Abhidhamma
Het hart van de Abhidhamma filosofie is de Abhidhamma Pitaka, een van de onderdelen van de Pali-canon, dat door het Theravada Boeddhisme als de gezaghebbende vertolking van de leer van de Boeddha wordt erkend. De Abhidhamma bevat nauwgezette observaties van leerlingen en leerlingen-van-leerlingen (etc.) van Boeddha die gaan over het meditatieproces. Kort-door-de-bocht gezegd zou je de Abhidhamma kunnen zien als een routeboek van ieder persoon naar de verlichting toe. Het beschrijft het spirituele proces die een ieder doormaakt, en wat er in de psyche afspeelt tijdens dat proces. De Abhidhamma gaat er van uit, gebasseerd op de ervaringen van duizenden mediteerders, dat ieders spirituele pad er hetzelfde uitziet, maar dat iedereen het op een andere manier ervaart.
Oorsprong
Volgens de mythologie heeft Gautama de Boeddha de Abhidhamma onmiddellijk na zijn verlichting bedacht aan de goden onderwezen. Later onderwees Gautama de Boeddha het ook aan Sariputta, die het vervolgens aan zijn discipelen doorgaf.
De moderne wetenschap dateert de oorsprong van de Abhidhamma Pitaka rond de derde eeuw voor Christus, 100 tot 200 jaar na de dood van Gautama de Boeddha. Daarom wordt door geleerden over het algemeen beweerd dat de zeven werken van Abhidhamma niet de woorden van de Boeddha zelf vertegenwoordigen, maar die van discipelen en geleerden. De Abhidharma literatuur is waarschijnlijk ontstaan als uitwerking en interpretatie van de sutta's en samengesteld tijdens de eerste 3 Boeddhistische concilies die in India in de eerste eeuwen na het heen gaan van de Boeddha werden gehouden:
- de eerste in Rajagaha, 3 maanden na het parinibbana van de Boeddha, bijeengeroepen door vijf honderd hoge senior monniken onder lijding van de Eerwaarde Mahakassapa
- de tweede, in Vesali, honderd jaar later
- de derde, in Pataliputta, twee honderd jaar later.
De canon dat uit deze concilies voort kwam, behouden in de Middel Indiase taal die nu Pali wordt genoemd, staat bekent als de Tipitaka, de drie “manden” of verzamelingen van de leer.
- De eerste verzameling, de Vinaya Pitaka, is het boek van discipline, waarin de gedragsregels van de bhikkhu’s en bhikkhunis – de monniken en nonnen – en de regelgeving betreffende de Sangha, de monastische orde, staan vervat.
- De Sutta Pitaka, de tweede verzameling, brengt de Boeddha’s leerredenen die door hem op verschillende momenten werden gegeven tijdens zijn vijfenveertig jarige leraarschap, bij elkaar.
- De derde verzameling is de Abhidhamma Pitaka, de “mand” van de Boeddha’s “hogere” of “speciale” leer.
Abhidhamma Pitaka
Dit derde grote onderdeel van het Pali canon wordt gekenmerkt door een duidelijk verschillend karakter vergeleken met de andere twee onderdelen. Waar de Sutta’s en Vinaya een duidelijk praktisch doel hebben, namelijk het verkondigen van een scherp omlijnde boodschap over bevrijding, en het voorzien van een methode van persoonlijke training, geeft de Abhidhamma Pitaka het beeld af een abstracte en hoog technische sytematisatie van de leer te zijn. De verzameling bestaat uit zeven boeken: de Dhammasangani, de Vibhanga, de Dhatukatha, de Puggalapaññatti, de Kathavatthu, de Yamaka, en de Patthana. In tegenstelling tot de Sutta’s, zijn dit geen in schrift opgenomen leerredenen en discussies uit het dagelijks leven; ze zijn, veel meer, geheel ontwikkelde uiteenzettingen waarin de principes van de leer methodisch georganiseerd, minutieus gedefinieerd, en minutieus getabelleerd en geclassificeerd zijn. Ondanks dat ze zonder twijfel oorspronkelijk mondeling samengesteld en overgeleverd werden en pas later zijn opgeschreven, samen met de rest van het canon in de eerste eeuw v.Chr., tonen zij de kwaliteiten van een gestructureerd gedachtegoed met rigoureuze consistentie, typerend voor het geschreven woord.
Theravada boeddhisme
In de Theravada traditie geniet de Abhidhamma Pitaka het hoogste aanzien, vereerd als het kroonjuweel van de Boeddhistische geschriften. Dit hoogste aanzien valt bijvoorbeeld te zien doordat, Koning Kassapa V (tiende eeuw n.Chr.) in Sri Lanka de hele Abhidhamma Pitaka in gouden platen heeft laten ingraveren en het eerste boek met edelstenen heeft laten bezetten, terwijl een andere koning, Vijayabahu (elfde eeuw) de Dhammasangani elke ochtend voordat hij aan zijn Koninklijke taken begon bestudeerde en er een Sinhaleze vertaling van heeft geschreven. Bij vluchtig lezen echter, is deze verering van de Abhidhamma moeilijk te begrijpen. De tekst lijkt niets meer dan een academische oefening in het manipuleren van termen uit de leer, zwaarwichtig en zich tot vermoeiends toe herhalend.
De reden voor de diepe verering van de Abhidhamma Pitaka wordt pas duidelijk bij grondig bestuderen en diepgaand reflecteren, ondernomen in de overtuiging dat deze oude teksten iets belangrijks over te brengen hebben. Wanneer men de Abhidhamma verhandelingen met een dergelijke instelling benadert en wat inzichten in hun wijde implicaties en organische eenheid verkrijgt, zal men vinden dat ze niets minder trachten, dan het verwoorden van een alomvattende visie over de totaliteit van de ervaren realiteit, een visie gekenmerkt door uitgebreidheid van omvang, systematische volledigheid, en analytische precisie. Vanuit het standpunt van het orthodoxe Theravada is het systeem dat zij verklaren niet een verzinsel van speculatief denken, niet een mozaïek samengesteld uit metafysische hypothesen, maar een onthulling van de ware natuur van het bestaan zoals gekend door een bewustzijn dat de totaliteit van de dingen zowel in diepte als in het fijnste detail heeft doorgrond. Omdat het dit karakter heeft, acht de Theravada traditie de Abhidhamma de meest perfect mogelijke uiting van de Boeddha’s ongehinderde alwetende kennis (sabbaññuta-ñana). Het is zijn verklaring over hoe de dingen verschijnen aan het bewustzijn van een Volledig Verlichte, geordend in overeenkomst met de twee polen van zijn leer: lijden en het ophouden van lijden.
→ Lees hier een uitgebreid artikel over het Theravada boeddhisme
Het systeem van de Abhidhamma
Het systeem dat de Abhidhamma Pitaka verwoord is tegelijkertijd een filosofie, een psychologie, en een ethische leer, allen geïntegreerd in het kader van een programma tot bevrijding. De Abhidhamma kan als een filosofie worden omschreven omdat het een ontologie voorstelt, een perspectief op de ware natuur van de realiteit. Dit perspectief wordt de “dhamma theorie” (dhammavada) genoemd. In het kort stelt de dhamma theorie dat de ultieme realiteit uit een veelvoud van elementaire bestanddelen bestaat, die dhamma’s worden genoemd. De dhamma’s zijn geen noumena verstopt achter fenomenen, geen “dingen op zichzelf” in tegenstelling tot “enkel schijn,” maar de fundamentele bestanddelen van de actualiteit. De dhamma’s zijn globaal te verdelen in twee klassen: de ongeconditioneerde dhamma, welk alleen Nibbana is, en de geconditioneerde dhamma’s, de momentaire mentale en materiële fenomenen die het proces van ervaren vormen. De bekende wereld van substantiële objecten en blijvende personen is, volgens de dhamma theorie, een conceptueel construct, dat door het bewustzijn middels de onbewerkte data verkregen van de dhamma’s, wordt gevormd. De entiteiten van ons dagelijkse referentie kader bezitten niet meer dan een afgesproken realiteit, afgeleid van het fundamentele stratum van de dhamma’s. Het zijn de dhamma’s alleen, die ultieme realiteit bezitten: een vast bestaan “vanuit hun eigen kant” (sarupato) onafhankelijk van de conceptuele verwerking van de data door het bewustzijn.
de ware natuur
Een dergelijke opvatting van de ware natuur van de realiteit lijkt al impliciet in de Sutta Pitaka aanwezig te zijn, vooral in de Boeddha’s verhandelingen over de aggregaten, de zintuig basissen, elementen, afhankelijk ontstaan, etc., maar het blijft daar stilzwijgend in de achtergrond, als onderstroom van de meer pragmatisch geformuleerde leringen van de Sutta’s. Zelfs in de Abhidhamma Pitaka zelf wordt de dhamma theorie nog niet als expliciete filosofische leerstelling gepresenteerd; dit komt pas later, in de Commentaren. Niettemin, hoewel alleen maar impliciet, komt de theorie toch in beeld in zijn rol van het regulerende principe achter de evidentere taak van de Abhidhamma, het project van systematisering.
Dit project begint vanuit de veronderstelling dat er, om de wijsheid te verkrijgen die de dingen kent “zoals ze daadwerkelijk zijn”, een scherpe wig gedreven dient te worden tussen die typen entiteiten die ontologische ultimiteit bezitten, dat wil zeggen, de dhamma’s, en die typen entiteiten die alleen bestaan als conceptuele constructen maar verkeerd gegrepen worden als werkelijk in ultieme zin. Voortgaand vanuit dit onderscheid poneert de Abhidhamma een vast aantal dhamma’s als de bouwblokken van de actualiteit, de meesten afkomstig uit de Sutta’s. Er wordt dan verder gegaan met het definiëren van alle termen uit de leer, zoals gebruikt in de Sutta’s, op een manier die hun identiteit in overeenstemming met de ontologische ultiemen zoals erkend door het systeem, onthult. Op basis van deze definities worden de dhamma’s op grondige wijze in een net van vooraf bepaalde categorieën en modi van verwantschap geclassificeerd, die hun plek in het systeem benadrukken. En omdat het system wordt gezien als een getrouw beeld van de actualiteit, betekent dit dat de classificatie de plek van elke dhamma binnen de algehele structuur van de actualiteit nauwkeurig aanwijst.
De poging van de Abhidhamma om de ware natuur van de realiteit te begrijpen begint, in tegenstelling tot de klassieke wetenschap in het Westen, niet vanaf het standpunt van een neutrale waarnemer die naar buiten toe de externe wereld in kijkt. De primaire zorg van de Abhidhamma is de ware natuur van de ervaringswereld te begrijpen en zodoende is de realiteit waarop het zich richt de bewuste realiteit, de wereld zoals gegeven vanuit de ervaring, wat zowel kennis als het gekende in de breedste zin omvat. Om deze reden buigt de filosofische onderneming van de Abhidhamma zich om tot een fenomenologische psychologie. Om het begrijpen van de te ervaren realiteit te faciliteren, begint de Abhidhamma aan een uitvoerige analyse van het bewustzijn, zoals deze zich aanbiedt tijdens introspectieve meditatie. Het classificeert bewustzijn in een verscheidenheid van typen, specificeert de factoren en functies van elk type, correleert ze met hun objecten en fysiologische basissen, en toont hoe de verschillende typen van bewustzijn zich aan elkaar en aan materiële fenomenen koppelen, om zo het voortdurende proces van ervaring te vormen.
analyse van het bewustzijn
Deze analyse van het bewustzijn komt niet voort uit theoretische nieuwsgierigheid, maar uit het overheersend praktische doel van de Boeddha’s leer, het bereiken van bevrijding van lijden. Omdat de Buddha het lijden tot onze bedorven houdingen herlijdt – een mentale oriëntatie geworteld in hebberigheid, haat, en onwetendheid – neemt de Abhidhamma’s fenomenologische psychologie ook het karakter van een psychologische ethiek aan, waarbij het woord “ethiek” niet in de nauwe zin van een morele code, maar als complete gids tot nobel leven en mentale zuivering gezien moet worden. Dienovereenkomstig vinden we dat de Abhidhamma toestanden van het bewustzijn hoofdzakelijk onderscheidt op basis van ethische criteria: de heilzame en de onheilzame, de wonderschone factoren en de vervuilingen. De schematisering van het bewustzijn volgt een hiërarchisch plan dat overeenkomt met de successievelijke stadia van zuivering die de Boeddhistische volgeling bereikt door het beoefenen van de Boeddha’s weg. Dit plan traceert de verfijning van het bewustzijn door een reeks meditatieve absorpties, de fijn-materiele-sfeer en immateriële-sfeer jhana’s, en dan door de stadia van inzicht en de wijsheid van de bovenwereldse paden en vruchten. Ten slotte toont het dat het hele scala aan ethische ontwikkeling culmineert in de perfectie van zuivering welk wordt verkregen met het bewustzijn’s onherroepelijke emancipatie van alle vervuilingen.
Alle drie de dimensies van de Abhidhamma – de filosofische, de psychologische, en de ethische – ontlenen hun uiteindelijke rechtvaardiging vanuit de hoekstenen van de Boeddha’s leer, het programma van bevrijding aangekondigd door de Vier Nobele Waarheden. Het ontologische onderzoek van dhamma’s stamt van de Boeddha’s uitspraak dat de nobele waarheid van het lijden, geïdentificeerd met de wereld van geconditioneerde fenomenen als geheel, volledig begrepen dient te worden (pariññeyya). De prominentie van mentale verontreinigingen en vereisten voor verlichting in de schema’s van de categorieën, wijzend op het psychologische en ethische belang, verbinden de Abhidhamma met de tweede en vierde nobele waarheden, de oorzaak van het lijden en de weg die voert naar het einde ervan. En de gehele taxonomie van dhamma’s uitgewerkt door het systeem bereikt zijn vervolmaking in het “ongeconditioneerde element” (asankhata dhatu), Nibbana, de derde nobele waarheid, die van het einde van het lijden.
Inhoud
De Abhidhamma Piṭaka bestaat uit zeven boeken:
- Dhammasaṅganī
- Vibhaṅga
- Dhatatatha
- Puggalapaññatti
- Kathāvatthu
- Yamaka
- Woordenboek
Dhammasaṅganī
De Dhammasangani (Samenvatting van Dharma) is een ethische handleiding voor monniken. Het begint met een mātikā (vertaald als matrix) die classificaties van dhamma's opsomt (vertaald als verschijnselen, ideeën, toestanden, enz.). De mātikā begint met 22 drievoudige classificaties, zoals goed / slecht / niet geclassificeerd, en volgt daarna met 100 dubbele classificaties volgens de Abhidhamma- methode. Veel van deze classificaties zijn niet uitputtend, en sommige zijn zelfs niet exclusief. De mātikā eindigt met 42 tweevoudige classificaties volgens de suttamethode; deze 42 worden alleen in de Dhammasangani gebruikt, terwijl de andere 122 ook in sommige andere boeken worden gebruikt.
Het hoofdgedeelte van de Dhammasangani bestaat uit vier delen. Het eerste deel doorloopt talloze gemoedstoestanden, waarbij het wordt opgesomd en gedefinieerd door lijsten van synoniemen, factoren die in de staten aanwezig zijn. De tweede behandelt de materiële vorm, te beginnen met zijn eigen mātikā, te classificeren op basis van enen, tweeën, enzovoort, en daarna uit te leggen. De derde legt de mātikā van het boek uit in termen van de eerste twee delen, evenals de vierde, volgens een andere methode (en zonder de sutta-methode).
Vibhaṅga
De Vibhanga (Divisie of Classificatie) bestaat uit 18 hoofdstukken, die elk een ander onderwerp behandelen. Het eerste hoofdstuk behandelt bijvoorbeeld de vijf aggregaten. Een typisch hoofdstuk bestaat uit drie delen. Het eerste van deze delen legt het onderwerp uit volgens de suttamethode, vaak woord voor woord zoals in echte sutta's. De tweede is de Abhidhamma-uitleg, voornamelijk door lijsten met synoniemen zoals in de Dhammasangani. De derde gebruikt vragen en antwoorden, gebaseerd op de mātikā, zoals "Hoeveel aggregaten zijn goed?"
Dhātukathā
De Dhatukatha (bespreking van elementen) behandelt zowel de matika als verschillende onderwerpen, meestal uit de Vibhanga, en relateert ze aan de 5 aggregaten, 12 bases en 18 elementen. Het eerste hoofdstuk is vrij eenvoudig: "In hoeveel aggregaten enz. Zitten goede dhamma's enz.?" Het boek werkt geleidelijk aan tot meer gecompliceerde vragen: "Van hoeveel aggregaten enz. Zijn de dhamma's losgekoppeld van aandacht enz. Gedissocieerd?"
Puggalapaññatti
De Puggalapannatti (Persoonlijkheidsbenaming) begint met zijn eigen matika, die begint met enkele standaardlijsten, maar dan verder gaat met lijsten van personen die numeriek zijn gegroepeerd van enen tot tientallen. Dit laatste deel van de matika wordt vervolgens uitgelegd in het hoofdgedeelte van het werk. Het geeft een opsomming van menselijke kenmerken die men tegenkomt op de stadia van een boeddhistisch pad. De meeste lijsten met personen en veel van de verklaringen zijn ook te vinden in de Anguttara Nikaya .
Kathāvatthu
De Kathavatthu (punten van controverse) bestaat uit meer dan tweehonderd debatten over leerstellige vragen. De vragen zijn ketters van aard en worden zo beantwoord dat ze worden weerlegd. Het begint met de vraag of er al dan niet een ziel bestaat. [1] Het identificeert de deelnemers niet. Het commentaar zegt dat de debatten tussen de Theravada en andere scholen zijn, die het in elk geval identificeert. Deze identificaties komen grotendeels overeen met wat er uit andere bronnen bekend is over de leerstellingen van verschillende scholen. Het is het enige gedeelte dat wordt toegeschreven aan een specifieke auteur, Moggaliputta.
Yamaka
De Yamaka (paren) bestaat uit tien hoofdstukken, die elk een ander onderwerp behandelen; de eerste handelt bijvoorbeeld over wortels. Een typisch hoofdstuk (er zijn een aantal afwijkingen van dit patroon) bestaat uit drie delen.
- Het eerste deel behandelt identiteitsvragen: "Is goede wortelwortel?" "Maar is wortel een goede wortel?" De hele Yamaka bestaat uit zulke paren van omgekeerde vragen, met hun antwoorden. Vandaar de naam, wat paren betekent. * Het tweede deel behandelt het ontstaan: "Voor iemand voor wie de vormaggregatie ontstaat, ontstaat de gevoelaggregatie?"
- Het derde deel gaat over begrip: "Begrijpt iemand die de oogbasis begrijpt de oorbasis?" In wezen heeft het te maken met psychologische verschijnselen.
Paṭṭhāna
Patthan (activaties of Oorzaken) behandelt 24 condities in relatie tot de matika: "Goede dhamma is gerelateerd aan goede dhamma door wortelconditie", met details en aantallen antwoorden. Deze Patthana-tekst bevat veel theorie van oorzaak en gevolg, gedetailleerde uiteenzettingen, beperking en onbeperkt van hun richting afhankelijke natuur met ultieme.
Kritiek op de Abhidhamma
De Abhidhamma is het meest controversiële gedeelte van het Pali Canon. Kritiekpunten zijn onder andere:
- De Abhidhamma is niet van de Boeddha afkomstig, maar samengesteld door monniken na het overlijden van de Boeddha.
- De oorspronkelijke leer van de Boeddha is niet zo theoretisch en droog als de Abhidhamma.
- De Abhidhamma is onbegrijpelijk en maakt dat men de leer van de Boeddha te moeilijk gaat vinden.
- Veel splitsingen in de vroege boeddhistische scholen ontstonden door verschillende opvattingen over de Abhidhamma, niet over de inhoud van de oorspronkelijke toespraken van de Boeddha (de sutta-pitaka).
- De Abhidhamma is gebaseerd op de notie dat de cetasikas (mentale factoren) slechts voor een zeer minieme periode bestaan, waarna ze ten onder gaan en er een nieuwe of andere cetasika ontstaat (Zie dhammasangani). Deze notie vertegenwoordigt geen belangrijke originele leer van de Boeddha, en is waarschijnlijk een zeer specifieke (of kortzichtige) interpretatie van een van de vele uitspraken van de Boeddha. Het bestaan gedurende een zeer minieme periode is overigens niet hetzelfde als de notie dat alles onbestendig is (anicca), welke wel een belangrijke fundamentele lering van de Boeddha is.
- De Abhidhamma van het Theravada ontstond gedeeltelijk als reactie op het ontstaan van de Abhidhammas van de andere vroege boeddhistische scholen, en de proliferatie van nieuwe standpunten en geschriften in het hindoeïsme. Hierdoor ontstond er druk op de Theravada traditie om haar standpunt op de verschillende punten vast te stellen. De Abhidhamma komt daarom niet inherent voort uit de leer van de Boeddha, maar is ten minste gedeeltelijk te verklaren uit de maatschappelijke of sociale omstandigheden in antiek India.
punten van verdediging
De volgende punten van verdediging van de Abhidhamma worden vaak naar voren gebracht:
- Het wordt in de sutta's genoemd: "De bhikkhu die begiftigd is met vertrouwen verheugd zich zeer in de abhidhamma".
- Het is onderdeel van het Pali Canon en van de Theravada traditie.
- Het is een logisch gevolg van systematische gedetailleerde analyse van de leer van de Boeddha.
- Het is met name geschikt voor de verdere verdieping van inzicht voor diegenen die de gradaties van heiligheid (sotapanna, ekadagami, anagami, arahant) hebben bereikt. Wanneer het voor louter intellectuele spielerei wordt aangewend kan het evenwel tot disputen leiden.