Angulimala en Niet-zelf: verschil tussen pagina's

Uit dharma-lotus.nl
(Verschil tussen pagina's)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'thumb|300px|Aṅgulimāla valt Gautama de Boeddha aan {{Personen uit de Pali-canon}} '''Aṅgulimāla''' was geen belangrijke maar wel een bekende leerling van Gautama de Boeddha. Het is een geliefd verhaal en toont de mogelijkheid van transformatie aan dat een zéér slecht iemand ook de verlichting kan bereiken in hetzelfde leven. ==Moordenaar== Aṅgulimāla was een beruchte moordenaar die een volmaakte heilige werd. Hij hee...')
 
 
Regel 1: Regel 1:
[[File:Angulimala.jpg|thumb|300px|Aṅgulimāla valt Gautama de Boeddha aan]]
{{#seo:
{{Personen uit de Pali-canon}}
|title=Niet-zelf
'''Aṅgulimāla''' was geen belangrijke maar wel een bekende leerling van [[Gautama de Boeddha]]. Het is een geliefd verhaal en toont de mogelijkheid van [[transformatie]] aan dat een zéér slecht iemand ook de verlichting kan bereiken in hetzelfde leven.
|titlemode=append
|keywords=zelf, niet-zelf, egoloos, egoloosheid, zelfloos, zelfloosheid, Boeddhisme, Boeddha, historische, dharma, mediteren, Mahayana, tibetaans, meditatie, goden, India, Nepal, Tibet.
|description=Volgens de Boeddhistische filosofie is er geen zelf, ik, mijn, ons of ziel. Maar als we zelfloos zijn, wat zijn we dan?
}}
{{Boeddhisme}}
Het concept van niet-zelf (Zelfloos, Anatta) is misschien wel een van de meest centrale leringen in het [[boeddhisme]], waardoor het onderscheidend en uniek is in vergelijking met alle andere grote bestaande religies in de wereld. Zonder een juist begrip en realisatie van het concept van niet-zelf, is het voor iemand onmogelijk om de essentie van de [[Dharma|leer van Gautama de Boeddha]] te begrijpen of vooruitgang te boeken op het boeddhistische pad van [[verlichting|bevrijding]]. Een snelle blik op de momenteel beschikbare boeddhistische literatuur onthult echter het feit dat de niet-zelf-doctrine nog steeds het meest verkeerd begrepen en verkeerd geïnterpreteerde aspect is van de leer van de Boeddha onder zowel niet-boeddhisten als boeddhisten.


==Moordenaar==
In andere geloven, religies en filosofieën zijn er 2 heersende doctrines met betrekking tot het leven na de dood;
Aṅgulimāla was een beruchte moordenaar die een volmaakte heilige werd. Hij heette eigenlijk Ahimsaka en dit betekent: onschadelijk. In zijn jeugd studeerde hij aan de beroemde universiteit van Takkasīla (Taxila). Toen hij daar afstudeerde was het zoals in die tijd gebruikelijk zijn plicht om een eregeschenk aan zijn leermeester te geven. Deze vroeg – op aandringen van jaloerse medestudenten van Angulimâla - duizend menselijke pinken van de rechter hand. Angulimâla protesteerde eerst maar stemde uiteindelijk toe. Daarbij dacht hij niet aan de mogelijkheid om dat aantal vingers te verzamelen in de open lijkenvelden in India. Hij kocht een stel wapens en ging naar het Jāliniwoud in Kosala. Daar leefde hij op een hoge rots vanwaar hij de weg kon overzien. Reizigers sloeg hij dood en nam van elk slachtoffer één pink.


Hij reeg de vingers aaneen en droeg ze als een krans om zijn nek. Daarom kreeg hij de bijnaam Aṅgulimāla: degene met een krans van vingers.
* de theorie van het eeuwigheid, waarin men geloofde dat er een permanente en blijvende entiteit is (atman, ziel), die na de dood van het fysieke lichaam in een hemel of hel terecht komt, of [[wedergeboorte|reincarneert]] in een volgend leven.  
Men begon dat woud te mijden en Aṅgulimāla moest naar de buurt van dorpen gaan. Hij viel voorbijgangers aan en sneed de pinken af. De mensen verlieten hun dorpen en gingen naar Sāvatthi. Zij vertelden hun leed aan de koning die bevel gaf Aṅgulimāla gevangen te nemen.
* de theorie van het nihilisme waarin men geloofde dat het lichaam en de ziel beide zullen vernietigen op het moment van overlijden zonder dat er iets overblijft.


Aṅgulimāla had toen al 999 pinken bijeen en er ontbrak nog maar één om het duizendtal vol te maken. Hij wilde de duizendste bijzonder laten zijn en zijn oog viel eerst op zijn moeder en later op Gautama de Boeddha. Bij hun ontmoeting in het bos riep Aṅgulimāla: “Stop, [[monnik]], stop.” Het antwoord van de Verhevene luidde: “Ik ben gestopt, Aṅgulimāla; stop jij ook.” Aṅgulimāla vroeg wat de Boeddha met deze woorden bedoelde en de Verhevene gaf als antwoord: “Aṅgulimāla, ik ben voor altijd gestopt met het plegen van geweld jegens al wat leeft. Maar jij niet.”
[[Gautama de Boeddha]] verwierp beide doctrines omdat beide geloofden in het bestaan ​​van een blijvende en vaste entiteit of een ziel, hetzij op een eeuwige of tijdelijke basis.
Bij het horen van deze woorden was Aṅgulimāla diep bewogen. Hij besloot alle kwaad op te geven. Hij vroeg tot de Sangha toegelaten te worden. En met de woorden: “Kom, bhikkhu,” nam de Verhevene hem op in de Orde van de monniken. Aṅgulimāla hield zijn bijnaam als naam van monnik. Hij werd in de leer en in de gedragsregels voor monniken onderwezen. Hij streefde ijverig en met volharding naar het opperste doel en bereikte de verlichting. De vroegere moordenaar werd een van de arahants. Het was te Sāvatthi in het 20e jaar na de Verlichting van de Verhevene.


==MN 86: Aṅgulimāla Sutta==
==3 kenmerken van bestaan==


Het levensverhaal van Aṅgulimāla staat opgetekend in de Pali-canon in de Aṅgulimāla Sutta:
Volgens de boeddhistische leer zijn de [[3 grote waarheden|drie universele kenmerken van het bestaan]] ​​(tilakkhana):  


===Aṅgulimāla===
* afhankelijkheid
<347>
* veranderlijkheid
1. Aldus heb ik gehoord. De Gezegende verbleef eens in Anāthapiṇḍika’s Bosklooster, in het Bos van Prins Jeta nabij Sāvatthī.
* Niet-zelf


2. En in die tijd was er een bandiet in het koninkrijk van Kosala, het rijk van Koning Pasenadi, die Aṅgulimāla heette en wreed was, met bebloedde handen, die toegewijd was aan moord en vernietiging, zonder genade voor levende wezens. En hij maakte dat dorpjes tenietgedaan werden, dat marktstadjes tenietgedaan werden, dat het platteland tenietgedaan werd.(1) Hij was voortdurend mensen aan het vermoorden, en droeg een krans van [aaneengeregen] vingers.
Die met elkaar verbonden en onderling afhankelijk zijn. Dit zijn de kenmerken die gemeenschappelijk zijn voor alles wat in het universum bestaat, zowel levend als levenloos, evenals de fysieke en mentale verschijnselen.


===De Boeddha bezoekt Aṅgulimāla===
Elk object (Nãman) of situatie (Rüpa) is onderheving aan zowel interne als externe omstandigheden en veranderd daardoor continu. Iets kan dus nooit Zelf zijn, want zodra je het ziet als een individueel iets, is het alweer veranderd. Alles wat naar een Zelf verwijst is dan ook niet bestand zoals Zelf, Ik, Mijn, Ons, Atman of Ziel. De kenmerken van veranderlijkheid en afhankelijkheid bestonden al in de doctrines van andere religies die in India heersten in de tijd van Gautama de Boeddha, maar het kenmerk van niet-zelf is uniek voor de boeddhistische leer. Gautama de Boeddha realiseerde zich deze drie kenmerken tijdens het proces van het bereiken van volledige verlichting.


3. En toen, in de ochtend, kleedde de Gezegende zich aan, nam zijn schaal en overkleed, en ging Sāvatthī binnen voor aalmoesgiften. Toen hij in Sāvatthī een aalmoesronde had gelopen en daarvan teruggekeerd was en zijn maaltijd genuttigd had, bracht hij zijn verblijfplaats in orde, nam zijn schaal en overkleed, en vertrok op de weg die naar de bandiet Aṅgulimāla leidde. En koeienherders, schaapherders, boeren en reizigers zagen de Gezegende lopen op de weg die naar de bandiet Aṅgulimāla leidde, en zeiden tegen hem: "Volg deze weg niet, monnik, want op deze weg bevindt zich de bandiet Aṅgulimāla, die wreed is, met bebloedde handen, die toegewijd is aan moord en vernietiging, zonder genade voor levende wezens. Hij maakt dat dorpjes tenietgedaan worden, dat marktstadjes tenietgedaan worden, dat het platteland tenietgedaan wordt. Hij is voortdurend mensen aan het vermoorden, en draagt een krans van [aaneengeregen] vingers. Monnik, groepen van tien man, twintig man, dertig man, veertig man en vijftig man zijn langs deze weg gegaan, en zelfs zij vielen in de handen van de bandiet Aṅgulimāla." En nadat dit gezegd was, ging de Gezegende zwijgend verder.
→ [[3 grote waarheden|lees hier verder...]]
En een tweede keer... En een derde keer zagen koeienherders, schaapherders, boeren en reizigers de Gezegende lopen op de weg die naar de bandiet Aṅgulimāla leidde, en zij zeiden tegen hem: "Volg deze weg niet, monnik, want op deze weg bevindt zich de bandiet Aṅgulimāla... Monnik, groepen van tien man, twintig man, dertig man, veertig man en vijftig man zijn langs deze weg gegaan, en zelfs zij vielen in de handen van de bandiet Aṅgulimāla."
<348>


===En de Gezegende ging zwijgend verder.===
==De onjuiste visie: bestaan van een Zelf==


4. En de bandiet Aṅgulimāla zag de Gezegende van verre aankomen, en dacht: "Het is opzienbarend, het is verbazingwekkend! Groepen van tien man, twintig man, dertig man, veertig man en vijftig man zijn langs deze weg gegaan, en zelfs zij vielen in mijn handen. En toch komt deze monnik alleen en zonder metgezel hierheen, alsof hij zich een weg baant. Zou ik dan die monnik eens het leven ontnemen?" En toen pakte de bandiet Aṅgulimāla zijn zwaard en schild, bond zijn boog en pijlkoker om [zijn bovenlijf], en rende de Gezegende op korte afstand achterna.
De Sanskriet-term "Atman" of de Pali-term "Atta" verwijst naar een permanent blijvende entiteit, een metafysisch "zelf", dat ook kan worden omschreven als "ego" of "ziel". Het werd beschouwd als een autonome en onafhankelijke entiteit, persoonlijkheid of een agent binnen de persoon die eeuwig en eeuwig is, functionerend als de denker van de gedachten en de voeler van de gevoelens. Iemand die in zo'n entiteit gelooft, zal geloven dat het die entiteit is, zelf, ziel of ego, die geluk en ongeluk ervaart, goede of slechte daden verricht ([[karma|kamma]]) en zal herboren worden in een [[6 bestaansvormen|goed of slecht bestaansniveau]], afhankelijk van de kwaliteit van het kamma. Wanneer de term zelf in de [[Pali-canon|boeddhistische geschriften]] wordt gebruikt, is dat alleen als een louter didactisch instrument en niet als een aanduiding voor iets dat werkelijk in een persoon bestaat.  


5. En toen verrichtte de Gezegende zo'n prestatie van magische kracht, dat de bandiet Aṅgulimāla, zo hard lopend als hij kon, niet in staat was de Gezegende, die op een normaal tempo liep, in te halen. En toen dacht de bandiet Aṅgulimāla het volgende: "Het is wonderbaarlijk, het is verbazingwekkend! Voorheen haalde ik rennende olifanten in en pakte ze vast, ik haalde rennende paarden in en pakte ze vast, ik haalde rijdende rijtuigen in en pakte ze vast, ik haalde rennende herten in en pakte ze vast; maar toch kan ik nu deze monnik die op een normaal tempo loopt niet inhalen, ook al ren ik zo hard als ik kan!"(2) En hij stond stil en zei tegen de Gezegende: "Stop, monnik, stop!"
Gautama de Boeddha verwierp categorisch het bestaan ​​van een autonome, onafhankelijke en eeuwige entiteit of een substantie in een individueel bestaan ​​die kan worden omschreven als ego, zelf of ziel. Gautama de Boeddha verklaarde dat er geen metafysisch zelf is en dat een individu of persoonlijkheid niets anders is dan een psychofysisch complex (naman-rupa), bestaande uit de [[5 khanda's|vijf aggregaten]] van vastklampen die onderling afhankelijk zijn en geen van hen kan bestaan ​​zonder de aanwezigheid van anderen.
"Ik ben al gestopt, Aṅgulimāla. Stop jij ook eens!"
En toen dacht de bandiet Aṅgulimāla het volgende: "Die monniken, zonen van de Sakyas, spreken de waarheid, handhaven de waarheid. Maar deze monnik zegt, terwijl hij loopt: 'Ik ben al gestopt, Aṅgulimāla. Stop jij ook eens!' Zal ik hem dan eens [daarover] ondervragen?"
<349>


:6. En toen sprak de bandiet Aṅgulimāla de Gezegende in vers toe:
==De vijf aggregaten van vastklampen (aan het Zelf)==
:"Al lopend, monnik, zeg je dat je bent gestopt,
:En over mij, stilstaand, dat ik niet ben gestopt.
:Ik vraag je, monnik, naar de betekenis hiervan:
:Hoe is het, dan, dat jij bent gestopt en ik niet?"


:"Voor altijd gestopt ben ik, Aṅgulimāla,
* Vorm of materie (Rupa)
:Voor alle wezens heb ik geweld afgezworen.
* Gevoel of gewaarwording (vedana)
:Maar jij bent onbeheerst jegens levende wezens;
* Perceptie (sanna)
:Daarom ben ik wel gestopt en jij niet."
* Mentale vorming (Sankhara)
* Bewustzijn (Vinnana)


:"Eindelijk dan, is deze hoog vereerde Wijze,
In de Khandha sutta van de Samyutta Nikaya (verzameling van de Boeddha's verbonden verhandelingen), heeft de Boeddha een verzameling van vastklampen beschreven als elke vorm, gevoel, perceptie, mentale formatie of bewustzijn, hetzij verleden, heden of toekomst, intern of extern, grof of subtiel, inferieur of superieur, ver of dichtbij, dat verband houdt met mentale verontreiniging en onderhevig is aan vastklampen. Deze vijf aggregaten vormen samen het psycho-fysieke complex van geest en materie (naman-rupa), beschreven als een wezen of persoonlijkheid, en het kan worden gezegd dat het het hele scala aan ervaringen van een levend wezen omvat.
:Naar dit bos gekomen om de waarheid te vertellen.
:Het vers over Dhamma heb ik nu gehoord,
:En ik zal verder leven met het kwade opgegeven."


:Zo sprekend, nam de bandiet zijn wapens,
De [5 khanda's|5 aggregaten]] functioneren samen als een groep om al onze persoonlijke ervaringen te produceren. Het eerste aggregaat van vorm vertegenwoordigt het materiële aspect, terwijl de andere vier aggregaten een verscheidenheid aan mentale acties vertegenwoordigen. Ze ontstaan ​​als gevolg van fysieke en mentale voorafgaande omstandigheden, maar houden onmiddellijk op en zijn in een constante staat van verandering zonder stabiele of permanente entiteit. Degenen die deze realiteit niet kennen, geloven misschien dat het fysieke lichaam of de geest iemands zelf kan vertegenwoordigen. Het fysieke lichaam wordt oud, wordt ziek, vergaat en sterft uiteindelijk en er is geen controle of invloed op dat natuurlijke proces. Op dezelfde manier rent ook onze geest rond als een aap met gedachten, beelden, herinneringen en meningen en ook op dat mentale proces hebben we geen controle of invloed vanwege hun zeer voorbijgaande aard.
:En wierp ze in een kloof, een afgrond, een ravijn.
:En hij vereerde de voeten van de Gelukkige,
:En verzocht daar, op die plek, het weggaan in thuisloosheid.


:En de Boeddha, de Wijze vol mededogen,
De Boeddha heeft de vijf aggregaten van het vasthouden aan vijf verschillende niet-substantiële verschijnselen als volgt vergeleken;
:Die leraar van de wereld, met al haar goden,
:Zei toen tegen hem: "Kom, monnik."
:En zo was het dat hij een monnik werd. <350>


7. En toen vertrok de Gezegende op wandeltocht terug naar Sāvatthī, met de Eerwaarde Aṅgulimāla als volgeling. In etappes reizend, kwamen zij [na verloop van tijd] aan in Sāvatthī. En daar leefde de Gezegende in Anāthapiṇḍika’s Bosklooster, in het Bos van Prins Jeta.
* Materiële vorm tot een brok schuim (Rupa)
* Gevoel voor een waterbel (Vedana)
* Perceptie tot een luchtspiegeling (Sanna)
* Mentale vorming tot een stam van een weegbree-boom zonder centraal hardhout (Sankhara)
* Bewustzijn naar een illusie (Vinnana)


===Aṅgulimāla en Koning Pasenadi===
→ [[5 khanda's|lees hier verder...]]


8. En in die tijd kwam er een grote menigte mensen samen bij de poort van het paleis van Koning Pasenadi van Kosala, welke luidruchtig was en een groot lawaai maakte: "Sire, de bandiet Aṅgulimāla leeft in uw rijk. Hij is wreed, met bebloedde handen, toegewijd aan moord en vernietiging, zonder genade voor levende wezens. Hij maakt dat dorpjes tenietgedaan worden, dat marktstadjes tenietgedaan worden, dat het platteland tenietgedaan wordt. Hij is voortdurend mensen aan het vermoorden, en draagt een krans van [aaneengeregen] vingers. Sire, U moet hem bedwingen!"
==2 soorten waarheid==


9. En toen, rond het middaguur, vertrok Koning Pasenadi van Kosala uit Sāvatthī, samen met een cavalerie van 500 man te paard, en hij ging het klooster binnen. Voor zover het pad dat toeliet ging hij met zijn rijtuig, toen stapte hij uit en ging te voet verder naar de Gezegende. Bij de Gezegende aangekomen, betoonde hij hem eerbied en ging terzijde van hem zitten. Toen Koning Pasenadi van Kosala zo gezeten was, zei de Gezegende het volgende: "Wat is er aan de hand, grote koning? Heeft Koning Seniya Bimbisāra U wat aangedaan? Of de Licchavis van Vesāli? Of een andere vijandige koning?"
Er zijn [[2 soorten waarheden]] in de wereld


10. "Koning Seniya Bimbisāra heeft mij niets aangedaan, Eerwaarde. En ook de Licchavis van Vesāli niet, noch enige andere vijandige koning. Eerwaarde, de bandiet Aṅgulimāla leeft in mijn rijk. Hij is wreed, met bebloedde handen, toegewijd aan moord en vernietiging, zonder genade voor levende wezens. Hij maakt dat dorpjes tenietgedaan worden, dat marktstadjes tenietgedaan worden, dat het platteland tenietgedaan wordt. Hij is voortdurend mensen aan het vermoorden, en draagt een krans van [aaneengeregen] vingers. Ik zal hem nu gaan bedwingen."(3)
* Conventionele waarheid (sammuthi sacca)
* Ultieme waarheid (paramaththa sacca)


11. "Grote koning, wat als u Aṅgulimāla zou zien met zijn hoofdhaar afgeschoren, een geel kleed omgedaan, het huiselijk leven verlaten en weggetrokken in thuisloosheid; zich onthoudend van het doden van levende wezens, zich onthoudend van stelen, zich onthoudend van liegen, slechts een maaltijd per dag etend, het celibaat volgend, deugdzaam en van goed karakter: wat zou u dan doen?"
Volgens de boeddhistische leer is de ultieme waarheid dat er geen permanente, onveranderlijke metafysische entiteit is die zelf wordt genoemd, maar dat een individu kan worden beschreven als een empirisch zelf dat niets anders is dan een psychofysisch complex van geest-materie (naman–rupa) bestaande uit de afhankelijk ontstane vijf aggregaten. Het gebruik van termen als 'individu', 'persoon', 'ik' of 'jij' is slechts een conventionele manier om dit empirische zelf te beschrijven, wat de conventionele waarheid is.
"Eerwaarde, we zouden hem dan eer betonen; we zouden dan van onze zetel opstaan en hem een zetel aanbieden; we zouden hem dan uitnodigen om de benodigdheden van kleding, aalmoesvoedsel, verblijfsplaats en medicijnen te accepteren; en we zouden dan voor rechtmatige bescherming, bewaking en beveiliging zorgen. Maar hoe, Eerwaarde, zou zo'n immoreel persoon met zo'n slecht karakter zo deugdzaam en zelfbeheerst kunnen zijn?"


12. "En op dat moment zat de Eerwaarde Aṅgulimāla niet ver van de Gezegende. En toen wees de Gezegende met zijn rechterhand, en zei tegen Koning Pasenadi van Kosala: "Dit, grote koning, is Aṅgulimāla."
Gautama de Boeddha kreeg in de Cula-Malunkyovada sutta de vraag:  
En toen was Koning Pasenadi bang en doodsbenauwd, en zijn haar stond overeind. En de Gezegende zag dat Koning Pasenadi bang en ontsteld was, en zei het volgende: "Wees niet bang, grote koning: er is niets dat U van hem te vrezen hebt."
En toen kwamen de angst en schrik van Koning Pasenadi tot bedaren, en zijn haar stond niet meer overeind. En Koning Pasenadi ging naar de Eerwaarde Aṅgulimāla, en vroeg hem: "Eerwaarde, bent U werkelijk Aṅgulimāla?"
"Ja, grote koning."
"Van welke familie is uw vader, van welke familie is uw moeder?"
"Grote koning, mijn vader is een Gagga, mijn moeder is een Mantāṇi."
"Eerwaarde, mag de heer Gagga Mantāṇiputta dan verheugd zijn. Ik zal in de benodigdheden van kleding, aalmoesvoedsel, verblijfsplaats en medicijnen van de heer Gagga Mantāṇiputta voorzien."
<351>


13. Maar in die periode was de Eerwaarde Aṅgulimāla een wildernisbewoner; hij at slechts aalmoesvoedsel van de aalmoesronde; hij droeg slechts afgedankte kleding; hij beperkte zijn kledij tot [de basis–set van] drie gewaden. En de Eerwaarde Aṅgulimāla zei het volgende tegen Koning Pasenadi: "Genoeg, grote koning: mijn [drie] gewaden zijn reeds compleet."
:''"Zijn de ziel en het lichaam hetzelfde?"''
En toen ging Koning Pasenadi naar de Gezegende. Bij de Gezegende aangekomen, betoonde hij hem eerbied en ging terzijde zitten. Zo gezeten zei Koning Pasenadi het volgende tegen de Gezegende: "Het is geweldig, Eerwaarde! Het is verbazingwekkend, Eerwaarde! Hoe de Gezegende ongetemden temt, rustelozen tot vrede brengt, en maakt dat wie Nibbāna [nog] niet bereikt heeft, Nibbāna bereikt.
:''"Is de ziel het ene en het lichaam het andere?"''
"Eerwaarde, die man die wijzelf met wapens en met geweld niet konden temmen, is door de Gezegende zonder wapens en zonder geweld getemd. En nu, Eerwaarde, gaan wij ervandoor: we hebben het druk en hebben nog veel te doen."
"Grote koning, doet U dat waar het volgens U tijd voor is."
En toen stond Koning Pasenadi van Kosala op van zijn zetel, betoonde eerbied aan de Gezegende, draaide rechts om en vertrok.


===Aṅgulimāla ziet een pijnlijke bevalling===
Gautama de Boeddha antwoorde:


14. En toen, in de ochtend, kleedde de Eerwaarde Aṅgulimāla zich aan, nam zijn schaal en overkleed, en ging Sāvatthī binnen voor aalmoesgiften. En terwijl hij van huis tot huis een aalmoesronde in Sāvatthī liep, zag hij een zekere vrouw die een zeer pijnlijke bevalling onderging, die een stuitbevalling onderging. En toen hij dat zag, dacht hij het volgende: "Werkelijk, wezens zijn gekweld! Werkelijk, wezens zijn gekweld!"
''“Omdat ze niet verbonden zijn met het doel, zijn ze niet fundamenteel voor het heilige leven. Ze leiden niet tot onttovering, kalmte, stopzetting, kalmering, directe kennis, zelfontwaking, ontbinding. Daarom zijn ze niet door mij aangegeven”''.
En toen de Eerwaarde Aṅgulimāla in Sāvatthī zijn aalmoesronde had gelopen en daarvan teruggekeerd was en zijn maaltijd genuttigd had, ging hij naar de Gezegende. Bij de Gezegende aangekomen, betoonde hij hem eerbied en ging terzijde zitten. Zo gezeten zei de Eerwaarde Aṅgulimāla het volgende tegen de Gezegende: "Eerwaarde, deze ochtend kleedde ik mezelf aan, nam mijn schaal en overkleed, en ging Sāvatthī binnen voor aalmoesgiften. En terwijl ik van huis tot huis een aalmoesronde in Sāvatthī liep, zag ik een zekere vrouw die een zeer pijnlijke bevalling onderging, die een stuitbevalling onderging. En toen ik dat zag, dacht ik het volgende: 'Werkelijk, wezens zijn gekweld. Werkelijk, wezens zijn gekweld!'
15. "In dat geval, Aṅgulimāla: ga naar die vrouw toe, en zeg haar het volgende: 'Zuster, ik ben me niet bewust dat ik sinds mijn geboorte opzettelijk een levend wezen het leven ontnomen heb. Door deze waarheid, mogen jij en je [ongeboren] kind welzijn beleven.'"
"Maar Eerwaarde, dat zou dan zeker voor mij een bewuste leugen zijn, want ik heb vele levende wezens opzettelijk het leven ontnomen."
"In dat geval, Aṅgulimāla: ga naar die vrouw toe, en zeg haar het volgende: 'Zuster, ik ben me niet bewust dat ik, sinds ik met de Edele geboorte geboren ben, opzettelijk een levend wezen het leven ontnomen heb. Door deze waarheid, mogen jij en je kind welzijn beleven.'"
"Ja, Eerwaarde," stemde de Eerwaarde Aṅgulimāla toe. En hij ging naar die vrouw en zei haar: "Zuster, ik ben me niet bewust dat ik, sinds ik met de Edele geboorte geboren ben, opzettelijk een levend wezen het leven ontnomen heb. Door deze waarheid, mogen jij en je kind welzijn beleven." En die vrouw beleefde welzijn, en het kind beleefde welzijn.


===Aṅgulimāla bereikt verlichting===
In de Anatta-lakkhana Sutta legt Gautama de Boeddha uit:


16. Niet lang daarna bereikte de Eerwaarde Aṅgulimāla, alert, vol ijver en vastberaden, alleen en in afzondering levend, het onovertroffen doel waarvoor zonen van goede families terecht het huiselijk leven verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. Hij bereikte de perfectie van het religieuze leven en zag de Dhamma en hij begreep en verwezenlijkte haar volledig. Hij besefte: “Geboorte is ten einde, het religieuze leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen verdere toestand van bestaan.” En de eerwaarde Aṅgulimāla werd een van de Arahants.  
:''Vorm is veranderlijkheid, omdat vorm veranderlijk is, is het pijnlijk en omdat vorm veranderlijk en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".''
<352>
:''Gevoel is veranderlijk , omdat gevoel veranderlijk  is, is het pijnlijk en omdat het veranderlijk  en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".''
:''Waarneming is veranderlijk veranderlijk, omdat waarneming veranderlijk  is, is het pijnlijk en omdat hetveranderlijk  en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".''
:''Mentale vorming is veranderlijk, omdat mentale vorming veranderlijk  is, is het pijnlijk en omdat het veranderlijk  en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".''
:''Bewustzijn is veranderlijk, omdat bewustzijn veranderlijk  is, is het pijnlijk en omdat het veranderlijk  en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".''


===Aṅgulimāla wordt mishandeld===
En ook in de Chachakka sutta wordt dit door Gautama de Boeddha nog eens uitgelegd:


17. En toen, in de ochtend, kleedde de Eerwaarde Aṅgulimāla zich aan, nam zijn schaal en overkleed en ging Sāvatthī binnen voor aalmoesgiften. Toen gooide iemand een kluit aarde tegen het lichaam van de eerwaarde Aṅgulimāla. En iemand anders gooide een stok tegen zijn lichaam, en weer iemand anders gooide een potscherf tegen zijn lichaam. En toen ging de eerwaarde Aṅgulimāla met snijwonden op zijn hoofd waar het bloed uit stroomde en met een gebroken schaal en een gescheurd overkleed naar de Gezegende toe. De Gezegende zag de Eerwaarde Aṅgulimāla van verre aankomen, en zei tegen hem: "Verdraag het, Brahmaan! Verdraag het, Brahmaan! Van die daden die zouden leiden tot het doorbrengen van vele jaren, vele honderden jaren, vele duizenden jaren in een hel: van die daden ervaar jij nu het gevolg in het hier–en–nu."
:''Het oog is niet-zelf,''
:''Vormen zijn niet-zelf,''
:''Oogbewustzijn is niet-zelf,''
:''Ooggebaseerde zintuiglijke indruk (contact) is niet-zelf,''
:''Gevoel dat daaruit voortkomt is niet-zelf en''
:''Verlangen dat ermee geassocieerd is, is niet-zelf ”''


===versen van Aṅgulimāla===
Als men het oog, de vormen, het oogbewustzijn, het oogcontact, het gevoel dat voortkomt uit het oogcontact en het bijbehorende verlangen beschouwt als "van mij", "ik ben dit" en "dit ben ikzelf", zal dit leiden tot de vorming van het concept van een permanent zelf. Omdat ze allemaal het kenmerk van ontstaan ​​en vergaan hebben, zou het ook het ontstaan ​​en vergaan van het zelf betekenen. Hetzelfde geldt voor de andere vijf zintuigbasissen oor, neus, tong, lichaam en geest.


:18. En later, toen de eerwaarde Aṅgulimāla naar een afgezonderde plek gegaan was en daar in retraite het geluk der bevrijding ervoer, deed hij de volgende uitspraken:
==De visie op Zelf-identificatie==
:"Wie vroeger nalatig was
:Maar het later niet meer is:
:Zij verlichten de wereld als de maan
:Die van achter de wolken te voorschijn komt.


:Wie zijn slecht gedane daden
Vragen zoals: Was ik vroeger? Was ik niet in het verleden? Wat was ik in het verleden? Hoe was ik vroeger? Wat ben ik geworden in het verleden? Ben ik? Ben ik niet? Wat ben ik? Hoe gaat het met mij? Waar komt dit wezen vandaan? Waar zal het heen gaan? Zal ik in de toekomst zijn? Zal ik niet in de toekomst zijn? Wat zal ik in de toekomst zijn? Hoe zal ik in de toekomst zijn? Wat ben ik geweest, wat zal ik in de toekomst worden?
:Overdekt met wat heilzaam is:
:Zij verlichten de wereld als de maan
:Die van achter de wolken te voorschijn komt.


:Heus, een monnik die nog jong is
Wanneer men aandacht schenkt aan kwesties die niet geschikt zijn om aandacht aan te besteden zoals hierboven, kan een van de volgende zes verkeerde opvattingen ontstaan ​​die iemand voortdurend in de cyclus van geboorte en dood ([[Samsara]]) kunnen houden met al het lijden van dien:
:En zich inzet in Boeddha's leer:
:Hij verlicht deze wereld als de maan
:Die van achter de wolken te voorschijn komt.


:Laat mijn vijanden Dhamma toespraken horen,
* ik heb een zelf
:Laten zij zich inzetten in de leer van de Boeddha,
* ik heb geen zelf
:Laat mijn vijanden met goede mensen omgaan,
* Het is precies door middel van het zelf dat ik het zelf waarneem
:Die anderen de Dhamma kunnen laten accepteren.
* Het is precies door middel van het zelf dat ik het niet-zelf waarneem
* Het is precies een middel van niet-zelf dat ik het zelf waarneem
* Het zelf van mij is constant, eeuwigdurend, eeuwig en niet aan verandering onderhevig


:Laat mijn vijanden regelmatig luisteren
In plaats van ongepaste aandacht te besteden aan die vragen, is het advies van Gautama de Boeddha om gepaste aandacht te schenken aan de [[4 edele waarheden]]:
:Naar hen die de Dhamma verkondigen:
:Die leer van geduld en acceptatie,
:En in overeenstemming daarmee handelen.


:Dan zouden zij zeker niet mij verwonden,
* 1e edele waarheid: dhukka - het leven bestaat uit lijden
:Noch enig ander levend wezen.
* 2e edele waarheid: Samudaya - de oorzaak van dit lijden
:En met de ultieme vrede dan bereikt,
* 3e edele waarheid: Nirodha - de waarheid van het verdwijnen van het lijden
:Zouden zij zwakken en sterken beschermen.
* 4e edele waarheid: Magga - de waarheid (Dharma) van de weg. Magga verwijst naar het [[8-voudige pad]]


:Watermanagers leiden het water,
Om de waarheid door wijsheid te realiseren, heeft Gautama de Boeddha geadviseerd om het lijden volledig te begrijpen, de oorzaken van het lijden achterwege te laten, Nibbana te realiseren en het pad te ontwikkelen. Doen we dit niet, dan kan Zelf-identificatie een patroon gaan worden.
:Pijlenmakers maken de pijl recht,
:Timmermannen maken het hout recht,
:De wijzen beheersen zichzelf.


:Sommigen temmen met een stok,
===Zelf-identificatie als patroon===
:Met een haak of met een zweep.
:Maar zonder wapens, zonder geweld:
:Op zo'n manier werd ik getemd.


:'De Geweldloze': dat is mijn naam,
Zelf-identificatie (persoonlijkheidsgeloof, zelfbedrog)  is de onjuiste visie van identificatie met een van de vijf aggregaten van het psycho-fysieke complex van geest-materie (naman-rupa) dat vormt wat wordt een individu of persoonlijkheid genoemd als "zelf", "ziel", "ik" of "mij". Er zijn drie mogelijke manieren waarop zelfidentificatie kan plaatsvinden:
:Al was ik vroeger gewelddadig.
:Mijn naam is terecht nu, in het heden,
:Want ik verwond geen enkel wezen.


:Een bandiet was ik vroeger,
* Dit is van mij – vanwege verlangen ( tanha )
:Ik stond bekend als Vinger–krans.
* Dit ben ik - vanwege verwaandheid ( mana )
:Weggespoeld door de grote vloed,
* Dit ben ik zelf – door verkeerde kijk ( ditthi )
:Ging ik voor toevlucht naar de Boeddha.


:Bebloede handen had ik vroeger,
In de boeddhistische leer wordt het vasthouden aan de aggregaten, in de overtuiging dat ze een permanente en absolute entiteit vormen zoals 'ik' of 'ik', beschreven als een illusie die alleen kan resulteren in uiteindelijk lijden en een continu bestaan ​​in de cyclus van geboorte en dood ( samsara ) . Identificatie met een zelf is beschreven als verantwoordelijk voor de ontwikkeling van mentale verontreinigingen zoals egoïsme, verwaandheid, begeerte, gehechtheid, egoïsme, kwade wil, haat enz.
:Ik stond bekend als Vinger–krans.
:Zie hoe ik voor toevlucht ga,
:wat tot bestaan leidt is verwijderd.


:Zulke daden heb ik veel gedaan:
==10 ketens==
:Die leiden tot een slechte bestemming;
:Het resultaat ervan bereikt me nu:
:Vrij van schuld eet ik mijn voedsel.


:Toegevend aan nalatigheid:
De Boeddha heeft het zelfidentiteitsbeeld beschreven als de eerste van de [[10 ketens]] die fungeren voelende wezens gebonden te houden aan de cyclus van geboorte en dood (samsara). Desze 10 ketens zijn:
:Die dwaze domme mensen.
:Waakzaam zijn is voor de wijze:
:Een enorme rijkdom die hij bewaakt.


:Geef niet toe aan nalatigheid.
* Geloof in persoonlijkheid; De noties van 'ik ben', 'dit is van mij' of 'dit ben ik' komen nog steeds in hem op en soms valt hij er nog voor en beleeft ze als echt, maar het besef dat ze eigenlijk niet waar zijn (zie anatta) is diep in hem gevestigd. Hij gelooft niet meer in een persoonlijke essentie. Hij gelooft, en heeft zelf met diep inzicht gezien, dat de vijf khandhas, die samen het conventionele 'persoon' vormen, onderhevig zijn aan de drie karakteristieken.
:Wordt niet intiem met zintuiglijk genot.
* Sceptische twijfel; Hij ervaart geen 'sceptische twijfel' meer ten opzichte van de Dhamma, de leer van de Boeddha.
:Want heus, wie waakzaam mediteert,
* Gehechtheid aan regels en rituelen; Hij is niet meer gehecht aan regels en rituelen. Hij weet dat dit slechts wereldse conventies zijn. Al is hij er niet gehecht aan, hij observeert ze wel en ze hebben nog steeds waarde voor hem.
:Verkrijgt geluk in overvloed.
* verlangen naar sensueel genot; Hij ervaart geen sensuele verlangens en begeerten meer.
* kwade wil en haat; Hij wenst mensen slechts het beste toe. Hij ervaart geen boosheid en haat meer.
* verlangen naar fijn-materieel bestaan; Hij ervaart geen verlangen naar de hoge stadia van meditatie die als fijn-materieel beschreven worden (de vier lagere jhanas).
* verlangen naar immaterieel bestaan; Hij ervaart geen verlangen meer naar de hoge stadia van meditatie die als immaterieel beschreven worden (de vier hogere jhanas).
* verwaandheid; hij ervaart geen verwaandheid meer.
* rusteloosheid; hij ervaart geen rusteloosheid meer en is altijd innerlijk vredig.
* ignorantie; Hij beleeft geen ignorantie van de drie karakteristieken van het bestaan meer. Hij hoeft geen moeite meer te doen om onwetendheid of ignorantie te verdrijven door zijn geest in de waarheid te vestigen. Ignorantie kan niet meer in zijn geest ontstaan door zijn.


:Welkom was het en dat bleef het:
→ [[10 ketens|lees hier verder...]]
:Het was geen slecht idee van mij.
:Van alle leringen die er zijn,
:Ben ik bij de beste gekomen.


:Welkom was het en dat bleef het:
==Niet-zelf en afhankelijk ontstaan==
:Het was geen slecht idee van mij.
:De Drievoudige Kennis heb ik behaald
:Gedaan is de leer van de Boeddha."


[[categorie: personen uit de Pali-canon]]
[[Afhankelijk ontstaan]] ​​is een ander centraal en belangrijkste aspect van de boeddhistische leer en er is een nauw verband tussen het concept van niet-zelf en afhankelijk ontstaan. Afhankelijk ontstaan ​​bestaande uit twaalf conditionerende factoren verklaart hoe de fysieke en mentale fenomenen in het universum ontstaan ​​door de aanwezigheid van andere oorzaken en omstandigheden en ophouden te bestaan ​​wanneer die oorzaken en omstandigheden veranderen of ophouden te bestaan. Gebeurtenissen in het universum ontstaan ​​niet door toeval of schepping door een schepper, maar door het bestaan ​​van bepaalde ondersteunende voorwaarden. De Boeddha beschreef dit geconditioneerde proces als volgt;
[[categorie: soetra's]]
 
# wanneer er dit is, komt dit tot stand
# met het ontstaan ​​hiervan, dit ontstaat
# als dit er niet is, komt dit niet tot stand
# met het stoppen hiervan, houdt dit op
 
De voorwaartse keten van afhankelijk ontstaan, bestaande uit de 12 factoren die onderling afhankelijk zijn, toont het proces van ontstaan dat de oorzaak van lijden weerspiegelt:  
 
* Ontwetendheid
* [[Mentale vergiften]]
* [[Bewustzijn]]
* Naam en Vorm
* [[6 zintuigpoorten|De Zes Zintuigen]]
* Contact
* Gewaarwording en Gevoel
* Verlangen / Begeerte
* Gehechtheid
* [[ego|Het aannemen van een identiteit]]
* Geboorte
 
Volgens de leer van de Boeddha zijn de vijf aggregaten die de bestanddelen zijn van het psycho-fysieke complex dat bekend staat als een persoon of een wezen afhankelijk van elkaar ontstaan ​​( paccuppanna), en daarom kan er in of los van hen geen onafhankelijke entiteit zijn die een zelf wordt genoemd. Telkens wanneer de Boeddha werd geconfronteerd met vragen over de mogelijkheid van een onafhankelijk zelf, zoals wie de gevoelens voelt, wie lijdt of wie wordt herboren, antwoordde de Boeddha bijna altijd door te verwijzen naar de afhankelijk ontstaande aard van de verschijnselen in kwestie in plaats van een onafhankelijke entiteit, zelf of een ziel in de ultieme zin. Bijvoorbeeld, in de Phagguna sutta van de Samyutta Nikaya, toen de eerwaarde Moliya Phagguna de Boeddha vroeg: "Wie, Heer, is het die voelt?" het antwoord van de Boeddha was: "Geen juiste vraag", de juiste vraag zou moeten zijn "Uit wat als vereiste voorwaarde komt gevoel voort" en dan zal het juiste antwoord zijn: "Door zintuiglijke indruk (contact) is gevoel geconditioneerd
 
→ [[Afhankelijk ontstaan|lees hier verder...]]
 
==Niet-zelf en karma==
 
Het woord [[karma|kamma (karma)]] in Pali betekent actie, niet alle acties maar opzettelijke, vrijwillige en opzettelijke acties die vroeg of laat tot consequenties zullen leiden. Het boeddhistische concept van kamma is een natuurlijk proces dat werkt met al onze vrijwillige acties en het heeft geen externe instantie of macht nodig die oordeelt. De geest (citta) kan op zichzelf geen enkele mentale, verbale of fysieke actie uitvoeren of sturen en het is de intentie, wil, mentale inspanning of de wil ( cetana ) die elke mentale, verbale of fysieke actie stuurt. Zo verklaarde Gautama de Boeddha;
 
Kamma kan niet worden beschreven als een entiteit, aangezien het een proces, energie of een onzichtbare kracht is die wordt voortgebracht door iemands opzettelijke acties. In de taal van de oogst is kamma als volgt uitgelegd;
 
"Als men goede zaden zaait, zal men een goede oogst oogsten.
Als men slechte zaden zaait, zal men een slechte oogst binnenhalen"
 
Kamma wordt ook wel de wet van oorzaak en gevolg genoemd, elke oorzaak heeft een gevolg. Het is ook de wet van morele oorzakelijkheid, die werkt in het morele rijk, net zoals de fysieke wet van actie en reactie werkt in het fysieke rijk. Heilzame of ongezonde fysieke, verbale en mentale acties die vrijwillig worden uitgevoerd, zullen uiteindelijk positieve of negatieve resultaten opleveren in dit leven of in toekomstige levens. Degenen die de afwezigheid van een permanent zelf niet door wijsheid hebben gerealiseerd, zullen geloven dat het "ik" is die de heilzame en onheilzame daden verricht en dat het "ik" is die de positieve en negatieve gevolgen van die acties zal ervaren.
 
Als er geen permanent zelf is, zal een legitieme vraag zijn om te vragen wie de vrijwillige acties uitvoert en wie de resultaten van die acties plukt. Het is de aard van bewustzijn en de bijbehorende mentale factoren om onmiddellijk op te komen en te stoppen met een onvoorstelbaar hoge snelheid, terwijl ze tegelijkertijd het daaropvolgende bewustzijn beïnvloeden. Wanneer iemand een vrijwillige fysieke, verbale of mentale actie uitvoert, zullen zowel het bewustzijn ( citta ) als de wilskracht ( cetana) geassocieerd met die specifieke actie zal onmiddellijk ophouden te bestaan ​​en alleen kammische energie over te laten of het potentieel om een ​​resultaat te produceren dat doorgaat met de stroom van bewustzijn. Deze energie wordt echter niet opgeslagen in een specifiek deel van het bewustzijn of het fysieke lichaam, die beide ook van moment tot moment opkomen en ophouden. Dit proces is vergeleken met een mangoboom die geen mangovruchten opslaat, maar als de omstandigheden goed zijn, produceert de mangoboom de mangovruchten. Het is de som van de resterende kamma-energie die in dit leven en in vorige levens is verzameld die ervoor zorgt dat wedergeboorte de gevolgen van vorig kamma draagt.
 
Met betrekking tot de vraag wie het kamma doet en wie de vruchten plukt van dat kamma, Ven. Buddhagosa in het pad van zuivering ( Visuddhimagga ) vermeldt als volgt;
 
"Er is geen doener die de daad verricht,
noch is er iemand die de vrucht voelt"
 
→ [[Karma|lees hier verder...]]
 
==Niet-zelf en wedergeboorte==
 
Het Pali-woord voor [[wedergeboorte]], Punabbhava, betekent "opnieuw worden", maar in de boeddhistische geschriften wordt het over het algemeen wedergeboorte genoemd. In tegenstelling tot reïncarnatie waarbij een blijvende entiteit, de 'ziel' genaamd, na de dood van het ene lichaam naar het andere overgaat, omvat het proces bij wedergeboorte alleen een constant veranderende stroom van bewustzijn die een nieuwe stroom van bewustzijn beïnvloedt bij een volgende geboorte. Tijdens iemands leven is er in plaats van een permanente en onafhankelijke entiteit een terugkerende opeenvolging van bewustzijnsstromen en elke bewustzijnseenheid doorloopt drie stadia. Het ontstaat ( uppada ), duurt voort ( tithi ) en houdt op ( bhanga), allemaal in een heel kort moment, alleen om te worden gevolgd door de oorsprong van een andere eenheid van bewustzijn. De volgende eenheid van bewustzijn is volledig nieuw en niet dezelfde als zijn voorganger. Het is echter ook niet volledig onafhankelijk van de voorganger, aangezien het nieuwe bewustzijn wordt getriggerd en beïnvloed door de kammische energie van de vorige.
 
Het proces van geboorte en dood vindt dus van moment tot moment gedurende iemands leven plaats zonder betrokkenheid van een blijvende entiteit die de ziel of het zelf wordt genoemd. Er wordt gezegd dat de terugkerende stroom van bewustzijn doorgaat tussen het einde van het ene levensproces (de dood van het ene leven zoals wij dat kennen) en het begin van een ander levensproces (de geboorte van het ene leven zoals wij dat kennen). Afgezien van dit continue proces is er geen ziel of een permanent zelf dat van het ene leven naar het andere overgaat. Het pasgeboren wezen in het volgende leven is beschreven als noch dezelfde persoon, noch een andere persoon. De wedergeboorte is gewoon een andere fase van het voortdurende proces van het bestaan.
 
Wat er gebeurt bij de dood van een individu en wedergeboorte is het einde van een psychofysisch fenomeen ( nama-rupa ) en het opnieuw verschijnen van een ander in het nieuwe bestaan. Dit proces is vergeleken met een vlam die van de ene lamp naar de andere lamp gaat. Wanneer de ene lamp door een andere lamp wordt aangestoken, gaat er niets wezenlijks over van de eerste lamp naar de tweede, maar toch is de eerste lamp de oorzaak van de vlam in de tweede lamp. Als je er goed over nadenkt, ging de vlam niet over van de eerste lamp naar de tweede, maar verhoogde alleen de temperatuur van de tweede lamp, waardoor de voorwaarde werd geschapen die nodig was om de tweede lamp aan te steken.
 
In plaats van een onafhankelijke metafysische entiteit die zelf of ziel wordt genoemd, legt de boeddhistische leer uit dat de termen zoals een wezen, persoon of individu slechts conventionele termen zijn om een ​​verzameling fysieke en mentale aggregaten te beschrijven die geen substantiële entiteiten zijn en constant in een toestand verkeren van stroom. Gehechtheid aan deze tijdelijke fenomenen als 'van mij', 'ik ben dit' of 'mezelf' kan leiden tot negatieve gevoelens zoals begeerte, haat, egoïsme, verwaandheid en kwade wil, wat leidt tot lijden voor zichzelf en anderen. Zolang iemand een persoonlijkheidsvisie ( sakkaya ditthi ) koestert met betrekking tot deze aggregaten of zelfs de verwaandheid van 'ik ben' ( asmimana ), loopt men de kans om herboren te worden in een van de eenendertig niveaus van bestaan ​​en door te gaan met zijn leven. bestaan ​​in de cyclus van geboorte en dood (samsara ). Alleen wanneer iemand het concept van niet-zelf ( anatta ) volledig heeft gerealiseerd door middel van wijsheid in het vierde en laatste bovenaardse stadium van Arahant, door het Edele Achtvoudige Pad te cultiveren, zal men Nibbana bereiken en niet onderworpen zijn aan tot wedergeboorte.
 
→ [[Wedergeboorte|lees hier verder...]]
 
==Bronnen==
 
* Narada Maha thera 2000, Dhammapada, verzen 277-279, Boeddhistisch Cultureel Centrum, Sri Lanka.
* Bhikkhu Bodhi 2012, Vipallasa sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Khandha Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Phenapindupama Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bhikkhu Nanamoli en Bhikkhu Bodhi, 1995, Cula-Malunkyovada sutta, vertaling van de middellange verhandelingen van de Boeddha, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Anatta-lakkhana Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Nakulapita Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bhikkhu Nanamoli en Bhikkhu Bodhi, 1995, Chachakka sutta, vertaling van de middellange verhandelingen van de Boeddha, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Assutava Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bhikkhu Pesala, 'Het debat van koning Milinda', Buddha Dharma Education Association Inc., www.buddhanet.net )
* Bhikkhu Nanamoli en Bhikkhu Bodhi, 1995, Sabbasava sutta, vertaling van de middellange verhandelingen van de Boeddha, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Radha Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bhikkhu Bodhi 2012, Panha sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Ananda Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bodhi 1999, Phagguna Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
* Bhikkhu Bodhi 2012, Nibbedhika sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications.
* Visuddhimagga, The Path of Purification, vertaald uit het Pali door Bhikkhu Nanamoli, 1991, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka.
* Dr. Ari Ubeysekara; Concept van niet-zelf ( anatta ) in het Theravada-boeddhisme
 
 
 
[[Categorie: Boeddhisme]]

Versie van 14 dec 2022 03:43

Het concept van niet-zelf (Zelfloos, Anatta) is misschien wel een van de meest centrale leringen in het boeddhisme, waardoor het onderscheidend en uniek is in vergelijking met alle andere grote bestaande religies in de wereld. Zonder een juist begrip en realisatie van het concept van niet-zelf, is het voor iemand onmogelijk om de essentie van de leer van Gautama de Boeddha te begrijpen of vooruitgang te boeken op het boeddhistische pad van bevrijding. Een snelle blik op de momenteel beschikbare boeddhistische literatuur onthult echter het feit dat de niet-zelf-doctrine nog steeds het meest verkeerd begrepen en verkeerd geïnterpreteerde aspect is van de leer van de Boeddha onder zowel niet-boeddhisten als boeddhisten.

In andere geloven, religies en filosofieën zijn er 2 heersende doctrines met betrekking tot het leven na de dood;

  • de theorie van het eeuwigheid, waarin men geloofde dat er een permanente en blijvende entiteit is (atman, ziel), die na de dood van het fysieke lichaam in een hemel of hel terecht komt, of reincarneert in een volgend leven.
  • de theorie van het nihilisme waarin men geloofde dat het lichaam en de ziel beide zullen vernietigen op het moment van overlijden zonder dat er iets overblijft.

Gautama de Boeddha verwierp beide doctrines omdat beide geloofden in het bestaan ​​van een blijvende en vaste entiteit of een ziel, hetzij op een eeuwige of tijdelijke basis.

3 kenmerken van bestaan

Volgens de boeddhistische leer zijn de drie universele kenmerken van het bestaan ​​(tilakkhana):

  • afhankelijkheid
  • veranderlijkheid
  • Niet-zelf

Die met elkaar verbonden en onderling afhankelijk zijn. Dit zijn de kenmerken die gemeenschappelijk zijn voor alles wat in het universum bestaat, zowel levend als levenloos, evenals de fysieke en mentale verschijnselen.

Elk object (Nãman) of situatie (Rüpa) is onderheving aan zowel interne als externe omstandigheden en veranderd daardoor continu. Iets kan dus nooit Zelf zijn, want zodra je het ziet als een individueel iets, is het alweer veranderd. Alles wat naar een Zelf verwijst is dan ook niet bestand zoals Zelf, Ik, Mijn, Ons, Atman of Ziel. De kenmerken van veranderlijkheid en afhankelijkheid bestonden al in de doctrines van andere religies die in India heersten in de tijd van Gautama de Boeddha, maar het kenmerk van niet-zelf is uniek voor de boeddhistische leer. Gautama de Boeddha realiseerde zich deze drie kenmerken tijdens het proces van het bereiken van volledige verlichting.

lees hier verder...

De onjuiste visie: bestaan van een Zelf

De Sanskriet-term "Atman" of de Pali-term "Atta" verwijst naar een permanent blijvende entiteit, een metafysisch "zelf", dat ook kan worden omschreven als "ego" of "ziel". Het werd beschouwd als een autonome en onafhankelijke entiteit, persoonlijkheid of een agent binnen de persoon die eeuwig en eeuwig is, functionerend als de denker van de gedachten en de voeler van de gevoelens. Iemand die in zo'n entiteit gelooft, zal geloven dat het die entiteit is, zelf, ziel of ego, die geluk en ongeluk ervaart, goede of slechte daden verricht (kamma) en zal herboren worden in een goed of slecht bestaansniveau, afhankelijk van de kwaliteit van het kamma. Wanneer de term zelf in de boeddhistische geschriften wordt gebruikt, is dat alleen als een louter didactisch instrument en niet als een aanduiding voor iets dat werkelijk in een persoon bestaat.

Gautama de Boeddha verwierp categorisch het bestaan ​​van een autonome, onafhankelijke en eeuwige entiteit of een substantie in een individueel bestaan ​​die kan worden omschreven als ego, zelf of ziel. Gautama de Boeddha verklaarde dat er geen metafysisch zelf is en dat een individu of persoonlijkheid niets anders is dan een psychofysisch complex (naman-rupa), bestaande uit de vijf aggregaten van vastklampen die onderling afhankelijk zijn en geen van hen kan bestaan ​​zonder de aanwezigheid van anderen.

De vijf aggregaten van vastklampen (aan het Zelf)

  • Vorm of materie (Rupa)
  • Gevoel of gewaarwording (vedana)
  • Perceptie (sanna)
  • Mentale vorming (Sankhara)
  • Bewustzijn (Vinnana)

In de Khandha sutta van de Samyutta Nikaya (verzameling van de Boeddha's verbonden verhandelingen), heeft de Boeddha een verzameling van vastklampen beschreven als elke vorm, gevoel, perceptie, mentale formatie of bewustzijn, hetzij verleden, heden of toekomst, intern of extern, grof of subtiel, inferieur of superieur, ver of dichtbij, dat verband houdt met mentale verontreiniging en onderhevig is aan vastklampen. Deze vijf aggregaten vormen samen het psycho-fysieke complex van geest en materie (naman-rupa), beschreven als een wezen of persoonlijkheid, en het kan worden gezegd dat het het hele scala aan ervaringen van een levend wezen omvat.

De [5 khanda's|5 aggregaten]] functioneren samen als een groep om al onze persoonlijke ervaringen te produceren. Het eerste aggregaat van vorm vertegenwoordigt het materiële aspect, terwijl de andere vier aggregaten een verscheidenheid aan mentale acties vertegenwoordigen. Ze ontstaan ​​als gevolg van fysieke en mentale voorafgaande omstandigheden, maar houden onmiddellijk op en zijn in een constante staat van verandering zonder stabiele of permanente entiteit. Degenen die deze realiteit niet kennen, geloven misschien dat het fysieke lichaam of de geest iemands zelf kan vertegenwoordigen. Het fysieke lichaam wordt oud, wordt ziek, vergaat en sterft uiteindelijk en er is geen controle of invloed op dat natuurlijke proces. Op dezelfde manier rent ook onze geest rond als een aap met gedachten, beelden, herinneringen en meningen en ook op dat mentale proces hebben we geen controle of invloed vanwege hun zeer voorbijgaande aard.

De Boeddha heeft de vijf aggregaten van het vasthouden aan vijf verschillende niet-substantiële verschijnselen als volgt vergeleken;

  • Materiële vorm tot een brok schuim (Rupa)
  • Gevoel voor een waterbel (Vedana)
  • Perceptie tot een luchtspiegeling (Sanna)
  • Mentale vorming tot een stam van een weegbree-boom zonder centraal hardhout (Sankhara)
  • Bewustzijn naar een illusie (Vinnana)

lees hier verder...

2 soorten waarheid

Er zijn 2 soorten waarheden in de wereld

  • Conventionele waarheid (sammuthi sacca)
  • Ultieme waarheid (paramaththa sacca)

Volgens de boeddhistische leer is de ultieme waarheid dat er geen permanente, onveranderlijke metafysische entiteit is die zelf wordt genoemd, maar dat een individu kan worden beschreven als een empirisch zelf dat niets anders is dan een psychofysisch complex van geest-materie (naman–rupa) bestaande uit de afhankelijk ontstane vijf aggregaten. Het gebruik van termen als 'individu', 'persoon', 'ik' of 'jij' is slechts een conventionele manier om dit empirische zelf te beschrijven, wat de conventionele waarheid is.

Gautama de Boeddha kreeg in de Cula-Malunkyovada sutta de vraag:

"Zijn de ziel en het lichaam hetzelfde?"
"Is de ziel het ene en het lichaam het andere?"

Gautama de Boeddha antwoorde:

“Omdat ze niet verbonden zijn met het doel, zijn ze niet fundamenteel voor het heilige leven. Ze leiden niet tot onttovering, kalmte, stopzetting, kalmering, directe kennis, zelfontwaking, ontbinding. Daarom zijn ze niet door mij aangegeven”.

In de Anatta-lakkhana Sutta legt Gautama de Boeddha uit:

Vorm is veranderlijkheid, omdat vorm veranderlijk is, is het pijnlijk en omdat vorm veranderlijk en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".
Gevoel is veranderlijk , omdat gevoel veranderlijk is, is het pijnlijk en omdat het veranderlijk en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".
Waarneming is veranderlijk veranderlijk, omdat waarneming veranderlijk is, is het pijnlijk en omdat hetveranderlijk en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".
Mentale vorming is veranderlijk, omdat mentale vorming veranderlijk is, is het pijnlijk en omdat het veranderlijk en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".
Bewustzijn is veranderlijk, omdat bewustzijn veranderlijk is, is het pijnlijk en omdat het veranderlijk en pijnlijk is, kan het niet worden beschouwd als "dit is van mij", "dit ben ik" en "dit is mijn zelf".

En ook in de Chachakka sutta wordt dit door Gautama de Boeddha nog eens uitgelegd:

Het oog is niet-zelf,
Vormen zijn niet-zelf,
Oogbewustzijn is niet-zelf,
Ooggebaseerde zintuiglijke indruk (contact) is niet-zelf,
Gevoel dat daaruit voortkomt is niet-zelf en
Verlangen dat ermee geassocieerd is, is niet-zelf ”

Als men het oog, de vormen, het oogbewustzijn, het oogcontact, het gevoel dat voortkomt uit het oogcontact en het bijbehorende verlangen beschouwt als "van mij", "ik ben dit" en "dit ben ikzelf", zal dit leiden tot de vorming van het concept van een permanent zelf. Omdat ze allemaal het kenmerk van ontstaan ​​en vergaan hebben, zou het ook het ontstaan ​​en vergaan van het zelf betekenen. Hetzelfde geldt voor de andere vijf zintuigbasissen oor, neus, tong, lichaam en geest.

De visie op Zelf-identificatie

Vragen zoals: Was ik vroeger? Was ik niet in het verleden? Wat was ik in het verleden? Hoe was ik vroeger? Wat ben ik geworden in het verleden? Ben ik? Ben ik niet? Wat ben ik? Hoe gaat het met mij? Waar komt dit wezen vandaan? Waar zal het heen gaan? Zal ik in de toekomst zijn? Zal ik niet in de toekomst zijn? Wat zal ik in de toekomst zijn? Hoe zal ik in de toekomst zijn? Wat ben ik geweest, wat zal ik in de toekomst worden?

Wanneer men aandacht schenkt aan kwesties die niet geschikt zijn om aandacht aan te besteden zoals hierboven, kan een van de volgende zes verkeerde opvattingen ontstaan ​​die iemand voortdurend in de cyclus van geboorte en dood (Samsara) kunnen houden met al het lijden van dien:

  • ik heb een zelf
  • ik heb geen zelf
  • Het is precies door middel van het zelf dat ik het zelf waarneem
  • Het is precies door middel van het zelf dat ik het niet-zelf waarneem
  • Het is precies een middel van niet-zelf dat ik het zelf waarneem
  • Het zelf van mij is constant, eeuwigdurend, eeuwig en niet aan verandering onderhevig

In plaats van ongepaste aandacht te besteden aan die vragen, is het advies van Gautama de Boeddha om gepaste aandacht te schenken aan de 4 edele waarheden:

  • 1e edele waarheid: dhukka - het leven bestaat uit lijden
  • 2e edele waarheid: Samudaya - de oorzaak van dit lijden
  • 3e edele waarheid: Nirodha - de waarheid van het verdwijnen van het lijden
  • 4e edele waarheid: Magga - de waarheid (Dharma) van de weg. Magga verwijst naar het 8-voudige pad

Om de waarheid door wijsheid te realiseren, heeft Gautama de Boeddha geadviseerd om het lijden volledig te begrijpen, de oorzaken van het lijden achterwege te laten, Nibbana te realiseren en het pad te ontwikkelen. Doen we dit niet, dan kan Zelf-identificatie een patroon gaan worden.

Zelf-identificatie als patroon

Zelf-identificatie (persoonlijkheidsgeloof, zelfbedrog) is de onjuiste visie van identificatie met een van de vijf aggregaten van het psycho-fysieke complex van geest-materie (naman-rupa) dat vormt wat wordt een individu of persoonlijkheid genoemd als "zelf", "ziel", "ik" of "mij". Er zijn drie mogelijke manieren waarop zelfidentificatie kan plaatsvinden:

  • Dit is van mij – vanwege verlangen ( tanha )
  • Dit ben ik - vanwege verwaandheid ( mana )
  • Dit ben ik zelf – door verkeerde kijk ( ditthi )

In de boeddhistische leer wordt het vasthouden aan de aggregaten, in de overtuiging dat ze een permanente en absolute entiteit vormen zoals 'ik' of 'ik', beschreven als een illusie die alleen kan resulteren in uiteindelijk lijden en een continu bestaan ​​in de cyclus van geboorte en dood ( samsara ) . Identificatie met een zelf is beschreven als verantwoordelijk voor de ontwikkeling van mentale verontreinigingen zoals egoïsme, verwaandheid, begeerte, gehechtheid, egoïsme, kwade wil, haat enz.

10 ketens

De Boeddha heeft het zelfidentiteitsbeeld beschreven als de eerste van de 10 ketens die fungeren voelende wezens gebonden te houden aan de cyclus van geboorte en dood (samsara). Desze 10 ketens zijn:

  • Geloof in persoonlijkheid; De noties van 'ik ben', 'dit is van mij' of 'dit ben ik' komen nog steeds in hem op en soms valt hij er nog voor en beleeft ze als echt, maar het besef dat ze eigenlijk niet waar zijn (zie anatta) is diep in hem gevestigd. Hij gelooft niet meer in een persoonlijke essentie. Hij gelooft, en heeft zelf met diep inzicht gezien, dat de vijf khandhas, die samen het conventionele 'persoon' vormen, onderhevig zijn aan de drie karakteristieken.
  • Sceptische twijfel; Hij ervaart geen 'sceptische twijfel' meer ten opzichte van de Dhamma, de leer van de Boeddha.
  • Gehechtheid aan regels en rituelen; Hij is niet meer gehecht aan regels en rituelen. Hij weet dat dit slechts wereldse conventies zijn. Al is hij er niet gehecht aan, hij observeert ze wel en ze hebben nog steeds waarde voor hem.
  • verlangen naar sensueel genot; Hij ervaart geen sensuele verlangens en begeerten meer.
  • kwade wil en haat; Hij wenst mensen slechts het beste toe. Hij ervaart geen boosheid en haat meer.
  • verlangen naar fijn-materieel bestaan; Hij ervaart geen verlangen naar de hoge stadia van meditatie die als fijn-materieel beschreven worden (de vier lagere jhanas).
  • verlangen naar immaterieel bestaan; Hij ervaart geen verlangen meer naar de hoge stadia van meditatie die als immaterieel beschreven worden (de vier hogere jhanas).
  • verwaandheid; hij ervaart geen verwaandheid meer.
  • rusteloosheid; hij ervaart geen rusteloosheid meer en is altijd innerlijk vredig.
  • ignorantie; Hij beleeft geen ignorantie van de drie karakteristieken van het bestaan meer. Hij hoeft geen moeite meer te doen om onwetendheid of ignorantie te verdrijven door zijn geest in de waarheid te vestigen. Ignorantie kan niet meer in zijn geest ontstaan door zijn.

lees hier verder...

Niet-zelf en afhankelijk ontstaan

Afhankelijk ontstaan ​​is een ander centraal en belangrijkste aspect van de boeddhistische leer en er is een nauw verband tussen het concept van niet-zelf en afhankelijk ontstaan. Afhankelijk ontstaan ​​bestaande uit twaalf conditionerende factoren verklaart hoe de fysieke en mentale fenomenen in het universum ontstaan ​​door de aanwezigheid van andere oorzaken en omstandigheden en ophouden te bestaan ​​wanneer die oorzaken en omstandigheden veranderen of ophouden te bestaan. Gebeurtenissen in het universum ontstaan ​​niet door toeval of schepping door een schepper, maar door het bestaan ​​van bepaalde ondersteunende voorwaarden. De Boeddha beschreef dit geconditioneerde proces als volgt;

  1. wanneer er dit is, komt dit tot stand
  2. met het ontstaan ​​hiervan, dit ontstaat
  3. als dit er niet is, komt dit niet tot stand
  4. met het stoppen hiervan, houdt dit op

De voorwaartse keten van afhankelijk ontstaan, bestaande uit de 12 factoren die onderling afhankelijk zijn, toont het proces van ontstaan dat de oorzaak van lijden weerspiegelt:

Volgens de leer van de Boeddha zijn de vijf aggregaten die de bestanddelen zijn van het psycho-fysieke complex dat bekend staat als een persoon of een wezen afhankelijk van elkaar ontstaan ​​( paccuppanna), en daarom kan er in of los van hen geen onafhankelijke entiteit zijn die een zelf wordt genoemd. Telkens wanneer de Boeddha werd geconfronteerd met vragen over de mogelijkheid van een onafhankelijk zelf, zoals wie de gevoelens voelt, wie lijdt of wie wordt herboren, antwoordde de Boeddha bijna altijd door te verwijzen naar de afhankelijk ontstaande aard van de verschijnselen in kwestie in plaats van een onafhankelijke entiteit, zelf of een ziel in de ultieme zin. Bijvoorbeeld, in de Phagguna sutta van de Samyutta Nikaya, toen de eerwaarde Moliya Phagguna de Boeddha vroeg: "Wie, Heer, is het die voelt?" het antwoord van de Boeddha was: "Geen juiste vraag", de juiste vraag zou moeten zijn "Uit wat als vereiste voorwaarde komt gevoel voort" en dan zal het juiste antwoord zijn: "Door zintuiglijke indruk (contact) is gevoel geconditioneerd

lees hier verder...

Niet-zelf en karma

Het woord kamma (karma) in Pali betekent actie, niet alle acties maar opzettelijke, vrijwillige en opzettelijke acties die vroeg of laat tot consequenties zullen leiden. Het boeddhistische concept van kamma is een natuurlijk proces dat werkt met al onze vrijwillige acties en het heeft geen externe instantie of macht nodig die oordeelt. De geest (citta) kan op zichzelf geen enkele mentale, verbale of fysieke actie uitvoeren of sturen en het is de intentie, wil, mentale inspanning of de wil ( cetana ) die elke mentale, verbale of fysieke actie stuurt. Zo verklaarde Gautama de Boeddha;

Kamma kan niet worden beschreven als een entiteit, aangezien het een proces, energie of een onzichtbare kracht is die wordt voortgebracht door iemands opzettelijke acties. In de taal van de oogst is kamma als volgt uitgelegd;

"Als men goede zaden zaait, zal men een goede oogst oogsten. Als men slechte zaden zaait, zal men een slechte oogst binnenhalen"

Kamma wordt ook wel de wet van oorzaak en gevolg genoemd, elke oorzaak heeft een gevolg. Het is ook de wet van morele oorzakelijkheid, die werkt in het morele rijk, net zoals de fysieke wet van actie en reactie werkt in het fysieke rijk. Heilzame of ongezonde fysieke, verbale en mentale acties die vrijwillig worden uitgevoerd, zullen uiteindelijk positieve of negatieve resultaten opleveren in dit leven of in toekomstige levens. Degenen die de afwezigheid van een permanent zelf niet door wijsheid hebben gerealiseerd, zullen geloven dat het "ik" is die de heilzame en onheilzame daden verricht en dat het "ik" is die de positieve en negatieve gevolgen van die acties zal ervaren.

Als er geen permanent zelf is, zal een legitieme vraag zijn om te vragen wie de vrijwillige acties uitvoert en wie de resultaten van die acties plukt. Het is de aard van bewustzijn en de bijbehorende mentale factoren om onmiddellijk op te komen en te stoppen met een onvoorstelbaar hoge snelheid, terwijl ze tegelijkertijd het daaropvolgende bewustzijn beïnvloeden. Wanneer iemand een vrijwillige fysieke, verbale of mentale actie uitvoert, zullen zowel het bewustzijn ( citta ) als de wilskracht ( cetana) geassocieerd met die specifieke actie zal onmiddellijk ophouden te bestaan ​​en alleen kammische energie over te laten of het potentieel om een ​​resultaat te produceren dat doorgaat met de stroom van bewustzijn. Deze energie wordt echter niet opgeslagen in een specifiek deel van het bewustzijn of het fysieke lichaam, die beide ook van moment tot moment opkomen en ophouden. Dit proces is vergeleken met een mangoboom die geen mangovruchten opslaat, maar als de omstandigheden goed zijn, produceert de mangoboom de mangovruchten. Het is de som van de resterende kamma-energie die in dit leven en in vorige levens is verzameld die ervoor zorgt dat wedergeboorte de gevolgen van vorig kamma draagt.

Met betrekking tot de vraag wie het kamma doet en wie de vruchten plukt van dat kamma, Ven. Buddhagosa in het pad van zuivering ( Visuddhimagga ) vermeldt als volgt;

"Er is geen doener die de daad verricht, noch is er iemand die de vrucht voelt"

lees hier verder...

Niet-zelf en wedergeboorte

Het Pali-woord voor wedergeboorte, Punabbhava, betekent "opnieuw worden", maar in de boeddhistische geschriften wordt het over het algemeen wedergeboorte genoemd. In tegenstelling tot reïncarnatie waarbij een blijvende entiteit, de 'ziel' genaamd, na de dood van het ene lichaam naar het andere overgaat, omvat het proces bij wedergeboorte alleen een constant veranderende stroom van bewustzijn die een nieuwe stroom van bewustzijn beïnvloedt bij een volgende geboorte. Tijdens iemands leven is er in plaats van een permanente en onafhankelijke entiteit een terugkerende opeenvolging van bewustzijnsstromen en elke bewustzijnseenheid doorloopt drie stadia. Het ontstaat ( uppada ), duurt voort ( tithi ) en houdt op ( bhanga), allemaal in een heel kort moment, alleen om te worden gevolgd door de oorsprong van een andere eenheid van bewustzijn. De volgende eenheid van bewustzijn is volledig nieuw en niet dezelfde als zijn voorganger. Het is echter ook niet volledig onafhankelijk van de voorganger, aangezien het nieuwe bewustzijn wordt getriggerd en beïnvloed door de kammische energie van de vorige.

Het proces van geboorte en dood vindt dus van moment tot moment gedurende iemands leven plaats zonder betrokkenheid van een blijvende entiteit die de ziel of het zelf wordt genoemd. Er wordt gezegd dat de terugkerende stroom van bewustzijn doorgaat tussen het einde van het ene levensproces (de dood van het ene leven zoals wij dat kennen) en het begin van een ander levensproces (de geboorte van het ene leven zoals wij dat kennen). Afgezien van dit continue proces is er geen ziel of een permanent zelf dat van het ene leven naar het andere overgaat. Het pasgeboren wezen in het volgende leven is beschreven als noch dezelfde persoon, noch een andere persoon. De wedergeboorte is gewoon een andere fase van het voortdurende proces van het bestaan.

Wat er gebeurt bij de dood van een individu en wedergeboorte is het einde van een psychofysisch fenomeen ( nama-rupa ) en het opnieuw verschijnen van een ander in het nieuwe bestaan. Dit proces is vergeleken met een vlam die van de ene lamp naar de andere lamp gaat. Wanneer de ene lamp door een andere lamp wordt aangestoken, gaat er niets wezenlijks over van de eerste lamp naar de tweede, maar toch is de eerste lamp de oorzaak van de vlam in de tweede lamp. Als je er goed over nadenkt, ging de vlam niet over van de eerste lamp naar de tweede, maar verhoogde alleen de temperatuur van de tweede lamp, waardoor de voorwaarde werd geschapen die nodig was om de tweede lamp aan te steken.

In plaats van een onafhankelijke metafysische entiteit die zelf of ziel wordt genoemd, legt de boeddhistische leer uit dat de termen zoals een wezen, persoon of individu slechts conventionele termen zijn om een ​​verzameling fysieke en mentale aggregaten te beschrijven die geen substantiële entiteiten zijn en constant in een toestand verkeren van stroom. Gehechtheid aan deze tijdelijke fenomenen als 'van mij', 'ik ben dit' of 'mezelf' kan leiden tot negatieve gevoelens zoals begeerte, haat, egoïsme, verwaandheid en kwade wil, wat leidt tot lijden voor zichzelf en anderen. Zolang iemand een persoonlijkheidsvisie ( sakkaya ditthi ) koestert met betrekking tot deze aggregaten of zelfs de verwaandheid van 'ik ben' ( asmimana ), loopt men de kans om herboren te worden in een van de eenendertig niveaus van bestaan ​​en door te gaan met zijn leven. bestaan ​​in de cyclus van geboorte en dood (samsara ). Alleen wanneer iemand het concept van niet-zelf ( anatta ) volledig heeft gerealiseerd door middel van wijsheid in het vierde en laatste bovenaardse stadium van Arahant, door het Edele Achtvoudige Pad te cultiveren, zal men Nibbana bereiken en niet onderworpen zijn aan tot wedergeboorte.

lees hier verder...

Bronnen

  • Narada Maha thera 2000, Dhammapada, verzen 277-279, Boeddhistisch Cultureel Centrum, Sri Lanka.
  • Bhikkhu Bodhi 2012, Vipallasa sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Khandha Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Phenapindupama Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bhikkhu Nanamoli en Bhikkhu Bodhi, 1995, Cula-Malunkyovada sutta, vertaling van de middellange verhandelingen van de Boeddha, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Anatta-lakkhana Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Nakulapita Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bhikkhu Nanamoli en Bhikkhu Bodhi, 1995, Chachakka sutta, vertaling van de middellange verhandelingen van de Boeddha, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Assutava Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bhikkhu Pesala, 'Het debat van koning Milinda', Buddha Dharma Education Association Inc., www.buddhanet.net )
  • Bhikkhu Nanamoli en Bhikkhu Bodhi, 1995, Sabbasava sutta, vertaling van de middellange verhandelingen van de Boeddha, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Radha Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bhikkhu Bodhi 2012, Panha sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Ananda Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bodhi 1999, Phagguna Sutta, The Connected Discourses of the Buddha, een vertaling van de Samyutta Nikaya, Wisdom Publications.
  • Bhikkhu Bodhi 2012, Nibbedhika sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications.
  • Visuddhimagga, The Path of Purification, vertaald uit het Pali door Bhikkhu Nanamoli, 1991, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka.
  • Dr. Ari Ubeysekara; Concept van niet-zelf ( anatta ) in het Theravada-boeddhisme