodhisattva's. Deze waren bedoeld als volledig expliciete leringen in hun volledige detail, waarvoor interpretaties niet nodig zouden zijn en er geen controverse zou ontstaan. Deze leringen werden al in de 1e of 2e eeuw n.Chr. Vastgesteld door de Saṃdhinirmocana Sūtra. In de Indiase filosofische scholen wordt de derde wending geïllustreerd door de Yogācāra -school van Asaṅga en Vasubandhu.

Sommige tradities van het Tibetaans boeddhisme beschouwen de leer van het esoterisch boeddhisme en Vajrayāna als de derde omwenteling van het Dharmawiel. Tibetaanse leraren, met name van de Gelugpa- school, beschouwen de tweede wending als de hoogste leer, vanwege hun specifieke interpretatie van de Yogācāra-doctrine. De leringen van de Boeddhanatuur worden normaal gesproken opgenomen in de derde omwenteling van het wiel.

Verdeling per land

Er zijn meerdere landen waar het Mahayana boeddhisme de voornaamste stroming is, en in elk land wordt het weer anders beleidt;

Chinees

Hedendaags Chinees Mahāyāna-boeddhisme (ook bekend als Han -boeddhisme) wordt beoefend door middel van vele verschillende vormen, zoals Chan, Pure land, Tiantai, Huayan en mantrapraktijken. Deze groep is de grootste populatie boeddhisten ter wereld. Er zijn tussen de 228 en 239 miljoen Mahāyāna-boeddhisten in de Volksrepubliek China (exclusief de Tibetaanse en Mongoolse boeddhisten die het Tibetaans boeddhisme beoefenen).

Koreaans

Het Koreaanse boeddhisme bestaat grotendeels uit de Koreaanse Seon - school (dwz Zen), voornamelijk vertegenwoordigd door de Jogye-orde en de Taego-orde. Koreaanse Seon bevat ook wat Pure Land-oefeningen. Het wordt voornamelijk beoefend in Zuid-Korea , met een ruwe bevolking van ongeveer 10,9 miljoen boeddhisten. Er zijn ook enkele kleinere scholen, zoals de Cheontae (dwz Koreaanse Tiantai), en de esoterische Jingak- en Chinŏn-scholen.

Japans

Het Japanse boeddhisme is verdeeld in talloze tradities, waaronder verschillende sekten van het Pure Land-boeddhisme, Tendai, Nichiren-boeddhisme, Shingon en Zen. Er zijn ook verschillende Mahāyāna-georiënteerde Japanse nieuwe religies die in de naoorlogse periode zijn ontstaan . Veel van deze nieuwe religies zijn lekenbewegingen zoals Sōka Gakkai en Agon Shū.

Vietnamees

Het Vietnamese boeddhisme is sterk beïnvloed door de Chinese traditie. Het is een synthese van talrijke praktijken en ideeën. Het Vietnamese Mahāyāna ontleent praktijken aan het Vietnamese Thiền (Chan/Zen), Tịnh độ (Pure Land) en Mật Tông (Mantrayana) en zijn filosofie aan Hoa Nghiêm (Huayan) en Thiên Thai (Tiantai). Nieuwe Mahāyāna-bewegingen hebben zich ook ontwikkeld in de moderne tijd, waarvan misschien wel de meest invloedrijke Thích Nhất Hạnh 's Plum Village Tradition is geweest, die ook put uit het Theravada-boeddhisme.

Hoewel het Vietnamese boeddhisme zwaar leed tijdens de oorlog in Vietnam (1955-1975) en tijdens de daaropvolgende communistische overname van het zuiden, is er een heropleving van de religie sinds de liberaliseringsperiode na 1986. Er zijn ongeveer 43 miljoen Vietnamese Mahāyāna-boeddhisten.

Noordelijk boeddhisme

Indo-Tibetaans boeddhisme, Tibetaans boeddhisme of "Noordelijk" boeddhisme is afgeleid van het Indiase Vajrayana-boeddhisme dat in het middeleeuwse Tibet werd overgenomen. Hoewel het tal van tantrische boeddhistische praktijken bevat die niet in het Oost-Aziatische Mahāyāna voorkomen, beschouwt het noordelijke boeddhisme zichzelf nog steeds als onderdeel van het Mahāyāna-boeddhisme (zij het als een die ook een effectiever en duidelijker voertuig of yana bevat).

Het hedendaagse noordelijke boeddhisme wordt traditioneel voornamelijk beoefend in de Himalaya-regio's en in sommige regio's van Centraal-Azië , waaronder: [212]