Hoe wordt je een Boeddhist en Het Boeddhisme in Tibet: verschil tussen pagina's

Uit dharma-lotus.nl
(Verschil tussen pagina's)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
 
 
Regel 1: Regel 1:
{{Boeddhisme}}
{{#seo:
[[File:Buddhist Nun.jpg|thumb|350px|Zen Buddhistische non]]
|title=Het Boeddhisme in Tibet
[[File:พระศรีพัชโรดม.jpg|thumb|350px|Theravada monnik]]
|titlemode=append
[[File:Tibetan Buddhist Monk with two prayer wheels and sacred text in 2006.jpg|thumb|350px|Tibetaans Boeddhistische monnik]]
|keywords=Tibet, China, boeddhisme, boeddha, boeddhistisch, Dharma, Pali-canon, Gautama, boeddhist, waarheden, soetra, sutta, Dhamma, meditatie, inzicht, Ivar Mol, Dharma-Lotus, mindfulness, India, Nepal
|description=de ontstaansgeschiedenis van het boeddhisme en de dagelijkse gebruiken van het boeddhisme in dit land.  
}}
{{Boeddhisme per land}}
==Tibetaans boeddhisme==


In de [[Boeddhisme|boeddhistische]] [[dharma|leer]] zijn er verschillende codes van morele discipline voor de lekengemeenschap en voor de kloostergemeenschap van boeddhistische [[monnik|monniken en nonnen]]. Voor de lekengemeenschap is de minimale moraliteitscode die van hen wordt verwacht, wat bekend staat als Pancha-sila, of 5 leefregels, waarvan wordt verwacht dat ze deze regelmatig in praktijk brengen. Deze 5 voorschriften zijn de basiscode van morele discipline in beide van de twee belangrijkste tradities van het boeddhisme die bekend staan ​​als de [[Theravada boeddhisme|Theravada]]- en [[Mahayana boeddhisme]]. Er is ook een hogere code die bestaat uit 8 voorschriften die lekenboeddhisten mogen beoefenen op speciale religieuze dagen zoals de dag van de volle maan of de dag van de nieuwe maan van de maand en ook tijdens sommige [[meditatie|meditatieretraites]]. Van degenen die het boeddhistische kloosterleven betreden, wordt verwacht dat ze 10 voorschriften in acht nemen met 227 aanvullende regels voor boeddhistische monniken en 311 aanvullende regels voor boeddhistische nonnen. In de Theravada-traditie van het boeddhisme, voornamelijk beoefend in [[Het Boeddhisme in Sri-Lanka|Sri-Lanka]], [[Het Boeddhisme in Burma|Myanmar]], [[Het Boeddhisme in Thailand|Thailand]], [[het Boeddhisme in Cambodja|Cambodja]] en [[Het Boeddhisme in Laos|Laos]].
Het [[Tibetaans boeddhisme]] duidt naast 'het [[Boeddhisme]] in '''Tibet'''' ook de [[Stromingen binnen het boeddhisme|één van de 3 belangrijkste stromingen binnen het Boeddhisme]] aan: het Tibetaans boeddhisme.
De inheemse Tibetaanse term voor boeddhisme is "De Dharma van de insiders" (nang chos) of "De Boeddha Dharma van de insiders". "Insider" betekent iemand die de waarheid niet buiten, maar binnen de aard van de geest zoekt. Dit staat in contrast met andere vormen van religie, die worden genoemd chos nokken (dharma-systeem), bijvoorbeeld het christendom wordt genoemd Yi shu'i chos lugs (Jesus dharma-systeem).


Als iemand Boeddhist wilt worden belooft diegene zich te houden aan deze morele codes. Daarnaast neemt hij of zij '''Toevlucht'''. Dit is het bewust uitspreken van je bereidheid aan [[Boeddha]], [[Dhamma]] en de [[Sangha]].
De term "Vajrayāna" wordt soms verward met de term 'Tibetaans boeddhisme'. Nauwkeuriger gezegd, betekent Vajrayāna een bepaalde subset van praktijken en tradities die niet alleen deel uitmaken van het Tibetaans boeddhisme, maar ook prominent aanwezig zijn in andere boeddhistische tradities.


==Toevlucht nemen==
→ [[Tibetaans boeddhisme|Lees hier een uitgebreid artikel over het Tibetaans boeddhisme]]


Alvorens de bovenstaande vijf voorschriften te volgen, zullen de meeste praktiserende boeddhisten hun toevlucht zoeken tot de drievoudige edelsteen, namelijk de Boeddha, de Dhamma en de Sangha, Binnen deze context betekent Boeddha de "Ontwaakte" of "Verlichte", de Dhamma verwijst naar Boeddha's leringen en de Sangha vertegenwoordigt de monastieke gemeenschap van [[monnik|monniken]] en nonnen die of de volledige bevrijding hebben bereikt of aspiranten zijn van het hogere spirituele pad. Toevlucht nemen is door de volgende formule te reciteren:
==Eerste verspreiding (7de-9de eeuw)==


''Buddham saranam gachchami''<br/>
de eerste intrede van het Boeddhisme in Tibet was pas 1.200 jaar ná het overlijden van [[Gautama de Boeddha]] tijdens het Tibetaanse rijk (7e-9e eeuw). Sanskriet-boeddhistische geschriften uit India werden voor het eerst in het Tibetaans vertaald onder het bewind van de Tibetaanse koning Songtsän Gampo (618-649).
Ik zoek toevlucht bij de Boeddha


''Dhammam saranam gachchami''<br/>
In de 8e eeuw vestigde koning Trisong Detsen (755-797) het boeddhisme als de officiële religie van de staat en beval zijn leger om gewaden te dragen en het boeddhisme te bestuderen. Trisong Detsen nodigde Indiase boeddhistische geleerden uit aan zijn hof, waaronder Padmasambhāva (8e eeuw) en Śāntarakṣita (725–788), die worden beschouwd als de grondleggers van Nyingma, de oudste traditie van het Tibetaans boeddhisme.
Ik zoek mijn toevlucht in de Dhamma


''Sangham saranam gachchami''<br/>
Yeshe Tsogyal, de belangrijkste vrouw in de Nyingma Vajrayana-lijn, was lid van het hof van Trisong Detsen en werd Padmasambhava's student voordat ze [[verlichting]] kreeg. Trisong Deutsen nodigde ook de [[Zen|Chan]]- meester Moheyan uit om de [[Dharma]] in het Samye-klooster over te brengen.
Ik zoek mijn toevlucht in de sangha


==De 5 voorschriften==
==tijdperk van fragmentatie (9de-10de eeuw)===
Een ommekeer in de boeddhistische invloed begon onder koning Langdarma (regering: 836-842), en zijn dood werd gevolgd door het zogenaamde tijdperk van fragmentatie, een periode van verdeeldheid in de 9e en 10e eeuw. Gedurende deze tijd stortte de politieke centralisatie van het eerdere Tibetaanse rijk in en volgden burgeroorlogen. Ondanks dit verlies van staatsmacht en bescherming, overleefde en bloeide het boeddhisme in Tibet.


De 5 voorschriften, die verwijzen naar vier lichamelijke handelingen en één verbale handeling, zijn de minimale ethische code voor lekenboeddhisten om de bekwame deugden van lichamelijke en verbale handelingen te ontwikkelen die ze idealiter hun hele leven zouden moeten naleven. Het zijn geen rigide en onbuigzame regels of geboden van God of een andere hogere goddelijke autoriteit met gepaste straffen als ze niet strikt worden nageleefd of beloningen voor het correct naleven ervan. Het zijn richtlijnen of trainingsregels die lekenboeddhisten vrijwillig en op eigen initiatief aannemen met begrip van de voordelen voor zichzelf en anderen. In het [[boeddhisme]] is elk individu verantwoordelijk voor zijn of haar eigen geluk en lijden als gevolg van hun acties op basis van de universele wet van oorzaak en gevolg.
==Tweede verspreiding (10e-12e eeuw)==


Naleving van de vijf voorschriften louter om sociaal gebrek aan respect te vermijden of uit angst voor straf voor het overtreden van de bestaande wetten van het land of van God of andere hogere goddelijke autoriteiten, zal de beoefenaar geen enkel moreel of spiritueel voordeel opleveren. Sommige boeddhisten reciteren de vijf voorschriften bij speciale gelegenheden of zelfs regelmatig zonder de intentie om ze na te leven, maar dit zal geen enkel voordeel opleveren voor henzelf of voor anderen. De voorschriften op zichzelf bezitten geen magische krachten om enig voordeel te verlenen aan degenen die ze reciteren maar ze niet correct naleven. In de meeste boeddhistische landen is het gebruikelijk om de drie toevluchtsoorden en de vijf voorschriften te reciteren voordat een religieuze gebeurtenis begint.
De late 10e en 11e eeuw zagen een heropleving van het boeddhisme in Tibet met de oprichting van "Nieuwe Vertaling" (Sarma) literatuur die de Nyingma- traditie opnieuw vorm gaf. In 1042 arriveerde de Bengaalse meester Atiśa (982-1054) in Tibet op uitnodiging van een West-Tibetaanse koning. Zijn belangrijkste leerling, Dromton, stichtte de Kadam-school van het Tibetaans boeddhisme, een van de eerste Sarma-scholen. De Sakya-school werd opgericht door Khön Könchok Gyelpo (1034–1102), een leerling van de grote geleerde Drogmi Shākya.  


===vzich te onthouden van het doden van levende wezens===
Andere invloedrijke Indiase leraren zijn onder meer [[Tilopa]] (988-1069) en zijn leerling [[Naropa]] (waarschijnlijk overleden rond 1040). Hun leringen, via hun student [[Marpa]], vormen de basis van de Kagyu-traditie (orale afstamming) , die zich richt op de praktijken van Mahamudra en de Zes Dharma's van Naropa. Een van de beroemdste Kagyu-figuren was de kluizenaar [[Milarepa]], een mysticus uit de 11e eeuw. De Dagpo Kagyu werd opgericht door de monnik [[Gampopa]] die Marpa's afstammingsleringen samenvoegde met de monastieke Kadam-traditie.


In deze context omvatten levende wezens niet alleen mensen, maar alle levende wezens, zowel groot als klein, inclusief dieren, insecten, enz. die onze omgeving met ons delen. Naast het doden valt ook elke vorm van het schaden, verwonden, martelen en mishandelen van een levend wezen in de geest van dit voorschrift. Vernietiging van een leven tijdens het uitoefenen van iemands professionele activiteiten, maar ook bij sportieve activiteiten voor plezier of competitie zoals jagen, vissen en racen, kan ook onder dit voorschrift vallen. De intentie of wil, in het Pali cetana genoemd , is een belangrijke factor bij het uitvoeren van een moorddaad die door een persoon kan worden gedaan, direct door zijn eigen lichamelijke acties of indirect door instructies of bevelen aan anderen te geven om de daad uit te voeren. van doden.
Alle subscholen van de Kagyu-traditie van het Tibetaans boeddhisme die vandaag de dag overleven, inclusief de Drikung Kagyu, de Drukpa Kagyu en de Karma Kagyu, zijn takken van de Dagpo Kagyu. De Karma Kagyu-school is de grootste van de Kagyu-subscholen en wordt geleid door de Karmapa.


Er zijn vijf factoren die nodig zijn om de daad van het doden binnen dit voorschrift te voltooien:
==Mongol dominantie (13de-14de eeuw)==


* Er moet een levend wezen zijn
Het Tibetaans boeddhisme oefende vanaf de 11e eeuw na Christus een sterke invloed uit onder de volkeren van Binnen-Azië, vooral de Mongolen. De Mongolen vielen Tibet binnen in 1240 en 1244. Uiteindelijk annexeerden ze Amdo en Kham en benoemden de grote geleerde en abt Sakya Pandita (1182-1251) tot onderkoning van Centraal Tibet in 1249. Op deze manier werd Tibet opgenomen in het Mongoolse rijk, waarbij de Sakya-hiërarchie de nominale macht over religieuze en regionale politieke aangelegenheden behield, terwijl de Mongolen de structurele en administratieve heerschappij over de regio behielden, versterkt door de zeldzame militaire interventie. Het Tibetaans boeddhisme werd als de de facto staatsgodsdienst aangenomen door de Mongoolse Yuan-dynastie (1271-1368) van Kublai Khan.
* Het besef dat het een levend wezen is
* De intentie of wil om dat levende wezen te doden
* Een bepaalde methode toepassen om dat levende wezen te doden
* De dood van dat specifieke levende wezen door die actie


Zoals blijkt uit deze vijf factoren, zijn het besef dat het object van deze actie een levend wezen is en de intentie of wil om dat levend wezen te doden belangrijke factoren, en alleen wanneer dat levend wezen zijn leven verliest als gevolg van de actie dat dit voorschrift wordt beschouwd als volledig geschonden. De drie wortels van ongezonde acties van hebzucht, haat en begoocheling kunnen aanleiding geven tot de actie van het doden, hetzij afzonderlijk of in combinatie met elkaar. Doden geworteld in haat wordt als ernstiger beschouwd dan doden geworteld in hebzucht. Ook kan een daad van moord met voorbedachten rade moreel verwerpelijker zijn dan een impulsieve moord, en de morele kwaliteiten van het slachtoffer kunnen ook van invloed zijn op de ernst van de overtreding. Het doden van een mens kan bijvoorbeeld als ernstiger worden beschouwd dan het doden van een dier,Arahant) zal ernstige gevolgen hebben.
Het was ook in deze periode dat de Tibetaans-boeddhistische canon werd samengesteld, voornamelijk geleid door de inspanningen van de geleerde Butön Rinchen Drup (1290–1364). Een deel van dit project omvatte het snijden van de canon in houtblokken om af te drukken, en de eerste exemplaren van deze teksten werden bewaard in het klooster van Narthang.


===zich onthouden van het nemen van dat wat niet gegeven is===
==Clans (14e-18e eeuw)==  


Dit voorschrift omvat het stelen of wegnemen van iets dat rechtmatig aan iemand anders toebehoort en dat niet door de respectieve eigenaar aan zichzelf wordt aangeboden of gegeven. Naast diefstal kunnen ook andere vormen van het wegnemen van zaken die van anderen zijn door middel van diefstal, fraude of bedrog, evenals elke vorm van levensonderhoud waarbij sprake is van enige vorm van bedrog, omkoping, uitbuiting en manipulatie, onder dit voorschrift vallen. Werknemers die de taken waarvoor ze worden betaald niet vervullen, werkgevers die hun werknemers niet voldoende betalen voor het werk dat ze uitvoeren, misbruik van eigendommen van werkgevers of de staat, en handelaren die goederen van lage kwaliteit of laag gewicht aan klanten verkopen, kunnen allemaal worden overwogen binnen dit voorschrift vallen.
Met het verval van de Mongoolse Yuan-dynastie en het losse bestuur van de volgende (Han-Chinese) Ming-dynastie (1368–1644), werd Centraal Tibet geregeerd door opeenvolgende lokale families (clans) van de 14e tot de 17e eeuw. Jangchub Gyaltsän (1302–1364) werd halverwege de 14e eeuw de sterkste politieke familie. Gedurende deze periode stichtte de hervormingsgezinde geleerde Je Tsongkhapa (1357–1419) de Gelug- school die een beslissende invloed zou hebben op de geschiedenis van Tibet. De Ganden Tripa is het hoofd van de Gelug-school, hoewel de meest invloedrijke figuur de Dalai Lama is.


Er zijn vijf factoren die nodig zijn voor het voltooien van de daad van stelen binnen dit voorschrift:
Interne strijd binnen de Phagmodrupa-dynastie en het sterke lokalisme van de verschillende leengoederen en politiek-religieuze facties leidden tot een lange reeks interne conflicten. De predikantenfamilie Rinpungpa, gevestigd in Tsang (West-Centraal Tibet), domineerde de politiek na 1435.


* Een object dat van iemand anders is
In 1565 werd de familie Rinpungpa omvergeworpen door de Tsangpa- dynastie van Shigatse, die in de volgende decennia haar macht in verschillende richtingen van Tibet uitbreidde en de Karma Kagyu- sekte begunstigde. Ze zouden een cruciale rol spelen in de gebeurtenissen die leidden tot de opkomst van de macht van de Dalai Lama's in de jaren 1640.
* Het besef dat het van iemand anders is
* De intentie of wil om het te stelen
* Het proces van het nemen van dat object
* In bezit nemen van het object


Net als bij het eerste voorschrift is de intentie of wil om iets te stelen dat bewust van een andere persoon is, een belangrijke factor bij het overtreden van het voorschrift. Een daad van stelen kan zijn oorsprong vinden in elk van de drie ongezonde wortels van hebzucht, haat en waanvoorstellingen, hoewel hebzucht de meest voorkomende wortel is.
In China werd het Tibetaans boeddhisme nog steeds bezocht door de elites van de Ming-dynastie. De Ming-dynastie ondersteunde in deze periode ook de verspreiding van het Tibetaans boeddhisme in Mongolië. Tibetaans-boeddhistische missionarissen hielpen ook bij het verspreiden van de religie in Mongolië. Het was in deze tijd dat Altan Khan, de leider van de Tümed Mongolen, zich bekeerde tot het boeddhisme en een verbond sloot met de Gelug-school, waarbij hij in 1578 de titel van Dalai Lama aan Sonam Gyatso verleende.


===zich onthouden van seksueel wangedrag===
Tijdens een Tibetaanse burgeroorlog in de 17e eeuw veroverde en verenigde Sonam Choephel (1595–1657), de belangrijkste regent van de 5e Dalai Lama , Tibet om de regering van Ganden Phodrang te vestigen met de hulp van de Güshi Khan van de Khoshut Mongolen. De Ganden Phodrang en de opeenvolgende Gelug tulku- lijnen van de Dalai Lama's en Panchen Lama's behielden de regionale controle over Tibet van het midden van de 17e tot het midden van de 20e eeuw.


Naast seksueel wangedrag, is dit voorschrift door sommigen ook geïnterpreteerd als wangedrag in alle sensuele genoegens van elk zintuig van het lichaam.
==Qing-dynastie (18e-20e eeuw)==


Ongepaste seksuele relaties omvatten het hebben van een seksuele relatie die wordt verzorgd door haar ouders, broer, zus of andere familieleden, evenals iemand die getrouwd is of verloofd is. Seksuele relaties met naaste verwanten, die volgens de traditie verboden kunnen zijn, en met religieuze nonnen vallen ook onder dit voorschrift.
De Qing-dynastie (1644-1912) vestigde een Chinese heerschappij over Tibet nadat een Qing-expeditieleger de Dzungars (die Tibet controleerden) versloeg in 1720, en duurde tot de val van de Qing-dynastie in 1912.  De Manchu- heersers van de De Qing-dynastie steunde het Tibetaanse boeddhisme, vooral de Gelug- sekte, tijdens het grootste deel van hun heerschappij. De regering van de keizer Qianlong was het hoogtepunt voor deze promotie van het Tibetaans boeddhisme in China, met het bezoek van de 6e Panchen Lama aan Peking en de bouw van tempels in Tibetaanse stijl, zoals de Xumi Fushou-tempel, de Puning-tempel en Putuo Zongcheng-tempel (gemodelleerd naar het Potala-paleis).


Seksuele relaties waarbij geweld, geweld, chantage, bedrog, bedreiging en omkoping betrokken zijn, kunnen ook in de geest van dit voorschrift worden opgenomen. Er zijn vier factoren die nodig zijn om de daad van seksueel wangedrag binnen dit voorschrift te voltooien;
Deze periode zag ook de opkomst van de Rimé-beweging , een negentiende-eeuwse niet-sektarische beweging waarbij de Sakya- , Kagyu- en Nyingma- scholen van het Tibetaans boeddhisme betrokken waren, samen met enkele Bon- geleerden. Na te hebben gezien hoe de Gelug- instellingen de andere tradities naar de uithoeken van het Tibetaanse culturele leven duwden, hebben geleerden zoals Jamyang Khyentse Wangpo (1820-1892) en Jamgön Kongtrül (1813-1899) de leerstellingen van de Sakya, Kagyu en Nyingma, waaronder veel bijna uitgestorven leringen. Zonder het verzamelen en drukken van zeldzame werken door Khyentse en Kongtrul zou de onderdrukking van het boeddhisme door de communisten veel meer definitief zijn geweest. De Rimé-beweging is verantwoordelijk voor een aantal schriftuurlijke compilaties, zoals de Rinchen Terdzod en de Sheja Dzö.


* Een seksuele partner die als illegaal of ongeoorloofd wordt beschouwd
Tijdens de Qing bleef het Tibetaans boeddhisme ook de belangrijkste religie van de Mongolen onder Qing-heerschappij (1635-1912), evenals de staatsgodsdienst van de Kalmyk Khanate (1630-1771), de Dzungar Khanate (1634-1758) en de Khoshut. Khanate (1642-1717).
* Intentie om een ​​seksuele activiteit met die persoon aan te gaan
* Het aangaan van een seksuele activiteit met die persoon
* Genieten van de seksuele activiteit


In de meeste gevallen waarbij dit voorschrift wordt overtreden, kan de grondoorzaak hebzucht zijn, hoewel hebzucht in sommige gevallen kan worden geassocieerd met de andere twee ongezonde wortels van haat en waanideeën.
==20e en 21e eeuw==


===zich onthouden van het vertellen van leugens===
In 1912, na de val van de Qing-dynastie, werd Tibet de facto onafhankelijk onder de 13e Dalai Lama- regering in Lhasa, waarbij het huidige grondgebied van wat nu de Tibetaanse Autonome Regio wordt gehandhaafd.


Dit voorschrift omvat valse spraak met de opzettelijke bedoeling om een ​​andere persoon te misleiden. We houden er niet van om voorgelogen te worden en waarderen de eerlijkheid van anderen in onze gemeenschap. Evenzo zullen anderen er ook niet van genieten om voorgelogen te worden en zullen ze eerlijkheid van ons waarderen. Valse spraak kan ook via non-verbale middelen zijn, zoals gebaren en schriftelijke communicatie.
Na de slag om Chamdo werd Tibet in 1950 geannexeerd door de Chinese Volksrepubliek. In 1959 vluchtte de 14e Dalai Lama en een groot aantal geestelijken het land uit om zich te vestigen in India en andere buurlanden. De gebeurtenissen van de Culturele Revolutie (1966-1976) zagen religie als een van de belangrijkste politieke doelen van de Chinese Communistische Partij, en de meeste van de duizenden tempels en kloosters in Tibet werden vernietigd, waarbij veel [[monnik|monniken]] en [[lama|lama's]] gevangen zaten. Gedurende deze tijd werden privé-religieuze uitingen, evenals Tibetaanse culturele tradities, onderdrukt. Veel van het Tibetaanse tekstuele erfgoed en instellingen werden vernietigd, en monniken en nonnen werden gedwongen zich uit te kleden. Buiten Tibet was er echter een hernieuwde belangstelling voor het Tibetaans boeddhisme in plaatsen als Nepal en Bhutan, terwijl de verspreiding van het Tibetaans boeddhisme in de westerse wereld werd bewerkstelligd door veel van de Tibetaanse vluchtelingen die uit Tibet waren ontsnapt.  


Er zijn vier factoren die nodig zijn om de daad van valse spraak binnen dit voorschrift te voltooien:
Na het liberaliseringsbeleid in China in de jaren tachtig begon de religie zich te herstellen met de wederopbouw van enkele tempels en kloosters. Tibetaans boeddhisme is nu een invloedrijke religie onder Chinezen, en ook in Taiwan. De Chinese regering behoudt echter strikte controle over de Tibetaans-boeddhistische instellingen. Quota voor het aantal monniken en nonnen worden gehandhaafd en hun activiteiten worden nauwlettend gevolgd.


* Een onwaarheid
Binnen de Tibetaanse Autonome Regio is het geweld tegen boeddhisten sinds 2008 aan het escaleren. In wijdverspreide rapporten worden de arrestaties en verdwijningen van nonnen en monniken gedocumenteerd, terwijl de Chinese regering religieuze praktijken classificeert als "bendecriminaliteit".  Rapporten omvatten de sloop van kloosters, gedwongen ontkledingen, gedwongen heropvoeding en detentie van nonnen en monniken, vooral degenen die in het centrum van Yarchen Gar wonen, de meest bekende.
* De intentie om een ​​andere persoon of personen te misleiden
* Poging om de onwaarheid over te brengen aan de andere persoon of personen
* De onwaarheid overbrengen aan de andere persoon of personen die de betekenis ervan begrijpen
* De grondoorzaak van het overtreden van dit voorschrift door valse spraak kan elk van de drie ongezonde wortels van hebzucht, haat en waanideeën zijn, afzonderlijk of in combinatie met andere factoren.


===zich onthouden van bedwelmende middelen===
[[categorie: Boeddhisme per land]]
 
De stoffen die in dit voorschrift zijn opgenomen, kunnen gefermenteerde alcoholen zijn, zoals bier, wijn en cider, gedistilleerde alcoholen zoals whisky, cognac, wodka, gin, arak en rum, en bedwelmende drugs zoals marihuana, cocaïne, heroïne, amfetaminen, opium en vele andere dergelijke. stoffen. Alcohol en andere bedwelmende middelen kunnen stoornissen veroorzaken in bewustzijn, zintuigen, aandacht, waarneming, mentale en fysieke zelfbeheersing en leiden tot achteloosheid. Een belangrijk aspect van dit voorschrift is dat iemand die dit voorschrift overtreedt, in staat is om ook de andere vier voorschriften te overtreden.
 
Er zijn vier factoren die nodig zijn om het gebruik van alcohol of bedwelmende middelen binnen dit voorschrift te voltooien:
 
* Het bedwelmende middel is beschikbaar
* Intentie om het te nemen
* Het proces om het te nemen
* De inname van het bedwelmende middel
 
De grondoorzaken voor het overtreden van dit voorschrift zijn voornamelijk hebzucht en waanvoorstellingen en er moet worden opgemerkt dat het innemen van alcohol of andere bedwelmende middelen in medicijnen voor medische doeleinden niet neerkomt op het overtreden van het voorschrift.
 
Gezien het feit dat van alle vijf voorschriften wordt verwacht dat men zich onthoudt van het uitvoeren van bepaalde fysieke en verbale handelingen, kan men zich afvragen of de voorschriften veronderstellen dat degenen die ze naleven alleen negatief gedrag vertonen in plaats van enig positief gedrag. Dit is echter niet het geval, aangezien elk voorschrift zowel een negatief als een positief aspect heeft en hoewel het moeilijk kan zijn om strikte richtlijnen op te stellen met betrekking tot abstracte kwaliteiten zoals mededogen, welwillendheid, vrijgevigheid, eerlijkheid en tevredenheid, is het veel gemakkelijker om ze te ontwikkelen. zodra hun negatieve tegenhangers onder controle zijn.
 
===de 5 voorschriften voor burgers===
 
In de [[Pali-canon|Dhammika sutta van de Khuddaka Nikaya]], (verzameling van de kleine toespraken van de Boeddha), presenteert de Boeddha de vijf voorschriften die huisbewoners in acht moeten nemen om een ​​leven van goede zedelijkheid te behouden. Bovendien heeft Boeddha, naast het zich onthouden van het plegen van een bepaalde fysieke of verbale ongezonde handeling, ook het onthouden van het aanzetten van anderen tot het plegen van dezelfde handelingen binnen de voorschriften opgenomen.
 
* Dood of kwets geen levende wezens en zet anderen niet aan om levende wezens te doden
* Vermijd het nemen van wat niet wordt gegeven of het aanzetten van anderen om dit te doen
* Neem het celibaat in acht of vermijd op zijn minst overspel
* Lieg niet en zet anderen niet aan om te liegen
* Drink geen alcohol en gebruik geen bedwelmende middelen of zet anderen hiertoe niet aan
 
==Positieve effecten==
 
* Voor het eerste voorschrift is het vermijden of het negatieve aspect om je te onthouden van het doden van levende wezens, terwijl het tegenovergestelde of positieve aspect is om liefdevolle vriendelijkheid, mededogen en welwillendheid voor alle levende wezens te ontwikkelen.
* Voor het tweede voorschrift is het negatieve aspect om je te onthouden van het nemen van wat niet wordt gegeven, terwijl het positieve aspect is om de kwaliteiten van eerlijkheid, vrijgevigheid en respect voor de rechten van anderen op hun eigendom te ontwikkelen.
* Voor het derde voorschrift is het negatieve aspect om je te onthouden van seksueel wangedrag, terwijl het positieve aspect is om de kwaliteiten van respect voor het huwelijk en relaties te ontwikkelen, evenals zelfbeheersing met betrekking tot sensuele verlangens.
* Voor het vierde voorschrift is het negatieve aspect om je te onthouden van het vertellen van leugens, terwijl het positieve aspect is om de gewoonte van ware spraak te ontwikkelen.
* Voor het vijfde voorschrift is het negatieve aspect om je te onthouden van het nuttigen van alcohol en andere bedwelmende middelen, terwijl het positieve aspect is om helderheid van geest en oplettendheid te ontwikkelen.
 
In de Vyagghapajja sutta van de Anguttara Nikaya, (verzameling van de numerieke verhandelingen van de Boeddha), heeft Boeddha observatie van de vijf voorschriften opgenomen als een van de vier factoren die leiden tot geluk in toekomstige levens, terwijl de andere drie factoren geloof, vrijgevigheid en wijsheid zijn.
 
===nog meer voordelen===
 
Voordelen van het handhaven van moraliteit door het naleven van de vijf voorschriften:
 
* Aanwezigheid van een zuiver geweten zonder schuldgevoelens, wroeging of angst die kunnen ontstaan ​​door het overtreden van een van de voorschriften
* Een goede reputatie met respect en vertrouwen onder de leden van iemands gemeenschap
* Vermogen om in vrede en harmonie te leven met anderen in de samenleving
* Zal geen problemen krijgen met de gerechtelijke autoriteiten
* Moraliteit is de fundamentele basis voor concentratiemeditatie waardoor diepere stadia van concentratie, Jhanas genaamd, kunnen worden bereikt
* Moraliteit is de fundamentele basis voor de ontwikkeling van het boeddhistische spirituele pad dat bestaat uit moraliteit, concentratie en wijsheid die leidt tot de uiteindelijke bevrijding van menselijk lijden – Nibbana
* De mogelijkheid om vredig te sterven zonder angst of verwarring
* Wedergeboorte in menselijke of hemelse werelden
* Als herboren als [[tibetaans levenswiel|mens]]
 
===voordelen per voorschrift===
 
* Naleving van het eerste voorschrift zal resulteren in een lang leven
* Naleving van het tweede voorschrift zal resulteren in voorspoed
* Naleving van het derde voorschrift zal resulteren in populariteit
* Naleving van het vierde voorschrift zal resulteren in een goede reputatie
* Naleving van het vijfde voorschrift zal resulteren in helderheid van geest en wijsheid
* Aanmoediging voor anderen om moreel gedrag te ontwikkelen door een positief voorbeeld voor hen te zijn
* Gevolgen van het overtreden van de vijf voorschriften
 
==Bronnen==
 
* Bhikkhu Bodhi (1994) Going for Refuge, Taking the Precepts, Buddhist Publication Society, 282/284, Kandy, Sri Lanka
* The Discourse Collection: Selected Texts from the Sutta Nipata (1983), translation by John D. Ireland, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka
* Narada Thera (1985) Everyman’s Ethics: Four Discourses of the Buddha, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka
* Bhikkhu Bodhi 2012, Vipaka sutta, The Numerical Discourses of the Buddha, Anguttara Nikaya, Wisdom Publications
* Arnold, Sir Edwin, The Light of Asia, CreateSpace Independent Publishing Platform (6 Aug. 2013)
* Dr. Ari Ubeysekara, Pancha Sila: Five Precepts of Buddhist Morality
[[categorie: Boeddhisme]]

Versie van 22 dec 2022 07:14

In 2020 werd het Boeddhisme door ongeveer 500 miljoen mensen wereldwijd beoefend, wat neerkomt op 7% tot 8% van de totale wereldbevolking. Het Boeddhisme is de dominante religie in Bhutan, Myanmar (Burma), Cambodja, Hong-Kong, Japan, Tibet, Laos, Macau, Mongolië, Singapore, Sri-Lanka, Thailand en Vietnam. Op het vasteland van China, Taiwan, Nepal en Zuid-Korea leven grote boeddhistische bevolkingsgroepen. China is het land met de grootste populatie boeddhisten, ongeveer 244 miljoen of 18,2% van de totale bevolking.
Pijl.png lees meer over dit onderwerp op: Alle statistieken van de spreiding van het Boeddhisme wereldwijd

Categorie indeling
Home - Boeddhisme - Boeddhisme per land
Alle Boeddhistische landen
Buddhist Expansion.svg
Boeddhisme per land
Introductie en statistieken
Bhutan - Burma - Cambodja - China - Hong-Kong - India - Indonesië
Japan- Korea - Laos - Maleisië - Mongolië - Nepal - Rusland
Singapore - Sri-Lanka - Taiwan - Thailand - Tibet - Vietnam
Dhamma wiel

Tibetaans boeddhisme

Het Tibetaans boeddhisme duidt naast 'het Boeddhisme in Tibet' ook de één van de 3 belangrijkste stromingen binnen het Boeddhisme aan: het Tibetaans boeddhisme. De inheemse Tibetaanse term voor boeddhisme is "De Dharma van de insiders" (nang chos) of "De Boeddha Dharma van de insiders". "Insider" betekent iemand die de waarheid niet buiten, maar binnen de aard van de geest zoekt. Dit staat in contrast met andere vormen van religie, die worden genoemd chos nokken (dharma-systeem), bijvoorbeeld het christendom wordt genoemd Yi shu'i chos lugs (Jesus dharma-systeem).

De term "Vajrayāna" wordt soms verward met de term 'Tibetaans boeddhisme'. Nauwkeuriger gezegd, betekent Vajrayāna een bepaalde subset van praktijken en tradities die niet alleen deel uitmaken van het Tibetaans boeddhisme, maar ook prominent aanwezig zijn in andere boeddhistische tradities.

Lees hier een uitgebreid artikel over het Tibetaans boeddhisme

Eerste verspreiding (7de-9de eeuw)

de eerste intrede van het Boeddhisme in Tibet was pas 1.200 jaar ná het overlijden van Gautama de Boeddha tijdens het Tibetaanse rijk (7e-9e eeuw). Sanskriet-boeddhistische geschriften uit India werden voor het eerst in het Tibetaans vertaald onder het bewind van de Tibetaanse koning Songtsän Gampo (618-649).

In de 8e eeuw vestigde koning Trisong Detsen (755-797) het boeddhisme als de officiële religie van de staat en beval zijn leger om gewaden te dragen en het boeddhisme te bestuderen. Trisong Detsen nodigde Indiase boeddhistische geleerden uit aan zijn hof, waaronder Padmasambhāva (8e eeuw) en Śāntarakṣita (725–788), die worden beschouwd als de grondleggers van Nyingma, de oudste traditie van het Tibetaans boeddhisme.

Yeshe Tsogyal, de belangrijkste vrouw in de Nyingma Vajrayana-lijn, was lid van het hof van Trisong Detsen en werd Padmasambhava's student voordat ze verlichting kreeg. Trisong Deutsen nodigde ook de Chan- meester Moheyan uit om de Dharma in het Samye-klooster over te brengen.

tijdperk van fragmentatie (9de-10de eeuw)=

Een ommekeer in de boeddhistische invloed begon onder koning Langdarma (regering: 836-842), en zijn dood werd gevolgd door het zogenaamde tijdperk van fragmentatie, een periode van verdeeldheid in de 9e en 10e eeuw. Gedurende deze tijd stortte de politieke centralisatie van het eerdere Tibetaanse rijk in en volgden burgeroorlogen. Ondanks dit verlies van staatsmacht en bescherming, overleefde en bloeide het boeddhisme in Tibet.

Tweede verspreiding (10e-12e eeuw)

De late 10e en 11e eeuw zagen een heropleving van het boeddhisme in Tibet met de oprichting van "Nieuwe Vertaling" (Sarma) literatuur die de Nyingma- traditie opnieuw vorm gaf. In 1042 arriveerde de Bengaalse meester Atiśa (982-1054) in Tibet op uitnodiging van een West-Tibetaanse koning. Zijn belangrijkste leerling, Dromton, stichtte de Kadam-school van het Tibetaans boeddhisme, een van de eerste Sarma-scholen. De Sakya-school werd opgericht door Khön Könchok Gyelpo (1034–1102), een leerling van de grote geleerde Drogmi Shākya.

Andere invloedrijke Indiase leraren zijn onder meer Tilopa (988-1069) en zijn leerling Naropa (waarschijnlijk overleden rond 1040). Hun leringen, via hun student Marpa, vormen de basis van de Kagyu-traditie (orale afstamming) , die zich richt op de praktijken van Mahamudra en de Zes Dharma's van Naropa. Een van de beroemdste Kagyu-figuren was de kluizenaar Milarepa, een mysticus uit de 11e eeuw. De Dagpo Kagyu werd opgericht door de monnik Gampopa die Marpa's afstammingsleringen samenvoegde met de monastieke Kadam-traditie.

Alle subscholen van de Kagyu-traditie van het Tibetaans boeddhisme die vandaag de dag overleven, inclusief de Drikung Kagyu, de Drukpa Kagyu en de Karma Kagyu, zijn takken van de Dagpo Kagyu. De Karma Kagyu-school is de grootste van de Kagyu-subscholen en wordt geleid door de Karmapa.

Mongol dominantie (13de-14de eeuw)

Het Tibetaans boeddhisme oefende vanaf de 11e eeuw na Christus een sterke invloed uit onder de volkeren van Binnen-Azië, vooral de Mongolen. De Mongolen vielen Tibet binnen in 1240 en 1244. Uiteindelijk annexeerden ze Amdo en Kham en benoemden de grote geleerde en abt Sakya Pandita (1182-1251) tot onderkoning van Centraal Tibet in 1249. Op deze manier werd Tibet opgenomen in het Mongoolse rijk, waarbij de Sakya-hiërarchie de nominale macht over religieuze en regionale politieke aangelegenheden behield, terwijl de Mongolen de structurele en administratieve heerschappij over de regio behielden, versterkt door de zeldzame militaire interventie. Het Tibetaans boeddhisme werd als de de facto staatsgodsdienst aangenomen door de Mongoolse Yuan-dynastie (1271-1368) van Kublai Khan.

Het was ook in deze periode dat de Tibetaans-boeddhistische canon werd samengesteld, voornamelijk geleid door de inspanningen van de geleerde Butön Rinchen Drup (1290–1364). Een deel van dit project omvatte het snijden van de canon in houtblokken om af te drukken, en de eerste exemplaren van deze teksten werden bewaard in het klooster van Narthang.

Clans (14e-18e eeuw)

Met het verval van de Mongoolse Yuan-dynastie en het losse bestuur van de volgende (Han-Chinese) Ming-dynastie (1368–1644), werd Centraal Tibet geregeerd door opeenvolgende lokale families (clans) van de 14e tot de 17e eeuw. Jangchub Gyaltsän (1302–1364) werd halverwege de 14e eeuw de sterkste politieke familie. Gedurende deze periode stichtte de hervormingsgezinde geleerde Je Tsongkhapa (1357–1419) de Gelug- school die een beslissende invloed zou hebben op de geschiedenis van Tibet. De Ganden Tripa is het hoofd van de Gelug-school, hoewel de meest invloedrijke figuur de Dalai Lama is.

Interne strijd binnen de Phagmodrupa-dynastie en het sterke lokalisme van de verschillende leengoederen en politiek-religieuze facties leidden tot een lange reeks interne conflicten. De predikantenfamilie Rinpungpa, gevestigd in Tsang (West-Centraal Tibet), domineerde de politiek na 1435.

In 1565 werd de familie Rinpungpa omvergeworpen door de Tsangpa- dynastie van Shigatse, die in de volgende decennia haar macht in verschillende richtingen van Tibet uitbreidde en de Karma Kagyu- sekte begunstigde. Ze zouden een cruciale rol spelen in de gebeurtenissen die leidden tot de opkomst van de macht van de Dalai Lama's in de jaren 1640.

In China werd het Tibetaans boeddhisme nog steeds bezocht door de elites van de Ming-dynastie. De Ming-dynastie ondersteunde in deze periode ook de verspreiding van het Tibetaans boeddhisme in Mongolië. Tibetaans-boeddhistische missionarissen hielpen ook bij het verspreiden van de religie in Mongolië. Het was in deze tijd dat Altan Khan, de leider van de Tümed Mongolen, zich bekeerde tot het boeddhisme en een verbond sloot met de Gelug-school, waarbij hij in 1578 de titel van Dalai Lama aan Sonam Gyatso verleende.

Tijdens een Tibetaanse burgeroorlog in de 17e eeuw veroverde en verenigde Sonam Choephel (1595–1657), de belangrijkste regent van de 5e Dalai Lama , Tibet om de regering van Ganden Phodrang te vestigen met de hulp van de Güshi Khan van de Khoshut Mongolen. De Ganden Phodrang en de opeenvolgende Gelug tulku- lijnen van de Dalai Lama's en Panchen Lama's behielden de regionale controle over Tibet van het midden van de 17e tot het midden van de 20e eeuw.

Qing-dynastie (18e-20e eeuw)

De Qing-dynastie (1644-1912) vestigde een Chinese heerschappij over Tibet nadat een Qing-expeditieleger de Dzungars (die Tibet controleerden) versloeg in 1720, en duurde tot de val van de Qing-dynastie in 1912. De Manchu- heersers van de De Qing-dynastie steunde het Tibetaanse boeddhisme, vooral de Gelug- sekte, tijdens het grootste deel van hun heerschappij. De regering van de keizer Qianlong was het hoogtepunt voor deze promotie van het Tibetaans boeddhisme in China, met het bezoek van de 6e Panchen Lama aan Peking en de bouw van tempels in Tibetaanse stijl, zoals de Xumi Fushou-tempel, de Puning-tempel en Putuo Zongcheng-tempel (gemodelleerd naar het Potala-paleis).

Deze periode zag ook de opkomst van de Rimé-beweging , een negentiende-eeuwse niet-sektarische beweging waarbij de Sakya- , Kagyu- en Nyingma- scholen van het Tibetaans boeddhisme betrokken waren, samen met enkele Bon- geleerden. Na te hebben gezien hoe de Gelug- instellingen de andere tradities naar de uithoeken van het Tibetaanse culturele leven duwden, hebben geleerden zoals Jamyang Khyentse Wangpo (1820-1892) en Jamgön Kongtrül (1813-1899) de leerstellingen van de Sakya, Kagyu en Nyingma, waaronder veel bijna uitgestorven leringen. Zonder het verzamelen en drukken van zeldzame werken door Khyentse en Kongtrul zou de onderdrukking van het boeddhisme door de communisten veel meer definitief zijn geweest. De Rimé-beweging is verantwoordelijk voor een aantal schriftuurlijke compilaties, zoals de Rinchen Terdzod en de Sheja Dzö.

Tijdens de Qing bleef het Tibetaans boeddhisme ook de belangrijkste religie van de Mongolen onder Qing-heerschappij (1635-1912), evenals de staatsgodsdienst van de Kalmyk Khanate (1630-1771), de Dzungar Khanate (1634-1758) en de Khoshut. Khanate (1642-1717).

20e en 21e eeuw

In 1912, na de val van de Qing-dynastie, werd Tibet de facto onafhankelijk onder de 13e Dalai Lama- regering in Lhasa, waarbij het huidige grondgebied van wat nu de Tibetaanse Autonome Regio wordt gehandhaafd.

Na de slag om Chamdo werd Tibet in 1950 geannexeerd door de Chinese Volksrepubliek. In 1959 vluchtte de 14e Dalai Lama en een groot aantal geestelijken het land uit om zich te vestigen in India en andere buurlanden. De gebeurtenissen van de Culturele Revolutie (1966-1976) zagen religie als een van de belangrijkste politieke doelen van de Chinese Communistische Partij, en de meeste van de duizenden tempels en kloosters in Tibet werden vernietigd, waarbij veel monniken en lama's gevangen zaten. Gedurende deze tijd werden privé-religieuze uitingen, evenals Tibetaanse culturele tradities, onderdrukt. Veel van het Tibetaanse tekstuele erfgoed en instellingen werden vernietigd, en monniken en nonnen werden gedwongen zich uit te kleden. Buiten Tibet was er echter een hernieuwde belangstelling voor het Tibetaans boeddhisme in plaatsen als Nepal en Bhutan, terwijl de verspreiding van het Tibetaans boeddhisme in de westerse wereld werd bewerkstelligd door veel van de Tibetaanse vluchtelingen die uit Tibet waren ontsnapt.

Na het liberaliseringsbeleid in China in de jaren tachtig begon de religie zich te herstellen met de wederopbouw van enkele tempels en kloosters. Tibetaans boeddhisme is nu een invloedrijke religie onder Chinezen, en ook in Taiwan. De Chinese regering behoudt echter strikte controle over de Tibetaans-boeddhistische instellingen. Quota voor het aantal monniken en nonnen worden gehandhaafd en hun activiteiten worden nauwlettend gevolgd.

Binnen de Tibetaanse Autonome Regio is het geweld tegen boeddhisten sinds 2008 aan het escaleren. In wijdverspreide rapporten worden de arrestaties en verdwijningen van nonnen en monniken gedocumenteerd, terwijl de Chinese regering religieuze praktijken classificeert als "bendecriminaliteit". Rapporten omvatten de sloop van kloosters, gedwongen ontkledingen, gedwongen heropvoeding en detentie van nonnen en monniken, vooral degenen die in het centrum van Yarchen Gar wonen, de meest bekende.